Kamerstuk 36352-26

Uitvoering van het gewijzigd amendement van het lid Leijten ter vervanging van nr. 10 over het bieden van een persoonlijk gesprek en integrale behandeling voor ex-partners (Kamerstuk 36352-19)

Dossier: Wijziging van de Wet hersteloperatie toeslagen houdende aanvullende maatregelen voor kinderen, ex-partners van gedupeerde aanvragers kinderopvangtoeslag, nabestaanden van overleden gedupeerde aanvragers kinderopvangtoeslag en overleden kinderen (Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen)

Gepubliceerd: 12 juli 2023
Indiener(s): Aukje de Vries (staatssecretaris financiƫn) (VVD)
Onderwerpen: organisatie en beleid sociale zekerheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36352-26.html
ID: 36352-26
Origineel: 36352-10

Nr. 26 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 juli 2023

In de hersteloperatie Toeslagen komt het voor dat een aanvrager van kinderopvangtoeslag overlijdt voordat vastgesteld is dat diegene gedupeerd is of zelfs voordat diegene zich heeft kunnen melden als potentieel gedupeerde. Door het overlijden van de aanvrager hebben de nabestaanden nu geen recht op compensatie en ondersteuning en blijven zij achter met schulden en betalingsachterstanden. Dit is de reden dat in het Wetsvoorstel aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen (het wetsvoorstel) een regeling is opgenomen om vanaf het eerste kwartaal van 2024 bepaalde nabestaanden zelfstandig aanspraak te bieden op de herstelregelingen waarvoor de overleden aanvrager van kinderopvangtoeslag bij leven in aanmerking zou zijn gekomen. Daardoor kan bijvoorbeeld de weduwnaar geholpen worden van een aanvrager die enkele maanden na aanmelding bij UHT in 2021 overleed. Omdat het recht op herstel niet kan worden overgedragen, wacht hij inmiddels langer dan twee jaar op de compensatie en de afhandeling van betalingsachterstanden.

Veel nabestaanden van een overleden gedupeerde aanvrager van kinderopvangtoeslag wachten al geruime tijd op deze regeling. Onder andere vanwege de soms schrijnende situatie voor deze nabestaanden is getracht de regeling zo snel mogelijk vorm te geven en is aan de Tweede Kamer en aan uw Kamer gevraagd dit wetsvoorstel met spoed te behandelen. Met de regelingen in het wetsvoorstel krijgen nabestaanden een zelfstandige aanspraak op het forfaitaire bedrag van € 30.000, integrale beoordeling en brede ondersteuning door de gemeente. Daarnaast komt die nabestaande in aanmerking voor de kwijtschelding van bepaalde bestuursrechtelijke schulden en het overnemen of betalen van achterstanden op privaatrechtelijke schulden.

Tijdens de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel heeft de Tweede Kamer met het gewijzigd amendement van het lid Leijten (Kamerstuk 36 352, nr. 19) een regeling in het wetsvoorstel opgenomen die een ander proces voor nabestaanden mogelijk maakt. Het gewijzigd amendement introduceert een inhoudelijke uitbreiding van de regeling voor nabestaanden en voegt enkele procedures samen.

Met dit gewijzigd amendement is de mogelijkheid toegevoegd tot het doen van een aanvraag voor het vergoeden van de werkelijke schade van de overledene en de nabestaande. Het kabinet heeft voor indiening van het wetsvoorstel natuurlijk overwogen om de nabestaanden recht te geven op een dergelijke vergoeding van de aanvullende schade van de overledene. De daartoe opgestelde uitvoeringstoets door UHT en zienswijze van de Commissie werkelijke schade (CWS) concludeerden echter dat een dergelijke regeling op ernstige uitvoeringsproblemen zou stuiten. De uitvoeringstoets van UHT constateerde zeer grote complexiteit en oordeelde dat de regeling onuitvoerbaar is, mede omdat het onvermijdelijk is dat de wettelijke termijnen worden overschreden. Ook de CWS heeft in een zienswijze aangegeven grote praktische problemen te voorzien, onder meer omdat de nabestaanden veelal geen toegang hebben tot de gegevens van de overledene. Het is voor de nabestaande namelijk zeer complex om de werkelijke schade van de overledene te achterhalen en aannemelijk te maken. Het kabinet heeft er dan ook eerder voor gekozen een dergelijke regeling geen onderdeel te laten zijn van het wetsvoorstel.

Daarnaast wordt met dit gewijzigd amendement een ander en integraal proces ingericht om op verzoek van een nabestaande te komen tot compensatie en schadevergoeding. Tijdens het persoonlijke gesprek, of binnen een redelijke termijn, wordt UHT geacht een besluit te nemen over de compensatie voortkomend uit de integrale beoordeling, de schuldenregelingen en de werkelijke aanvullende schade. UHT moet voor degenen die voor deze route kiezen de integrale beoordeling en de werkelijke schade in één behandeling afhandelen en in overleg met SBN de coördinatie op de schuldenregelingen op zich nemen. Op deze handelwijze is UHT niet ingericht. Het zijn verschillende processen met eigen garanties voor rechtsbescherming en zorgvuldigheid. Bovendien vereist de integrale beoordeling een andere expertise van medewerkers, zoals het verzamelen van gegevens uit systemen van Toeslagen, dan een beoordeling van aanvullende schade die juist expertise op het gebied van schadevergoedingsrecht vergt. De genoemde processen zijn zeer omvangrijk en daarmee uitermate ingewikkeld om in één gesprek te betrekken en af te ronden. De verwachting is dat de uitvoering in Q1 2024 hierdoor niet realistisch meer is. Om deze redenen heeft het kabinet het gewijzigd amendement dan ook ontraden.

Er wordt gekeken hoe en op welke wijze het gewijzigd amendement uitvoerbaar is. Een extra uitvoeringstoets moet hier duidelijkheid over verschaffen. Deze toets neemt vanwege de hierboven geschetste complexiteit naar verwachting ten minste vier maanden in beslag. De verwachting is daarom dat niet alle elementen al in Q1 2024 geïmplementeerd kunnen worden. Aan de hand van de uitkomsten van de uitvoeringstoetsen zal bepaald worden op welk moment de regeling of onderdelen van de regeling in werking kunnen treden.

Omdat nabestaanden al geruime tijd wachten op herstel en de situatie in een aantal situaties zeer schrijnend is, heeft het kabinet steeds de wens uitgesproken om in het eerste kwartaal van 2024 te starten met de uitvoering van de regeling. Het is echter niet haalbaar om de regeling in zijn geheel vanaf dat moment uit te voeren. Een gefaseerde uitvoering zou wel mogelijk zijn, waarbij vanaf het eerste kwartaal van 2024 wordt gestart met het deel van de regeling voor nabestaanden dat dan uitvoerbaar is, zoals bijvoorbeeld het toekennen van het forfaitaire bedrag van € 30.000 en brede ondersteuning voor nabestaanden. Ook de kwijtschelding van bepaalde bestuursrechtelijke schulden en het overnemen of betalen van achterstanden op privaatrechtelijke schulden kan in het eerste kwartaal van 2024 starten. Op deze manier worden de nabestaanden die zich in schrijnende situaties bevinden, grote schulden hebben en ondersteuning nodig hebben, zo spoedig mogelijk geholpen. Afhankelijk van de uitkomsten van de uitvoeringstoets wordt zo snel mogelijk gestart met de uitvoering van de overige herstelregelingen voor nabestaanden en het alternatieve herstelproces.

Op grond van het voorliggende wetsvoorstel is een dergelijke gefaseerde inwerkingtreding niet mogelijk. Om het mogelijk te maken om met ingang van het eerste kwartaal van 2024 te starten met in ieder geval een deel van de regeling voor nabestaanden, bereidt het kabinet een aanvullende wetswijziging voor. Deze wijziging wordt naar verwachting opgenomen in het pakket Belastingplan 2024, zodat inwerkingtreding vanaf het eerste kwartaal van 2024 mogelijk is. Dit zorgt ervoor dat nabestaanden zo spoedig mogelijk geholpen kunnen worden.

De Staatssecretaris van Financiën, A. de Vries