Ontvangen ter Griffie op 10 april 2024.
De voordracht voor de vast te stellen algemene maatregel van bestuur is aan de Kamer overgelegd tot en met 19 mei 2024.
De voordracht voor de vast te stellen algemene maatregel van bestuur kan niet eerder worden gedaan dan op 20 mei 2024.
Bij deze termijn is rekening gehouden met de recesperiode van de Tweede Kamer
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 april 2024
Hierbij bied ik u aan, mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, het ontwerpbesluit houdende de aanwijzing van het Nationaal coördinatiepunt NLQF, de vaststelling van de kwalificatieniveaus van het NLQF alsmede de wijze waarop deze corresponderen met de kwalificatieniveaus van het EQF en het stellen van regels over de vaststelling van het NLQF-niveau van non-formele opleidingen en over het NLQF-register (Besluit NLQF). Voor de inhoud van het ontwerpbesluit verwijs ik u naar de ontwerpnota van toelichting.
De voorlegging geschiedt in het kader van de wettelijk voorgeschreven voorhangprocedure, bedoeld in artikel 1.4, zesde lid, van het voorstel van wet tot Vaststelling van regels voor het Nederlands kwalificatieraamwerk voor een leven lang leren (Wet NLQF) (Kamerstukken 36 341) en biedt uw Kamer, voor zover het betreft artikel 3 van het ontwerpbesluit, de mogelijkheid zich uit te spreken voordat het over het ontwerpbesluit aan de Afdeling advisering van de Raad van State zal worden voorgelegd.
Op grond van de aangehaalde bepaling geschiedt de voordracht aan de Koning ter verkrijging van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State over het ontwerpbesluit niet eerder dan vier weken nadat het ontwerpbesluit aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd. Indien meer dan een vierde deel van die termijn binnen het meireces van uw Kamer valt, wordt de termijn zodanig verlengd dat drie vierde deel daarvan buiten die recesperiode van uw Kamer valt.
Er wordt gestreefd naar inwerkingtreding van het besluit met ingang van 1 januari 2025.
Een gelijkluidende brief heb ik heden gezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, M.L.J. Paul