Vastgesteld 14 maart 2023
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, belast met het voorbereidend onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende door de regering worden beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave |
blz. |
|
1 |
Algemeen |
1 |
2 |
Huidige praktijk rondom de integrale aanpak van meervoudige problematiek |
7 |
3 |
Knelpunten bij het realiseren van een integrale aanpak |
9 |
4 |
Voorgestelde regeling met betrekking tot de gecoördineerde aanpak van meervoudige problematiek en de verwerking van persoonsgegevens |
10 |
5 |
OGGZ en meldpunten – aanleiding en uitgangspunten |
20 |
6 |
Verhouding tot hoger recht en nationale regelgeving |
23 |
7 |
Gegevensbescherming effectenbeoordeling (DPIA) |
23 |
8 |
Regeldruk en financiële gevolgen |
24 |
9 |
Toezicht |
26 |
10 |
Advies Autoriteit Persoonsgegevens |
26 |
11 |
Overige consultatiereacties |
27 |
12 |
Inwerkingtreding |
27 |
13 |
Artikelsgewijze toelichting |
27 |
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en enkele andere wetten met het oog op een integrale en gecoördineerde aanpak bij meervoudige problematiek en de daarvoor benodigde gegevensverwerking (Wet aanpak meervoudige problematiek sociaal domein) (hierna: Wams). Met het voorstel wil de regering voorzien in een expliciete grondslag voor gegevensverwerking die nodig is om tot een integrale aanpak te komen bij meervoudige problematiek in het sociaal domein. Ook stelt het wetsvoorstel bepalingen voor die regelen hoe een gecoördineerde aanpak van deze meervoudige problematiek moet worden vormgegeven. Hoewel genoemde leden het doel begrijpen, hebben zij vragen bij de nadere uitwerking in het wetsvoorstel.
De leden van de VVD-fractie lezen dat een aanpak van integrale ondersteuning nog lang niet overal is gerealiseerd. Hiervoor wijst de regering op meerdere oorzaken, waarbij de knelpunten in de gegevensuitwisseling een terugkerend knelpunt is. In hoeverre zullen de hier voorgestelde wijzigingen wel of niet doorslaggevend zijn in het wegenemen van belemmeringen om te komen tot een aanpak van integrale ondersteuning?
De leden van de VVD-fractie lezen dat wetsvoorstel niets regelt ten aanzien van vroegsignalering. In de recente discussies en debatten in de Tweede Kamer is vroegsignalering bij meervoudige financiële- en schuldenproblematiek als uitermate belangrijk benoemd. Is de regering voornemens hiervoor op korte termijn nog aanvullende voorstellen te doen?
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Zij ondersteunen de nut en noodzaak van wat deze wet beoogt. Een integrale en gecoördineerde aanpak bij multiproblematiek is nodig, zo blijkt ook uit de overwegend positieve reacties uit de internetconsultatie. De leden van de D66-fractie hebben desondanks nog enkele vragen met betrekking tot het voorstel. De Afdeling advisering van de Raad van State (hierna: Afdeling) gaf een expliciet advies om het wetsvoorstel te beperken tot de voor de gegevensverwerking noodzakelijk geachte grondslagen (en de uitwerking daarvan). De overige onderdelen zouden apart geregeld moeten worden. Aan dit advies is door de regering geen gehoor gegeven. Door deze bundeling van voorstellen (met bijvoorbeeld de toevoeging het onderdeel om de openbare geestelijke gezondheidszorg (oggz) onder te brengen bij de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015 en gemeenten belast met het oprichten van meldpunten) binnen het wetsvoorstel verliest het voorstel wat de leden van de D66-fractie aan leesbaarheid. De leden van de D66-fractie vragen de regering om nogmaals te onderbouwen wat het noodzakelijk maakt dat deze verschillende onderdelen (gecoördineerde aanpak bij meervoudige problematiek in sociaal domein én de oggz terug te brengen binnen de Wmo 2015) in één wetsvoorstel worden gevat. Waarom wordt dit niet apart behandeld, in nauwe afstemming met het werkveld?
Belangrijke elementen van dit wetsvoorstel worden overgelaten aan een nadere algemene maatregel van bestuur (AMvB), zoals welke instanties als «partij» kunnen worden aangewezen vanuit aanpalende domeinen en welke taken zij krijgen. Deze AMvB is nog niet gereed. In het huidige wetsvoorstel worden de aanpalende domeinen slechts in abstracte termen beschreven. De leden van de D66-fractie vragen de regering om een conceptversie van deze AMvB voorafgaand aan de wetsbehandeling met de Kamer te delen.
Gezien de impact van dit wetsvoorstel vragen de leden van de D66-fractie de regering waarom in het huidige voorstel een uitvoeringstoets (waarin de impact op cliënten, zorgaanbieders en hulpverleners voorafgaand aan inwerkingtreding wordt onderzocht) én een invoeringstoets (een evaluatie één jaar na de invoering) ontbreekt. Deze leden zijn ervan overtuigd dat dergelijke instrumenten noodzakelijk zijn voor een goede afweging.
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het onderhavig wetsvoorstel en hebben daarover nog de nodige vragen en opmerkingen.
Met dit wetsvoorstel wordt het begrip oggz teruggebracht in de Wmo 2025. Waarom is dit begrip eerder uit het wetsvoorstel verwijderd?
De regering geeft aan dat dit wetsvoorstel voor een heel kleine doelgroep (4 procent) noodzakelijk is. Hoe groot acht de regering het deel van deze doelgroep dat geen toestemming zal verlenen voor het delen van hun privacygegevens in het kader van dit wetsvoorstel? Genoemde leden ontvangen in dit kader graag een concreet antwoord van de regering. Hoe gaat de regering voorkomen dat ook gegevens van mensen buiten deze doelgroep gedeeld gaan worden? Hoe worden burgers in een kwetsbare positie beschermd tegen onnodige uitwisseling van hun persoonlijke gegevens zonder hun toestemming?
Het wetsvoorstel heeft als doel burgers die zelf in beeld komen bij het college van burgemeester en wethouders (B&W) met een hulpvraag, of al in beeld zijn omdat er al een hulpverleningstraject of interventie loopt, maatwerk te kunnen bieden door samenhangende ondersteuning. Van burgers die bijvoorbeeld in beeld komen door een melding door derden bij het meldpunt, kan met deze wet zonder hun toestemming gegevens uitgewisseld worden. Gaat de regering hiermee niet voorbij aan het doel van deze wet enkel burgers met een hulpvraag maatwerk te bieden? Is enkel een melding van derden niet veel te kwetsbaar? Wat als die derde partij iemand wil pesten of anderszins dwarszitten? Waarom wil de regering dat dit kan zonder tussenkomst van een rechter die waarheidsvinding kan doen? Maakt de regering van mensen met een geestelijke aandoening zo geen tweederangsburgers? Hoe verhoudt dit zich tot het gegeven dat voor eventuele voorzieningen die in het kader van de integrale aanpak worden verstrekt, het noodzakelijk is dat de cliënt deze zelf aanvaardt? Wat is de slagingskans van een integrale aanpak als de persoon die het betreft geen hulpvraag heeft of geen hulp accepteert?
Dit wetsvoorstel zal niet alle knelpunten oplossen. Welke knelpunten zullen ook na invoering van dit wetsvoorstel blijven bestaan, zo vragen de leden van de PVV-fractie de regering.
Met het vastleggen van bepaalde (rand)voorwaarden voor de gecoördineerde aanpak, inclusief de benodigde gegevensverwerking, beoogt de regering te voorzien in waarborgen die passen bij de ingrijpende gegevensverwerkingen die het gevolg van dit wetsvoorstel kunnen zijn. Welke randvoorwaarden betreffen dit? Welke waarborgen zijn er voor inwoners, met en zonder hulpvraag, tegen een mogelijk te ruime gegevensverwerking?
Belangrijke elementen van het voorstel worden bij AMvB aangewezen, zoals welke instanties als «partij», als bedoeld in de voorgestelde wijziging van artikel 1.1.1. van de Wmo 2015. Kan de regering met de nota naar aanleiding van het verslag tevens een concept van deze AMvB naar de Kamer sturen? Zo nee, waarom niet? Waarom worden de partijen die betrokken kunnen worden bij de gecoördineerde aanpak in een AMvB opgenomen?
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Zij zien enerzijds dat dit wetvoorstel in het verlengde ligt van de uitgangspunten van de Wet op de jeugdhulp. Met deze wet werd immers beoogd dat er een gezin, een plan en een regisseur zou komen. Deze leden begrijpen het voorstel zo, dat de regering van mening is dat dit tot nog toe niet goed gelukt is. Klopt dit? Is het niet zo dat wat deze wet wil regelen wat betreft samen werken en integraal werken eigenlijk al kan? De huidige Wmo 2015 biedt die ruimte toch al?
Anderzijds grijpt dit wetvoorstel in op de gemeentelijke beleidsvrijheid. Genoemde leden lezen het wetsvoorstel zo dat de regering bij de aanpak van meervoudige problematiek een gecoördineerde aanpak belangrijker vindt dan gemeentelijk beleidsvrijheid. Zien deze leden dit goed? Kan de regering hierop reflecteren?
De leden van de CDA-fractie zijn hier specifiek in geïnteresseerd, omdat dit wetsvoorstel veel verder gaat dan het onderling (organisaties/gemeenten) kunnen verstrekken van gegevens. Dat stelt ook de Afdeling. Daaruit leiden deze leden af dat de regering «verder ingrijpen» voor de aanpak van multiproblematiek noodzakelijk vindt.
Daarnaast vragen genoemde leden het volgende aan de regering. Dit wetsvoorstel zal de administratieve lastendruk voor zowel gemeenten als zorgaanbieders vergroten. Dit kan gezien de aanwezigheid van een meervoudige problematiek noodzakelijk en proportioneel zijn. Kan de regering aangeven hoe zij dit weegt? Kan de regering toelichten hoe zij het regelen van een aanpak van onderzoek, casusoverleg en een gecoördineerde aanpak noodzakelijk vindt, zeker in relatie tot het probleem van arbeidskrapte in de zorg en de alsmaar toenemende administratieve lastendruk?
De regering gaat er in dit wetsvoorstel vanuit dat de groep meervoudige problematiek een zeer kleine doelgroep betreft. Kan de regering aangeven hoe groot zij de groep verwacht die onder de reikwijdte van dit wetsvoorstel gaat vallen? Mensen met een lichamelijke beperking ervaren problemen op verschillende sociale domeinen. Is er dan sprake van een meervoudige problematiek? De leden van de CDA-fractie denken dat dit niet zo is. Deelt de regering dit standpunt?
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij hebben daarover nog een aantal vragen en opmerkingen.
De leden van de SP-fractie lezen dat de Afdeling heeft geadviseerd om «het voorstel te beperken tot voor de gegevensverwerking noodzakelijke grondslagen en de overige onderdelen te schrappen». De regering heeft dit advies echter niet overgenomen. Kan de regering uiteenzetten waarom zij dit advies van de Afdeling naast zich neerlegt en toch in de wet vastlegt hoe de gecoördineerde aanpak dient te worden vormgegeven?
De leden van de SP-fractie vragen de regering welke risico’s er zijn verbonden aan het delen van gegevens van cliënten met meer partijen. Hoe worden de privacy van de cliënt en de veiligheid van diens gegevens bijvoorbeeld gewaarborgd?
De leden van de SP-fractie vragen de regering waarom zij ervoor kiest om in dit wetsvoorstel een grondslag te regelen voor zowel ondersteuning aan cliënten met meervoudige problematiek op verzoek van de cliënt, als voor ondersteuning in situaties waarbij dit niet op verzoek van de cliënt gebeurt. Waarom is er niet voor gekozen hiervoor twee verschillende wettelijke grondslagen te creëren?
De leden van de SP-fractie constateren dat het wetsvoorstel niet voorziet in de mogelijkheid om de persoonsgegevens uit het onderzoek of de coördinatie aan een andere gemeente over te dragen. Waarom is hier niet voor gekozen en wat gebeurt er als een cliënt verhuist naar een andere gemeente?
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel Wams. Zij zien zeker de noodzaak van het mogelijk maken van een domeinoverstijgende gegevensverwerking in het sociaal domein; een expliciete grondslag en waarborgen voor gegevensverwerking zijn daarvoor noodzakelijk. Zij vragen de regering wanneer duidelijk werd dat deze wetgeving noodzakelijk is en welke signalen daarop wezen. Deze leden vragen de regering tevens waarom deze regelgeving nu wordt voorgelegd. Zijn de problemen in gegevensuitwisseling recent toegenomen? De leden van de PvdA-fractie vragen de regering wat op dit moment de wettelijke basis is voor het overdragen van gegevens tussen gemeenten bij een zogenaamde warme overdracht van een persoon of gezin met een meervoudige hulpvraag en wat dit wetsvoorstel daarin precies verandert. In hoeverre zijn gemeenten op dit moment verplicht voor een warme overdracht te zorgen en te voorkomen dat iemand in een nieuwe gemeente weer opnieuw het hele traject van de beoordeling van de zorg/hulpvraag moet doorlopen?
Integrale ondersteuning via één gezin-één plan-één regisseur lag ten grondslag aan de decentralisaties in 2015. De leden van de PvdA-fractie zien dat dit in de praktijk onvoldoende tot stand is gekomen. Deze leden vragen hoe groot de groep mensen is die meervoudige problematiek hebben. Zij nemen aan dat een nieuwe en meer precieze schatting voorhanden is sinds de schatting die is gebaseerd op gegevens uit 2017. Zij vragen de regering hoe deze mensen zijn verdeeld over de verschillende gemeenten. Zij vragen de regering ook of de financiële en capacitaire belasting voor de verschillende gemeenten nader kan worden toegelicht.
De leden van de PvdA-fractie lezen dat uit onderzoek uit 2018 blijkt dat niet meer dan anderhalf op de tien gemeenten een integraal budget voor het sociaal domein op de gemeentebegroting had. Hoe ligt dat nu, in 2023? Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) gaf aan dat integraal werken niet goed van de grond komt en verwees naar de verschillen tussen de uitgangspunten, doelstellingen en regels van wettelijke kaders en de belemmeringen voor de informatie-uitwisseling. In de memorie van toelichting wordt aangegeven dat dit wetsvoorstel niet alle knelpunten zal oplossen, maar dat de regering verwacht dat met dit wetsvoorstel een substantiële bijdrage wordt geleverd aan de verdere ontwikkeling van integraal werken. De leden van de PvdA-fractie vragen de regering waarop deze verwachting is gebaseerd. Zij vragen of kan worden aangegeven welke knelpunten wel en welke niet met dit wetsvoorstel worden opgelost in de dagelijkse praktijk.
De leden van de PvdA-fractie kunnen zich vinden in het weer opnemen van oggz in de Wmo 2015. Kan een overzicht gegeven worden van gemeentes die op dit moment een speciaal meldpunt oggz of meldpunt niet-acute zorg hebben en van de bestaande regionale meldpunten.
De leden van de PvdA-fractie vragen de regering waarom een regeling voor vroegsignalering niet ook is opgenomen in dit wetsvoorstel. Gemeenten zouden toch bij uitstek in staat moeten zijn gezinnen met meervoudige problematiek in een heel vroeg stadium op het spoor te komen, zodat erger kan worden voorkomen? Hoe zou dit alsnog in dit wetsvoorstel kunnen worden vormgegeven?
De leden van de PvdA-fractie vragen de regering wat het in de praktijk zal betekenen dat het college geen doorzettingsmacht heeft, maar dat de coördinerende taak alleen ziet op afstemming en samenhang bij planning en uitvoering van taken. In hoeverre zou dit in de praktijk tot problemen kunnen leiden en over welke problemen gaat het dan?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben onderhavig wetsvoorstel met interesse gelezen. Deze leden onderschrijven het doel van de wet om tot een meer gecoördineerde en integrale aanpak te komen van meervoudige problematiek in het sociaal domein. Wel hebben zij nog wat vragen over de wet.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen op verschillende plekken in het wetsvoorstel dat het aantal personen met meervoudige problematiek relatief klein is: het gaat om 1–4 procent van de huishoudens. Kan de regering dit beeld iets meer inkleuren? Wat voor situaties spelen bij deze huishoudens? Over welke meervoudige problematiek spreken we vooral bij deze 1–4 procent huishoudens? Is de zwaarte en inhoud van deze problematiek veranderd sinds de decentralisaties van 2015?
Genoemde leden vragen de regering ook hoe ten tijde van de invoering van de decentralisaties in 2015 over deze aanpak meervoudige problematiek sociaal domein werd gedacht. Werden de verschillen in doelen en uitgangspunten van de verschillende wetten, knelpunten in gegevensuitwisseling en financiële schotten in begrotingen tussen de verschillende domeinen niet van tevoren gezien als mogelijke problemen voor een integrale aanpak van meervoudige problematiek? Zo ja, is daar destijds voldoende aandacht en tijd aan gegeven?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat dit wetsvoorstel niet alle knelpunten zal oplossen, maar specifiek knelpunten in de privacywetgeving zal aanpakken. Op welke manier wil de regering de andere knelpunten aanpakken, zoals hierboven beschreven (verschillende doelen en uitgangspunten van de wetten in het sociaal domein, financiële schotten in begrotingen tussen de verschillende voorzieningen of de benodigde samenwerking met derden)?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn benieuwd waarom er destijds gekozen is om oggz-zorg niet meer expliciet in de Wmo 2015 te benoemen? Zeker nu dit weer gerepareerd wordt via deze wet, doet de vraag zich op waarom er destijds voor gekozen is en of dat zorgvuldig is gedaan.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de regering constateert dat de decentralisaties in het sociaal domein nog niet alles hebben gebracht wat ervan werd gehoopt. Genoemde leden vinden dat een understatement. De regering schrijft dat de aanname dat door de verantwoordelijkheid voor zorg en ondersteuning over te dragen aan gemeenten de integrale ondersteuning goedkoper, minder complex, toegankelijker en daarmee beter zou worden, deels te optimistisch is gebleken. Ook de gewenste integrale dienstverlening komt nog onvoldoende van de grond, met name aan kwetsbare burgers. Deze leden onderschrijven deze conclusies van de regering en zijn benieuwd hoe de regering zelf terugkijkt op de invoering van de decentralisaties in 2015? Is zij het met hen eens dat het bijvoorbeeld een slecht idee was om deze decentralisaties in te voeren met een bezuiniging? In hoeverre is onderdeel van het probleem dat het sociaal domein landelijk ook onder verschillende ministeries is ondergebracht, met eigen budgetten en ambtenaren? Zou meer integraal werken ook niet landelijk moeten worden nagestreefd, in plaats van dit probleem enkel op gemeentelijk niveau neer te leggen? Zij ontvangen graag een reflectie van de regering hierop.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de regering ernaar streeft om de dienstverlening aan kwetsbare inwoners te verbeteren. Is de regering het met de genoemde leden eens dat cliëntondersteuning een belangrijke rol speelt bij de toegang tot zorg en ondersteuning voor kwetsbare burgers en een coördinerende rol vervult voor het zorgdragen voor afstemming en samenhang bij de planning en uitvoeren van taken? Is de regering bereid om te onderzoeken of 1 loket voor cliëntondersteuning voor zowel de Wmo 2015 als de Wet langdurige zorg (Wlz) mogelijk is, zodat de cliënt geen last heeft van de schotten in de wetgeving en domeinoverstijgend geholpen wordt in de zoektocht naar de juiste hulp? Zo ja, op welke termijn kan zo’n onderzoek plaatsvinden? Zo nee, hoe wil de regering dan domeinoverstijgend werken voor cliëntondersteuning mogelijk maken?
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij onderschrijven het doel van de regering om een wettelijk kader te bieden met een expliciete grondslag en waarborgen voor de gegevensverwerking die nodig zijn om tot een gecoördineerde aanpak en samenwerking te komen bij meervoudige problematiek in het sociaal domein. Deze leden weten van de problemen in het werkveld die het ontbreken van een juridisch kader met zich meebrengt. Zij hopen dat deze wetswijziging de problemen in het werkveld wegnemen, maar hebben daar nog enkele vragen over.
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Hoewel zij begrip hebben voor de wens van de regering om knelpunten op het gebied van privacywetgeving weg te nemen, hebben zij nog de nodige vragen en opmerkingen bij het voorstel, mede gelet op de kritische beoordeling van de Afdeling. De leden van de SGP-fractie vragen zich vooral af of met dit voorstel recht wordt gedaan aan de decentralisatie van het sociaal domein en of het wetsvoorstel niet te ruim is vormgegeven, waardoor onvoldoende waarborgen zijn ingebouwd om de persoonlijke levenssfeer te beschermen.
De leden van de SGP-fractie lezen dat gemeenten op wetsniveau «concrete handvatten» krijgt voor het inrichten van een zorgvuldige procedure. Klopt het dat deze handvatten in feite verplichtingen zijn?
De leden van de SGP-fractie lezen dat het wetsvoorstel géén regeling voor vroegsignalering treft. Hoe verhoudt zich dit tot het wettelijk verankeren van het meldpunt?
Het lid van de BBB-fractie ondersteunt de doelstelling van deze voorgenomen wetswijziging. Het leveren van maatwerk door gemeenten vraagt soms om een integrale aanpak waarbij het noodzakelijk is dat gegevens worden uitgewisseld. Als het gaat om het uitwisselen van persoonsgegevens, zeker daar waar het gaat over gezondheidsgegevens, is zorgvuldigheid van het grootste belang. Voorkomen moet worden dat gegevens in verkeerde handen kunnen vallen. Voorwaardelijk voor een wetswijziging als deze is dan ook dat er een duidelijke afbakening is van wie toegang tot gegevens krijgen, op welke manier (veilig en geborgd) en voor welk doel.
Het lid van de BBB-fractie vindt een aanpassing van de wet belangrijk nu gemeenten belemmeringen ervaren in het realiseren van een gecoördineerde aanpak en het leveren van maatwerk aan burgers bij wie meervoudige problematiek speelt. De uitwisseling van gegevens moet daarbij altijd het doel hebben om de burger te helpen. De uitwisseling van gegevens moet daarvoor noodzakelijk zijn. Het uitgangspunt daarbij moet zijn: zorg dragen voor maatschappelijke ondersteuning gericht op de participatie en zelfredzaamheid van inwoners.
Het lid van de BBB-fractie denkt echter dat een onderscheid gemaakt moet worden tussen een hulpvraag van een burger en situaties waarin degene waar het om gaat niet vraagt om hulp. Dit wordt hieronder verder toegelicht.
De leden van de VVD-fractie lezen dat om de gegevensuitwisseling ten behoeve van de samenwerking in het Zorg- en Veiligheidshuis van een expliciete wettelijke basis te voorzien het Wetsvoorstel gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden (Wgs) voorligt in de Eerste Kamer. Dit wetsvoorstel is reeds in 2020 door de Tweede Kamer aangenomen en is nog niet behandeld door de Eerste Kamer. Kan de regering toelichten wat er op dit moment niet kan nu de Wgs vooralsnog niet aangenomen is en welke consequenties dit heeft?
Gemeenten organiseren de toegang tot zorg en ondersteuning veelal in de vorm van sociale (wijk)teams. Uit onderzoek van Movisie (2020) blijkt dat 83 procent van de gemeenten met dergelijke teams werkt. Kan de regering toelichten waarom dit getal niet 100 procent is. Zijn er ergens «blinde vlekken» als het gaat om toegang tot zorg en ondersteuning in gemeenten? Weten inwoners deze teams te vinden?
De leden van de D66-fractie constateren op basis van de geschetste huidige praktijk dat er inderdaad veel nut en noodzaak kan zijn voor een goede integrale aanpak van meervoudige problematiek. Zij wijzen daarentegen ook op de grote diversiteit die er bestaat in de mensen die te maken krijgen met deze wet. Kan de regering ingaan op de afwegingen die gemaakt zijn om de balans te zoeken tussen one-size-fits-all-regelgeving en maatwerk en welke andere keuzes daarin gemaakt hadden kunnen worden?
De leden van de D66-fractie vragen de regering daarnaast hoe het uitgangspunt dat deze wet geen kader biedt voor gedwongen hulpverlening zich verhoudt tot de jeugdbeschermingsketen die ook onderdeel kan vormen van de aanpak van meervoudige problematiek in een gezin. Biedt deze wet dan toch geen kader voor gedwongen hulpverlening, indien gedeelde informatie op basis van deze wet gebruikt wordt in het kader van opgelegde kinderbeschermingsmaatregelen zoals ondertoezichtstelling of uithuisplaatsing? Hoe wordt voorkomen dat ouders of kinderen gegevens delen bij hulpverleners uit angst dat deze informatie wordt gebruikt bij onderzoek ten behoeve van kinderbeschermingsmaatregelen?
De leden van de D66-fractie merken op dat de werkwijze binnen de jeugdbescherming in delen van het land met proeftuinen reeds anders wordt vormgegeven om te werken aan een beter stelsel. Kan de regering aangeven welke proeftuinen overeenkomen met het geschetste beeld in de memorie van toelichting? In hoeverre is het wetsvoorstel gebaseerd op en toepasbaar voor de werking van het jeugdbeschermingsstelsel op basis van het toekomstscenario? En in hoeverre is het gebaseerd op en toepasbaar voor de huidige praktijk?
De leden van de D66-fractie merken daarnaast op dat de memorie van toelichting stelt dat te allen tijde voor ouders en kinderen duidelijk moet zijn of hulp in het vrijwillige kader of in het gedwongen kader wordt ingezet. Vindt de regering dat aan dit uitgangspunt wordt voldaan op dit moment en zo ja, op welke gronden? Indien niet aan dit uitgangspunt wordt voldaan, welke invloed zou dat volgens de regering moeten hebben op de afwegingen die gemaakt zijn ten behoeve van dit wetsvoorstel?
De leden van de PVV-fractie zijn geen voorstander van dwang en drang om noodzakelijke begeleiding en zorg- en hulpverlening te realiseren of te ondersteunen. Deze leden vinden rechtsbescherming een belangrijk punt van aandacht, vooral in het vrijwillige kader. Hoe wordt voorkomen dat op basis van dit wetsvoorstel juist meer dwang en drang maatregelen ingezet gaan worden op mensen zonder veroordeling of rechterlijke machtiging? Is de regering bereid om de juridische kaders voor een vrijwillige gecoördineerde aanpak van meervoudige problematiek en bemoeizorg apart van elkaar te regelen, in nauw overleg met het veld? En wat voegt deze wet toe in relatie tot de Wgs?
De leden van de PVV-fractie delen de bevinding dat het adagium één gezin, één plan, één regisseur die ten grondslag lag aan de decentralisaties van 2015 in de praktijk niet van de grond is gekomen. Na zeven jaar is de zorg niet beter, niet goedkoper en niet dichterbij de burger. Deze leden vragen zich af of er wel al sprake is van een goede implementatie van de wetten in de eigen uitvoeringsorganisatie van gemeenten na de decentralisatie in 2015 en ontvangen graag een reactie van de regering. Veel gemeenten kampen met financiële problemen bij de uitvoering van deze wetten. Gemeenten zullen na invoering van dit wetsvoorstel een coördinerende rol vervullen, als spin in het web. Hebben gemeenten genoeg (financiële) ruimte om deze wet uit te voeren?
Niet elke gemeente werkt met sociale wijkteams. Is het de bedoeling dat elke gemeente met de uitvoering van dit wetsvoorstel met sociale (wijk)teams gaat werken? Waarom heeft nog niet elke gemeente een sociaal (wijk)team?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen in deze paragraaf hoe de sociale wijkteams tot nu toe functioneren. Genoemde leden vragen de regering hoe deze sociale wijkteams en dit wetsvoorstel zich gaan verhouden tot de afspraken uit het Integraal Zorgakkoord (IZA)? Ook in het IZA wordt namelijk gesproken van domeinoverstijgende samenwerking in het sociaal domein, door bijvoorbeeld het opzetten van mentale gezondheidscentra in gemeenten. Kan de regering de verhouding en samenhang van dit wetsvoorstel tot het IZA uitleggen en de specifiek de plek van mentale gezondheidscentra?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen in de paragraaf over de Jeugdbeschermingstafel (JBT) dat gesproken wordt over het eventueel inzetten van preventieve (vrijwillige) jeugdbescherming. Er is veel kritiek over dit «drang» kader, met name als het gaat om «vrijwillige uithuisplaatsingen». Kan de regering verduidelijken wat bedoeld wordt in deze paragraaf onder vrijwillige jeugdbescherming en de kanttekeningen en risico’s hieromtrent meenemen, met name rondom de rechtsbescherming van jongeren en ouders op dit vlak?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering of het wetsvoorstel slechts gericht is op mensen met een bepaalde mate van complexiteit van de meervoudige problematiek, of dat alle vormen van meervoudige problematiek, ook de weinig complexe, in aanmerking komen voor het verwerken van gegevens tussen domeinen.
De leden van de SGP-fractie maken uit de memorie van toelichting op dat dit wetsvoorstel zich richt op de 4 procent van de inwoners van gemeenten die kortere of langere tijd ondersteuning nodig heeft. Zij kampen met verschillende problemen tegelijk die vaker chronisch en met elkaar verweven zijn, en die soms intergenerationeel worden overgedragen. Welke waarborgen biedt dit wetsvoorstel dat het instrumentarium van deze wet óók gaat worden ingezet voor de veel grotere groep burgers die gebruik maakt van voorzieningen in het sociaal domein? Hoe is meervoudige problematiek afgebakend?
De regering geeft aan dat vanwege de decentralisatie de wijze waarop gemeenten het sociaal domein vormgeven verschilt. Daarmee varieert ook de integrale aanpak van meervoudige problematiek in de praktijk. Doorkruist dit wetsvoorstel met een voorgestelde verplichtende regeling voor meervoudige problematiek niet het decentrale karakter van het sociaal domein, zo vragen de leden van de SGP-fractie de regering. In hoeverre is verschil tussen gemeenten problematisch?
De leden van de D66-fractie beamen dat er veel potentieel schuilt in een integrale aanpak bij meervoudige problematiek. Echter, het ontbreekt in dit wetsvoorstel aan enige begrenzing. Beslaat dit wetsvoorstel over alles binnen het sociaal domein en al het aangrenzende (zoals woonoverlast, schuldenaanpak, et cetera)? En hoe verhoudt dit wetsvoorstel met bestaand beleid binnen de aanpalende domeinen (zoals de brede schuldenaanpak)? Wordt bij iedere aanpassing in bestaand beleid ook op doelmatigheid en proportionaliteit getoetst?
De leden van de PVV-fractie lezen dat een aantal gemeenten thans onvoldoende mogelijkheden ziet om, waar nodig, een gecoördineerde aanpak van meervoudige problematiek tot stand te brengen. Waarom hebben sommige gemeente blijkbaar wel voldoende mogelijkheden om een gecoördineerde aanpak van meervoudige problematiek tot stand te brengen? Welke gemeenten ondervinden geen problemen?
Wordt het gebruik van vormen van data-analyse met dit wetsvoorstel mogelijk gemaakt? Kan de regering deze vraag beantwoorden met «ja» of «nee»?
De leden van de VVD-fractie merken op dat er sprake is van een zeer gedetailleerde beschrijving van definities, taken en proces. Ze vragen de regering in hoeverre er nog ruimte is voor de eigenstandige professionele afweging van de betreffende onderzoeker en/of hulpverlener om af te wijken van deze kaders.
In de memorie van toelichting wordt onder gezinslid niet alleen personen verstaan met wie de cliënt in een gezamenlijke huishouding leeft, maar ook bepaalde elders verblijvende familieleden of echtgenoten. Op grond van de definitie van cliënt wordt een gezinslid beschouwd als cliënt indien deze ermee instemt dat het onderzoek ook op hemzelf betrekking heeft. Betreft dit ook minderjarige gezinsleden?
De memorie van toelichting beschrijft uitgebreid de voorgestelde taken voor het college voor de gecoördineerde aanpak. De leden van de VVD-fractie lezen dat het college binnen zes weken na indiening van een hulpvraag van een cliënt onder andere onderzoekt welke problemen er spelen, of er al sprake is van lopende dienstverlening en of de problemen zodanig met elkaar samenhangen dat een gecoördineerde aanpak wenselijk is. Genoemde leden vragen de regering of de colleges van B&W dit tijdspad waar kunnen maken? Wat zijn de consequenties indien een onderzoek langer dan zes weken duurt?
Tevens wordt in de memorie van toelichting beschreven hoe tijdens het verzoek van de cliënt of een onderzoek blijkt dat er (mogelijk) sprake is van meervoudige problematiek. Een medewerker van de gemeente mag de cliënt die met een hulpvraag komt onder andere vragen of ondersteuning op andere terreinen gewenst is. Deze medewerker mag ook op basis van eigen waarnemingen vaststellen dat er mogelijk sprake is van meervoudige problematiek. De leden van de VVD-fractie vragen de regering hoe dit in de praktijk uit zal werken. Welke medewerkers van de gemeente zullen de intakes verrichten en worden er handleidingen, trainingen of richtlijnen samengesteld om de intake op een juiste manier uit te voeren?
De leden van de VVD-fractie merken het volgende citaat op: «als er verschil van inzicht is tussen betrokkene(n) en het college over de reikwijdte van het onderzoek, dan mag het college vanzelfsprekend aangeven wat de consequenties kunnen zijn van een beperkte reikwijdte.» Wat wordt hier bedoeld met «consequenties»?
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de uitgebreide uiteenzetting van de regering op de procedure indien een verzoek tot een gecoördineerde aanpak wordt gedaan door een professional zonder dat er sprake is van een hulpvraag van een cliënt. Genoemde leden lezen dat een professional onder bepaalde (ernstige) omstandigheden een gemotiveerd verzoek kan doen bij het college voor het instellen van een onderzoek wegens «ernstige problematiek», zo nodig zonder dat de persoon over wie het gaat instemt met dit onderzoek. Genoemde leden vragen de regering of hierbij ook «meervoudigheid» een criterium voor de problematiek is. Kan de zinsnede «zo nodig zonder dat de persoon over wie het gaat instemt met dit onderzoek» nader uitgelegd worden, waarbij ook ingegaan wordt op het advies van de Afdeling op dit punt?
De betrokken professional die het verzoek doet moet bij indiening elementen a en b uit de memorie van toelichting aannemelijk maken of onderbouwen, waarbij met betrekking tot bijkomende omstandigheden (sub 1 en 2) ten minste één van beide situatie aannemelijk dient te worden gemaakt. Kan van het onderbouwen of het aannemelijk maken van elementen a en b een voorbeeldcasus worden omschreven? Wat moet de betrokken professional aan kunnen leveren en wie toetst of houdt toezicht op de kwaliteit van het verzoek en onderbouwing?
Voorts lezen genoemde leden dat indien een cliënt instemt met de gecoördineerde aanpak, deze aanvangt met de aanwijzing van een coördinator door het college. Kan toegelicht worden wat er gebeurt indien de cliënt niet instemt met een gecoördineerde aanpak? Het college kan afzien van het aanwijzen van een coördinator, als kenbaar wordt gemaakt dat een van de betrokkenen bij de cliënt zorg wil dragen voor de coördinatie. De regering stelt dat in dit geval er geen sprake is van een gecoördineerde aanpak waarvoor het college verwerkingsverantwoordelijke is. Kan de regering dit nader toelichten, en daarbij ingaan hoe het hulptraject er in zo’n geval in de praktijk uitziet? Als er geen sprake is van een gecoördineerde aanpak, waar is dan wel sprake van?
Voort blijven bij genoemde leden zorgen over de vertrouwelijkheid en geheimhouding in de professionele hulpverleningsrelatie. Het gaat dan met name om die beroepen (maatschappelijk werkers, sociaal werkers etc.) waarbij het beroepsgeheim niet wettelijk geregeld is, maar de plicht tot geheimhouding wel degelijk essentieel is in de verhouding met de cliënt.
Hoe garandeert de regering de vertrouwelijk positie en de autonome afwegingen van deze professionals? De leden van de VVD-fractie vragen de regering ook nadrukkelijk in te gaan op de positie van deze professionals als zij feitelijk in dienst zijn van de gemeente («het college») en de belangentegenstelling en dilemma’s die hierdoor zou kunnen ontstaan.
Deze leden lezen dat het in zeer beperkte gevallen niet mogelijk of wenselijk zal zijn om toestemming van een cliënt te verkrijgen terwijl het doorbreken van de geheimhoudingsplicht wel noodzakelijk is. Hiertoe is een aparte regeling opgenomen in het wetsvoorstel. De leden van de VVD-fractie vragen de regering waarom de huidige wettelijke kaders rondom geheimhoudingsplicht niet volstaan.
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat partijen vrij zijn in hun keuzes voor de inrichting van de technische infrastructuur. Over het elektronisch uitwisselen van gegevens kunnen later regels worden gesteld bij AMvB. Deze leden vragen de regering of het niet verstandig is om nu al tenminste centraal de uitwisselingsstandaard (dataset) van gegevens vast te leggen. De verplichting tot een vast format voorkomt uitwisselingsproblemen in de toekomst. Mocht een vast format al zijn vastgelegd, dan vernemen deze leden graag op welke wijze dat plaatsvindt.
De leden van de D66-fractie zijn kritisch op de onderdelen binnen dit wetsvoorstel waarbij geen toestemming wordt gegeven om gegevens te verstrekken door de cliënt. Met dit voorstel wordt in sommige gevallen een stevige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer (artikel 10 van de Grondwet).
Er wordt gesteld dat een college bij een melding niet direct een breed onderzoek mag starten (niet op «fishing expedition»). De leden van de D66-fractie constateren dat deze aanpak zich derhalve niet leent voor vroegsignalering en vragen de regering waarom hiervoor is gekozen. Ook vragen de leden of proactief toezicht op deze «fishing expeditions» ook wordt belegd bij de Autoriteit Persoonsgegevens (AP).
Het algemene uitgangspunt is dat de gecoördineerde aanpak in samenspraak gebeurt. Dit geldt niet bij «ernstige meervoudige problematiek». De leden van de D66-fractie constateren dat meervoudige problematiek wel in de memorie van toelichting wordt gedefinieerd, maar «ernstige meervoudige problematiek» niet verder wordt gespecificeerd. Kan de regering hier duidelijkheid in verschaffen?
De memorie van toelichting stelt dat verzamelde gegevens kunnen worden hergebruikt (verder worden verwerkt) zolang dit noodzakelijk is. De leden van de D66-fractie twijfelen over de noodzakelijkheid hiervan en vragen de regering om dit concreter te maken en deze noodzakelijkheid te onderbouwen. Daarnaast vragen de genoemde leden de regering of het met dit wetsvoorstel straks mogelijk wordt dat gegevens die zijn verzameld in het kader van een gecoördineerde aanpak worden gebruikt voor aanpalende domeinen, bijvoorbeeld voor fraudebestrijding of schuldenaanpak. Hoe wordt deze zekerheid geborgd binnen dit wetsvoorstel, zo vragen deze leden de regering. Is hierbij als optie overwogen om los van de noodzakelijkheid een maximale bewaartermijn te hanteren?
Kan de regering ook verduidelijken wat er gebeurt als een cliënt verhuist van de ene gemeente naar de andere? Er lijkt in dit wetsvoorstel geen ruimte om een onderzoek en gecoördineerde aanpak van het ene college naar het andere over te dragen. De leden van de D66-fractie vragen de regering of hiervoor bijvoorbeeld een samenloopregeling kan worden overwogen. Zeker in gevallen wanneer het ene college verantwoordelijk is voor beschermd wonen van een cliënt en een ander college voor Wmo 2015-ondersteuning is dit relevant. Kan daarbij ook nader ingegaan worden op de precieze verantwoordelijkheden indien taken belegd zijn bij (verschillende) samenwerkingsverbanden, gemeenschappelijke regelingen of centrumgemeenten? Blijven de verantwoordelijkheden dan altijd bij het college waar de persoon woont en hoe verhoudt zich dat tot de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van andere gemeenten die betrokken zijn binnen de taakuitvoering?
Met dit wetsvoorstel wordt een doorbreking van het beroepsgeheim mogelijk gemaakt. In de memorie van toelichting wordt beschreven dat dit zoveel mogelijk met toestemming van de cliënt gebeurt, maar dat dit in zeer beperkte gevallen niet mogelijk zal zijn. Kan de regering reflecteren op de stelling dat het gegeven dat gegevens die nu onder het beroepsgeheim vallen straks met gemeenten of andere partijen gedeeld kunnen worden, mogelijk zorgt voor het mijden van zorg door een kwetsbare doelgroep? De leden van de D66-fractie vragen de regering of er onderbouwd kan worden waarom het huidige juridische kader voor het verstrekken van gegevens aan een derde door zorgverleners met een beroepsgeheim op dit moment niet toereikend genoeg is? In hoeverre draagt dit onderdeel (artikel 5.4.2) mee aan de rechtmatigheid en doelmatigheid van deze wet? In een eerdere versie van dit wetsvoorstel werd beargumenteerd dat verstrekking van gegevens zonder uitdrukkelijke toestemming van de betrokkene als dit naar het oordeel van de verstrekkende partij noodzakelijk was uit het oogpunt van «goed hulpverlenerschap». De leden van de D66-fractie vragen de regering om deze redenatie (artikel 5.4.2 lid 2) verder te expliciteren.
Als een ingezet onderzoek reden geeft tot een gecoördineerde aanpak stelt de gemeente een coördinator aan. De leden van de D66-fractie menen dat deze rol nog onvoldoende wordt geconcretiseerd. Binnen het wetsvoorstel wordt de coördinator verschillende belangrijke taken toebedeeld, zoals het initiëren en verslagleggen van een casus-overleg. In hoeverre worden hier middelen aan gekoppeld als de coördinator niet werkzaam is binnen de gemeente? Mag een «partij» (of individu) ook weigeren om als coördinator te worden aangesteld? De memorie van toelichting stelt het volgende: «de coördinator is de vertegenwoordiger van de cliënt». De leden van de D66-fractie vragen de regering hoe de onafhankelijkheid van de coördinator geborgd blijft wanneer de coördinator mogelijk werkzaam is bij een belanghebbende partij?
Persoonsgegevens mogen niet voor een ander doel gebruikt worden dan waarvoor zij verzameld zijn. Echter, de leden van de D66-fractie constateren dat in de paragraaf 4.5 van de memorie van toelichting wordt vermeld dat de burgemeester gegevens die zijn verzameld in het kader van een onderzoek kan gebruiken voor taken in het kader van bijvoorbeeld de openbare orde, zoals wanneer er ernstig overlast wordt gemeld door een wijkagent. Genoemde leden vragen de regering in hoeverre deze bepaling in overeenstemming is met de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG), aangezien gegevens voor andere doeleinden worden gebruikt dan waarvoor ze zijn verzameld.
Tenslotte, de AVG voorziet de betrokkenen van rechten (zoals het recht op inzage, recht op correctie, recht op wissing en recht op verzet). In sommige gevallen wordt besloten om de betrokkene niet op de hoogte te stellen van een onderzoek ofwel aanpak. De leden van de D66-fractie vragen de regering of deze geheimhouding het resultaat ten goede komt, als er ook een onderzoek gestart kan worden waar de betrokkene niet mee hoeft in te stemmen. Daarnaast, de verwerkingsverantwoordelijke is aanspreekbaar op deze rechten, wat binnen deze context neerkomt op de coördinator. De leden van de D66-fractie vragen de regering in hoeverre de coördinator berust is op deze rol en of deze verantwoordelijkheid weer terugvalt onder het college wanneer de coördinator de gecoördineerde aanpak terug overdraagt.
In het kader van «één gezin, één plan, één regisseur», waarbij het onderzoek naar gecoördineerde aanpak zich niet alleen moet kunnen uitstrekken naar de problematiek van de cliënt, maar ook naar eventuele problemen bij diens gezinsleden, vragen de leden van de PVV-fractie de regering of elke van de gezinsleden toestemming moeten geven voor het onderzoek en het delen van gegevens.
Wat is de definitie van ernstige problematiek? Waarom is deze definitie niet in dit wetsvoorstel opgenomen?
Bij ernstige problematiek is het mogelijk een onderzoek in te stellen zonder toestemming. Op welke manier is het delen van gegevens bij ernstige problematiek op dit moment geregeld? Op welke manier is het delen van gegevens bij ernstige problematiek na invoering van de Wgs geregeld? Op welke manier is het delen van gegevens geregeld in het gedwongen kader zoals gesloten jeugdhulp, jeugdbeschermingsmaatregelen, jeugdreclassering, verplichte ggz en zorg en dwang op dit moment geregeld?
Wat betekent dit wetsvoorstel voor de stukken die de burgemeester in de procedure van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en Wet zorg en dwang (Wzd) heeft verkregen, zoals de medische verklaring van een onafhankelijk psychiater, en waarvoor in de Wvggz en Wzd bepalingen zijn opgenomen met betrekking tot het gebruik daarvan? Is het hergebruik van deze gegevens voor een gecoördineerde aanpak wel verenigbaar met het doel waarvoor de gegevens zijn verkregen?
Hoe wordt voorkomen dat professionals onder druk gezet worden om onder het mom van het voorkomen of beperken van ernstige meervoudige problematiek van de cliënt of zijn gezinsleden (medische) gegevens te verstrekken zonder toestemming van de cliënt? Is de regering bereid het wetsvoorstel zo aan te passen dat zorgverleners niet zonder toestemming van de cliënt (medische) gegevens mag verstrekken? Zo nee, waarom niet? Wanneer weegt het belang dat de informatie geheim blijft precies zwaarder dan het beperken van ernstige meervoudige problemen? Wie bepaalt de mate van beperken van de problematiek? Waarom voldoet het huidige juridisch kader voor het verstrekken van gegevens aan een derde, zoals het college van B&W, door zorgverleners met een beroepsgeheim niet voor de integrale aanpak? Waarom sluit dit wetsvoorstel hulpverleners die op basis van een beroepscode een geheimhoudingsplicht hebben, uit?
Op welke grondslag uit artikel 6 van de AVG kan een zorgverlener met een beroepsgeheim zich beroepen als hij of zij zonder toestemming van de cliënt op basis van artikel 5.4.2 (bijzondere) persoonsgegevens aan het college B&W verstrekt?
De leden van de PVV-fractie vragen de regering hoe duidelijk is wie de verantwoordelijkheid draagt. Dit wetsvoorstel laat immers de mogelijkheid open dat het college bepaalde taken uitbesteed, bijvoorbeeld aan een wijkteamorganisatie. Soms zijn deze wijkteams ook al uitbesteed.
Waarom wordt inburgering gezien als een bijzonder onderdeel van dit wetsvoorstel, zo vragen de leden van de PVV-fractie de regering. Waarom is gekozen voor een spiegelbepaling in de Wet Inburgering 2021? Wordt de groep van nieuwkomers in Nederland niet al voldoende ondersteund, daar waar er sprake is van een samenloop van hulpvragen rondom bijvoorbeeld, welzijn, wonen, werk, inkomen, zorg- en ondersteuning en inburgering?
Wanneer is er nu wel of niet sprake van een meervoudige problematiek, zo vragen de leden van de CDA-fractie de regering. Gaat het om gezinnen/burgers waarbij twee problemen in twee verschillende domeinen spelen of moeten genoemde leden dit anders zien? Hoe bakent de regering in dit wetsvoorstel de doelgroep af? Hoe wordt bij de uitvoering van dit wetsvoorstel rekening gehouden met mensen met een lichte verstandelijke beperking of mensen die laaggeletterd zijn?
Genoemde leden lezen dat een onderzoek door het college naar de noodzaak tot een gecoördineerde aanpak bij meervoudige problematiek in eerste plaats naar aanleiding van een verzoek van een cliënt zelf kan worden ingesteld. Het wetvoorstel streeft een actieve betrokkenheid van de cliënt na. Vervolgens kan de cliënt niet worden gedwongen bepaalde hulp of zorg te aanvaarden. Dit kunnen de leden van de CDA-fractie vanuit het oogpunt van de Wmo 2015 begrijpen. Het is immers geen wet waarbinnen gedwongen zorg wordt geleverd. Maar hoe werkt het binnen deze wet als de cliënt een verzoek doet om onderzoek te doen naar een meervoudige problematiek en in eerste instantie actief betrokken is, maar halverwege de onderzoeksfase «afhaakt». Wat gebeurt er dan? Genoemde leden kunnen zich voorstellen dat dit in praktijk regelmatig voor kan komen. Maakt deze wet het dan mogelijk dat je «overstapt» naar de andere optie (2), namelijk, een verzoek door een partij (organisatie)? Of moet dat gezien worden als een «losstaand verzoek? En ook dan kan de cliënt vervolgens toch hulp weigeren?
De leden van de CDA-fractie lezen de toelichting bij de wet zo dat er in meerdere gevallen sprake kan zijn van een onderzoek naar multiproblematiek. Bij de start van het traject, het zogenaamde keukentafelgesprek, en later als gaandeweg blijkt dat er meer hulp nodig is of dat er bepaalde zorgen of vermoedens zijn dat er meer aan de hand is. Klopt dat? Hoe wil de regering voorkomen dat er bij ieder «niet pluis gevoel» een onderzoek naar meervoudige problematiek wordt gestart? Is de regering niet bang dat uit handelingsverlegenheid van professionals snel naar dit middel wordt gegrepen?
In de memorie van toelichting lezen genoemde leden dat het college kan afzien van het aanwijzen van een coördinator, als de cliënt (of als die er zijn, zijn/haar vertegenwoordigers) gezamenlijk kenbaar maken dat één van deze betrokkenen, een gezinslid of een mantelzorger zorg wil dragen voor coördinatie. Hiermee wordt invulling gegeven aan het uitgangspunt van de Wmo 2015 dat de ondersteuningsbehoefte van de cliënt centraal staat. Deze leden snappen het recht van zelfbeschikking en het centraal staan van de ondersteuningsbehoefte van de cliënt, maar vragen de regering of dit bij de gecoördineerde aanpak van multiproblematiek altijd verstandig is. Waarom kiest de regering hier toch voor?
Het probleem is toch juist dat er meerdere problemen spelen in meerdere sociale domeinen waarbij de cliënt zelf, zijn familie en mantelzorgers in vast zijn gelopen, niet verder mee komen of niet goed in beeld hebben hoe groot de problematiek werkelijk is?
Kan de regering nog eens toelichten waarom zij vindt dat een mantelzorger of een familielid zorg kan dragen voor de coördinatie? En hoe werkt dit dan in relatie tot het inzien en verstrekken van gegevens. Is een mantelzorger of familielid hier gemachtigd voor (uitgezonderd bij minderjarigen)? Ziet de regering het probleem dat de coördinatie door familieleden of mantelzorgers juist zorgt voor meer of andere problemen?
De regering stelt verder dat de coördinatortaken en hulpverleningstaken van elkaar gescheiden moeten worden uitgeoefend. Hoe ziet de regering dit in praktijk voor zich? Moeten dat twee verschillende personen zijn? En zo ja, is dat bij de arbeidskrapte en werkdruk in de zorg, ook bij gemeenten, wel realistisch?
Begrijpen deze leden het goed dat bij het kunnen doorbreken van het medisch beroepsgeheim er een criterium – vanwege de onderhavige wet – is toegevoegd? Namelijk het criterium om te toetsen of de situatie noopt tot verstrekken zonder toestemming van de betrokkene om ernstige meervoudige problematiek te voorkomen of te beperken? Eigenlijk is er een afweging toegevoegd die de zorgprofessional mee moet wegen om al of niet het medisch beroepsgeheim te doorbreken.
Het is misschien noodzakelijk tussentijds een casusoverleg met betrokken partijen te houden. Tijdens een casusoverleg bespreken betrokken professionals, bij voorkeur in aanwezigheid van de cliënt(en), de verschillende aspecten van de problemen van de cliënt(en). Kunnen de leden van de CDA-fractie dit vergelijken met de zogenaamde zorgplanbespreking met ouderen en mantelzorgers in het verpleeghuis? Het is deze leden (nog) onduidelijk wie een casusoverleg kan initiëren. Denkt de regering niet dat dit kan leiden tot een (nog) groter «vergadercircus»? Dit omdat bij iedere casus onderzocht moet worden wie waarvoor verantwoordelijk is en indien noodzakelijk, de coördinatie op zich gaat nemen?
Waarom is niet in de wet opgenomen maar bij AMvB bepaald (artikel 2.3a.5) welke partijen vanuit de aanpalende domeinen bij een onderzoek naar de mogelijke coördinatie kunnen worden betrokken en voor welke taken zij kunnen worden betrokken?
Het college is verwerkingsverantwoordelijke indien de coördinator een gemeenteambtenaar is. Indien een organisatie of een medewerker van een organisatie coördinator is, is die partij verwerkingsverantwoordelijk. Deelt de regering het punt van de leden van de CDA-fractie dat dit in praktijk voor cliënten heel ingewikkeld kan zijn? Als aan alle meervoudige probleemburgers maatwerk geleverd moet worden, moet ieder keer bepaald worden wie er coördinator is van de gecoördineerde aanpak en verantwoordelijk is om de gegevens te verwerken. Waarom is dit niet middels de wet bij een partij neergelegd? Gezien wetstechnisch geregeld is dat zowel een gemeente als een organisatie verwerkingsverantwoordelijke kan zijn, vragen deze leden de regering of dit uitvoeringstechnisch niet tot heel veel verschillende manieren van gegevenswerking kan leiden. Is de regering voornemens hier in lagere regelgeving wat over vast te leggen? Zo nee, is de regering niet bang dat dit leidt tot een administratieve chaos? Hoe moeten systemen onderling informatie uitwisselen als iedere organisatie en gemeente met andere soorten computersystemen of data-uitwisselingsystemen werken? De regering is het toch met de leden van de CDA-fractie eens dat dit de onderlinge samenwerking, afstemming en gegevensuitwisseling niet bevordert?
De leden van de SP-fractie constateren dat het wetsvoorstel regelt dat er per AMvB moet worden vastgesteld welke instanties als partij worden aangewezen waarmee gegevens mogen worden gedeeld op basis van deze wet. Heeft de regering momenteel al een lijst met welke instanties hiervoor zouden worden aangewezen? Zo ja, zou de regering deze lijst of concept-AMvB alvast met de Kamer kunnen delen, zodat deze kan worden betrokken bij de wetsbehandeling?
De leden van de PvdA-fractie vragen de regering welke eisen gesteld worden aan een coördinator en hoe ervoor gezorgd wordt dat er optimale coördinatie plaatsvindt als gekozen wordt voor een gezinslid of mantelzorger als coördinator. De taken die bij de procesregie behoren vergen bepaalde vaardigheden. Hoe wordt voorkomen dat een coördinator wordt aangesteld die onvoldoende functioneert? En heeft iedere gemeente voldoende mensen beschikbaar voor een coördinatiefunctie? Hoe wordt voorkomen dat dit wordt afgeschoven op de cliënt of iemand uit diens omgeving? Waarom wordt wel de mogelijkheid geboden dat iemand die als hulpverlener is betrokken tevens de coördinatiefunctie op zich neemt? Zou het in gevallen van meervoudige problematiek niet beter zijn juist voor een onafhankelijke coördinator te kiezen om te komen tot optimale zorg- en hulpverlening?
De leden van de PvdA-fractie vragen de regering hoe ervoor gezorgd wordt dat de coördinatiefunctie alleen kan worden uitgevoerd door iemand die daartoe bereid is en of en hoe dit in het wetsvoorstel kan worden vastgelegd. Hoe wordt voorkomen dat de coördinatiefunctie en de behandelfunctie worden vermengd en een partij twee verschillende functies uitoefent in één casus? Hoe wordt een dossier over de coördinatie van een casus aangelegd en bewaard?
De leden van de PvdA-fractie vragen de regering verder naar de impact van het voorliggende wetsvoorstel op het beroepsgeheim en de vertrouwensrelatie tussen zorgverlener en patiënt/cliënt. Met
De Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG) (waaronder LHV, KAMG, Verenso, NVvP), de Nederlandse ggz, het NIP, de Nederlandse Vereniging Van Pedagogen en Onderwijskundigen (NVO), de Beroepsvereniging van professionals in sociaal werk (BPSW), Valente, Sociaal Werk Nederland, Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) en ActiZ maken zich zorgen over de positie van burgers in kwetsbare situaties. Zij zijn er niet van overtuigd dat mensen voldoende worden beschermd tegen onnodige inbreuk op hun privéleven en vinden een uitvoeringstoets van de gevolgen bij cliënten, zorgaanbieders en hulpverleners noodzakelijk. Deze leden vragen de regering waarom er niet voor wordt gekozen een uitvoeringstoets te doen.
De leden van de PvdA-fractie vragen de regering ook waarom er – ondanks de oproep van de KNMG in 2020 hiertoe – niet voor is gekozen om in het wetsvoorstel vast te leggen dat (medische) gegevens, die worden verstrekt door een zorgverlener met een beroepsgeheim worden gedeeld, alleen mogen worden verwerkt door of onder verantwoordelijkheid van iemand van de gemeente die ook een beroepsgeheim heeft. Hoe kan anders worden gewaarborgd dat de gegevens worden gebruikt door iemand die over voldoende kennis beschikt om deze juist te interpreteren?
De leden van de PvdA-fractie lezen dat mbo-instellingen gemeenten kunnen vragen om vanuit de Participatiewet begeleiding te bieden aan jongeren die uitstromen uit het onderwijs, aangezien juist voor kwetsbare schoolverlaters een doorlopende begeleiding van onderwijs naar werk zo belangrijk is. Zij vragen de regering in hoeverre gemeenten dan verplicht zijn deze begeleiding te bieden en hoe daarop wordt toegezien.
De leden van de PvdA-fractie vragen de regering in hoeverre woningcorporaties hun wettelijke taak om te investeren in onder meer het realiseren van wonen met zorg voor mensen met een zorg en/of ondersteuningsbehoefte, daadwerkelijk voldoende uitvoeren. Deze leden zijn het eens met de regering dat corporaties oog moeten hebben voor minder conventionele wijzen van huisvesting als aanvulling op de reguliere woningvoorraad. Zij vragen haar daarom in hoeverre regels deze onconventionele oplossingen in de weg staan en aan welke oplossingen dan concreet kan worden gedacht. Zij vragen de regering ook hoe woningcorporaties nu investeren in sociaal beheer in de wijken en of dat overal in voldoende mate gebeurt.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen in deze paragraaf van de memorie van toelichting dat het ook mogelijk is voor het college om een onderzoek in te stellen wegens «ernstige problematiek», zonder dat de persoon over wie het gaat instemt met dit onderzoek. Eerder in het wetsvoorstel was echter te lezen dat de wet niet gestoeld is op dwang, omdat gedwongen zorg en gedwongen hulp niet geregeld worden in deze wet. Kan de regering uitleggen hoe deze twee dingen samengaan?
Genoemde leden hebben begrepen dat het er bij het veld moeite is dat in dit wetsvoorstel mogelijkheden worden opgenomen voor toeleiding naar een gecoördineerde aanpak door de gemeente zonder de wens en/of bereidheid van de burger of zijn gezin. Het wetsvoorstel lijkt daarmee een juridisch kader te bieden voor samenwerking ten behoeve van «bemoeizorg». Volgens deze verschillende veldpartijen bevinden burgers die in aanmerking komen voor bemoeizorg zich in een andere, zeer kwetsbare positie en vergt dat extra waarborgen tegen onnodige inbreuken op hun privéleven, die in overleg met het veld moeten worden vastgesteld. Hoe kijkt de regering hier tegenaan? Is de regering eventueel voornemens om de juridische kaders voor een vrijwillig gecoördineerde aanpak van meervoudige problematiek en bemoeizorg apart van elkaar te regelen, in nauw overleg met het veld?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat veel organisaties waaronder de KNMG, de Nederlandse ggz, het NIP, de NVO, BPSW, Valente, Sociaal Werk Nederland, VGN en ActiZ zich zeer veel zorgen maken over de impact van dit wetsvoorstel op de praktijk van zorgverleners, in het bijzonder op het beroepsgeheim en de vertrouwensrelatie tussen zorgverlener en cliënt. Zijn deze zorgen bij de regering bekend? Zo ja, op welke manier is er naar deze zorgen geluisterd en zijn deze zorgen meegenomen in het wetsvoorstel?
De leden van de GroenLinks-fractie begrijpen dat bovengenoemde organisaties het huidige juridisch kader voor het verstrekken van gegevens aan een derde, zoals het college van B&W, door zorgverleners met een beroepsgeheim toereikend is voor een meer gecoördineerde aanpak van meervoudige problematiek in het sociaal domein. Kan de regering hierop reageren en uitgebreid motiveren waarom zij hier anders over denkt en waarom het nodig is om dit kader aan te passen? Genoemde leden constateren dat dit wetsvoorstel verschillende regels over gegevensverstrekking introduceert voor hulpverleners zonder wettelijk erkend beroepsgeheim en hulpverleners met wettelijk erkend beroepsgeheim. Klopt dit? Waarom is hiervoor gekozen?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen waarom de regering de term «ernstige meervoudige problematiek» niet expliciet heeft opgenomen in de wet in definitiebepaling? Kan de regering deze term nader uitleggen en opnemen in de definitiebepaling? Zo niet, waarom niet?
Kan de regering ook uitleggen waarom – in lijn met het advies van de Afdeling en raadpleging van het veld/experts – niet is gekozen om de voorwaarde «gelet op zijn plicht om goede hulp of zorg te verlenen» te schrappen uit artikel 5.4.2 lid 2 van het wetsvoorstel?
De leden van de GroenLinks-fractie begrijpen dat een zorgverlener op basis van artikel 5.4.2 nadere voorwaarden kan stellen aan de verstrekking waaraan de gemeente zou moeten voldoen. Aan welke andere door de verstrekkende partij te verstrekken voorwaarden wordt gedacht in artikel 5.4.2? Gelden deze door de zorgverlener gestelde voorwaarden ook als de gemeente de verstrekte gegevens voor haar eigen doeleinden gaat gebruiken? Welke rechtsmiddelen hebben cliënt en zorgverlener als niet aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan? Zijn deze rechtsmiddelen opgenomen in de wet? Zo niet, waarom niet? Genoemde leden vragen de regering ook waarom er niet gekozen is om in het wetsvoorstel vast te leggen dat alleen een zorgverlener met een beroepsgeheim (een medisch adviseur) kennis mag nemen van de verstrekte medische gegevens? Is de regering voornemens dit alsnog op te nemen in het wetsvoorstel? Kan de regering ook verhelderen op welke grondslag uit artikel 6 van de AVG een zorgverlener met een beroepsgeheim zich kan beroepen als hij of zij zonder toestemming van de cliënt op basis van artikel 5.4.2 bijzondere persoonsgegevens aan het college B&W verstrekt?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat het college verwerkingsverantwoordelijke is indien de coördinator een gemeenteambtenaar is. Indien een partij of een medewerker van een partij coördinator is, is die partij verwerkingsverantwoordelijke. Over dat laatste geval hebben genoemde leden nog wat vragen. Klopt het dat een hulpverlener dus ook aangewezen kan worden als coördinator? Heeft de hulpverlener hier tijd voor en krijgt hij hiervoor financiering? Zeker gezien het feit dat er nu al veel tekorten zijn aan hulpverleners? Klopt het dat de hulpverlener dan los van het hulpverleningsdossier ook nog een coördinatiedossier moet opstellen en bewaren? Is dit een gewenste situatie? Is het een idee om een betere afbakening van de coördinatierol en inhoudelijke behandelrol van een hulpverlener op te nemen in het wetsvoorstel? Is het nodig om bepalingen op te nemen ten aanzien van het aanleggen en bewaren van het coördinatiedossier? Kunnen uitsluitend partijen die daartoe bereid zijn als coördinator worden benoemd? Zo ja, is dat vastgelegd in het wetsvoorstel? De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering ook wat er gebeurt als de cliënt tijdens het onderzoek of coördinatie verhuist naar een andere gemeente. Worden de persoonsgegevens dan overgedragen aan een ander college? Hoe gaat dit in zijn werk? Klopt het dat het wetsvoorstel ook niet voorziet in een samenloopbepaling voor de gecoördineerde aanpak als meerdere colleges verantwoordelijk zijn? Is een samenloopbepaling overwogen? Deze leden vragen de regering ook wat er gebeurt met de coördinator na afloop van de gecoördineerde aanpak. Blijft de coördinator na de overdracht van de gegevens verwerkingsverantwoordelijke of draagt hij de gegevens over? Zo ja aan wie, en wie is dan verantwoordelijk?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de regering bij AMvB wil bepalen welke partijen vanuit de aanpalende domeinen bij een onderzoek naar de mogelijke coördinatie kunnen worden betrokken en voor welke taken zij kunnen worden betrokken. De regering streeft ernaar deze AMvB tegelijkertijd met het wetsvoorstel in werking te laten treden. Kan de regering met de nota naar aanleiding van het verslag tevens een concept van deze AMvB naar de Kamer sturen? Heeft de regering overwogen om de partijen die betrokken kunnen worden bij de gecoördineerde aanpak in de wet vast te leggen, eventueel met de mogelijkheid om aanvullende partijen bij AMvB toe te voegen?
De leden van de GroenLinks-fractie vinden het belangrijk om te benadrukken dat de gegevensverstrekking die wordt geregeld via deze wet enkel en alleen gebruikt wordt ten behoeve van hulp en ondersteuning, en dat het niet gebruikt wordt voor bestrijding van maatschappelijke problemen als overlast en fraude. Kan de regering expliciet in de wet opnemen dat de gegevens die worden verwerkt in het kader van de gecoördineerde aanpak niet gebruikt mogen worden voor andere doeleinden, zoals fraudebestrijding en andere handhavingsverplichtingen? Wat zijn de gevolgen als de gegevens toch gebruikt worden, bijvoorbeeld om een uitkering in te trekken en terug te vorderen omdat de cliënt samen blijkt te wonen? Is zo’n besluit onrechtmatig en vernietigbaar of blijft het besluit in stand? Is er dan recht op een schadevergoeding? Kan de regering ook zorgdragen voor een regeling die proportionele gegevensdeling aan de zorg- en veiligheidshuizen toelaat?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering wat deze wetswijziging verandert voor de werkwijze van professionals. Neemt deze wetswijziging alleen de handelingsverlegenheid bij professionals weg, zodat zij gegevens over domeinen heen zullen uitwisselen, of zorgt deze wetswijziging ook voor een andere manier van toegang tot hulp bij meervoudige problematiek? Deze leden vragen bovendien of deze wetswijziging beoogt om in de praktijk deze handelwijze bij meervoudige problematiek te integreren in de standaardroute voor de Wmo 2015, of beoogt de regering dat er in de praktijk een aparte aanmeld- en ondersteuningsroute voor cliënten en gezinnen met meervoudige problematiek wordt opgezet? En als dit niet beoogd wordt, ziet de regering wel de mogelijkheid of risico’s dat gemeenten dit in de praktijk wel zo inrichten? Hoe wenselijk zou dat zijn, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie de regering.
Voorziet het wetsvoorstel ook in de mogelijkheid om persoonsgegevens uit het onderzoek of de coördinatie van het onderzoek aan een ander college over te dragen, als een cliënt tijdens het onderzoek of coördinatie verhuist naar een andere gemeente? De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat het wel mogelijk is om een melding over te dragen, maar zij interpreteren het wetsvoorstel nu zo dat bij verhuizing tijdens het onderzoek of de coördinatie het college van de nieuwe gemeente een nieuw onderzoek moet starten. Zij vragen wat de wenselijkheid is hiervan. Deze leden vragen de regering bovendien hoe het wetsvoorstel werkt als meerdere colleges betrokken zijn, omdat bijvoorbeeld het ene college verantwoordelijk is voor beschermd wonen en het andere voor Wmo 2015-ondersteuning. Is een samenloopbepaling overwogen?
De leden van de ChristenUnie-fractie nemen de opmerking van de Afdeling serieus dat het om een behoorlijk privacy-bewustzijn bij medewerkers vraagt om gegevens uit het onderzoek niet voor andere doelen zoals de aanpak van fraude te gebruiken. Deze leden vragen de regering wat de gevolgen zijn als de gegevens toch gebruikt worden, bijvoorbeeld om een uitkering in te trekken en terug te vorderen omdat de cliënt samen blijkt te wonen of verborgen vermogen heeft. Zijn de besluiten dan onrechtmatig en vernietigbaar, of blijven deze besluiten in stand? Is er recht op schadevergoeding op grond van artikel 82 van de AVG als het besluit in stand wordt gehouden? Hoe werkt dit uit als het onderzoek aanleiding geeft voor het vorderen van meer informatie op grond van een andere bevoegdheid, bijvoorbeeld artikel 17, eerste lid, van de Participatiewet, en de intrekking en terugvordering berust op de gevorderde gegevens? Hoe verhoudt de beperking van het hergebruik van gegevens zich tot verplichtingen om fraude te melden, zoals opgenomen in het voorgenomen artikel 2.3 van de Wet bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg?
De leden van de ChristenUnie-fractie zien nog wel meer terreinen waar verwerken van persoonsgegevens tussen domeinen behulpzaam kan zijn voor goede hulpverlening aan cliënten, bijvoorbeeld het niet-gebruik van regelingen beperken. In hoeverre kan deze wetswijziging gebruikt worden om niet-gebruik tegen te gaan?
De leden van de SGP-fractie constateren dat in deze paragraaf van de memorie van toelichting gedetailleerd de procedure wordt toegelicht die wettelijk wordt verankerd. Zij vragen de regering het advies van de Afdeling te heroverwegen om dit uit het wetsvoorstel te schrappen, omdat dit geen recht doet aan de gedecentraliseerde verhoudingen.
Belangrijke elementen van het voorstel worden bij AMvB, zoals welke instanties als «partij» als bedoeld in de voorgestelde wijziging van artikel 1.1.1. Wmo 2015 zullen worden aangewezen. De leden van de SGP-fractie vragen of de regering met de nota naar aanleiding van het verslag tevens een concept van deze AMvB naar de Kamer kan sturen.
Heeft de regering, mede gelet op de leesbaarheid van de wet en het belang van het primaat van de wetgever, overwogen om de partijen die betrokken kunnen worden bij de gecoördineerde aanpak in de wet vast te leggen, eventueel met de mogelijkheid om aanvullende partijen bij AMvB toe te voegen?
De leden van de SGP-fractie constateren dat het college en betrokken partijen de persoonsgegevens uit het onderzoek niet voor een ander doel dan de gecoördineerde aanpak verder mogen verwerken, bijvoorbeeld ter bestrijding van fraude. Zoals de Afdeling heeft opgemerkt vergt dat bepaalde kennis en expertise van medewerkers. Hoe wordt zuiver handelen in deze gewaarborgd en gecontroleerd? De leden van de SGP-fractie vragen de regering wat de gevolgen zijn als de gegevens toch gebruikt worden, bijvoorbeeld om (met terugwerkende kracht) een uitkering in te trekken en terug te vorderen omdat de cliënt samen blijkt te wonen of verborgen vermogen heeft? Zijn deze besluiten onrechtmatig en vernietigbaar, of blijven deze besluiten in stand? Bij dit laatste, is er dan recht op schadevergoeding op grond van artikel 82 van de AVG? Hoe werkt dit uit als het onderzoek aanleiding geeft voor het vorderen van meer informatie op grond van een andere bevoegdheid, bijvoorbeeld artikel 17, eerste lid, van de Participatiewet en de intrekking en terugvordering berust op de gevorderde gegevens?
De leden van de SGP-fractie vragen de regering zich tevens hoe de beperking van het hergebruik van gegevens zich verhoudt tot verplichtingen om fraude te melden zoals opgenomen in het voorgenomen artikel 2.3 van de Wet bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg?
Het college kan gegevens aan de burgemeester verstrekken in verband met zijn taken op het gebied van de openbare orde, waaronder de sluitingsbevoegdheid op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De verstrekking van deze gegevens en de aanwending van de openbare-orde-bevoegdheden door de burgemeester zijn niet geclausuleerd in artikel 5.4.4, en hoeft dus niet gericht te zijn op de gecoördineerde aanpak. Onderkent de regering dat dit mogelijk nadelig aanpakt voor de cliënt? Wordt in het kader van de «samenspraak» dit risico medegedeeld?
Het mogelijk maken om tegen de wil van de cliënt de geheimhoudingsplicht te doorbreken, weegt voor de leden van de SGP-fractie zwaar. De leden van de SGP-fractie constateren dat in de memorie van toelichting gesproken wordt van «ernstige meervoudige problematiek dan wel het voorkomen en beperken van de negatieve gevolgen daarvan». Hoe verhoudt «ernstige meervoudige problematiek» zich tot «meervoudige problematiek» zoals gedefinieerd in dit wetsvoorstel? Waarom is «ernstige meervoudige problematiek» niet gedefinieerd in de wetstekst? Waar komt de omschrijving van ernstige meervoudige problematiek» vandaan in de toelichting?
Het lid van de BBB-fractie is van mening dat er een onderscheid gemaakt moet worden tussen een gecoördineerde aanpak van mensen die zelf met een hulpvraag komen en mensen bij wie dat niet het geval is. Het lid van de BBB-fractie denkt dat hier een wezenlijk verschil in zit en dat dit ook van belang is bij het maken van wetgeving. In het geval dat een persoon niet zelf met een hulpvraag komt, is er in feite sprake van bemoeizorg. In het wetsvoorstel wordt aangegeven dat een gemeente zelf een onderzoek kan starten in het kader van de gecoördineerde aanpak, ook als de persoon zelf niet om hulp vraagt. Echter gaat dit wetsvoorstel niet over gedwongen hulp en moet het voorstel dan ook wegblijven van bepalingen die daar een grondslag voor vormen. Diverse organisaties, zoals de Nederlandse ggz, ActiZ en KNMG, geven aan dat ze dit niet wenselijk vinden. Het lid van de BBB-fractie sluit zich daarbij aan. Deze organisaties noemen het «onwerkbaar». Burgers die in aanmerking komen voor bemoeizorg zijn zeer kwetsbaar en dat vergt juist extra waarborgen tegen onnodige inbreuken op hun privéleven. Het lid van de BBB-fractie verzoekt dan ook om hiervoor, indien de regering dit noodzakelijk acht, een apart traject te starten en dit apart te behandelen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de oggz weer in de wet wordt opgenomen met inachtneming van AVG. Hoe gaat dit in de praktijk in zijn werk?
Ook vragen deze leden de regering wat de recente ervaringen zijn met het landelijk meldpunt Zorgwekkend gedrag dat in 2020 ingesteld is. Hoe wordt dit meldpunt gemonitord? Het landelijk meldpunt spreekt over niet acute zaken. Is ook duidelijk hoe dit meldpunt acute zaken voorkomt? En hoe wordt in dit kader omgegaan met acute zaken vallend onder de Wvggz?
Genoemde leden zijn van mening dat triage bij dit meldpunt van essentieel belang is. Hoe is de opleiding voor medewerkers hier werkzaam ingericht? Hoe zijn organisaties met ervaring op het gebied van huiselijk geweld en kindermishandeling betrokken bij het inrichten van het betreffende meldpunt?
Is er bij het maken van deze wet en het inrichten van het landelijk meldpunt specifiek aandacht besteed aan geweld tegen vrouwen? Is hier bijvoorbeeld contact over geweest met Femmes For Freedom?
Genoemde leden lezen dat bij een melding bij het meldpunt in dit wetsvoorstel in beginsel de persoon derhalve wordt geïnformeerd over het feit dat er een melding is gedaan. Hoe wordt de persoon geïnformeerd en wat betekent «in beginsel derhalve» in dit geval?
Via dit wetsvoorstel wordt een nieuw meldpunt opgericht. Hoe worden inwoners van gemeenten op de hoogte gebracht van de verschillende meldpunten en waar zij voor welke melding naar toe kunnen bellen? De leden van de VVD-fractie menen dat het voor de overzichtelijkheid beter is indien het meldpunt zoals voorgesteld in dit wetsvoorstel zoveel mogelijk aansluit bij hetgeen regionaal al is geregeld. Deelt de regering deze mening en hoe kan dit zoveel mogelijk bewerkstelligd worden?
Gemeenten die voor de meldingen in het kader van de Wvggz organisatorisch wensen aan te haken bij een meldpunt niet-acuut, of andersom, moeten zorgdragen voor een gescheiden informatiehuishouding in verband met de eisen die uit de verschillende juridische regimes voor gegevensverwerking voortvloeien. Hoe wordt erop toegezien dat deze informatiehuishouding ook daadwerkelijk gescheiden wordt?
Het wetsvoorstel stelt een meldpunt voor zorgwekkend gedrag voor. Binnen het huidige voorstel staat dat, wanneer de inschatting is gemaakt dat dit de hulpverlening belemmert, ervan af kan worden gezien om de betrokkene te informeren over de melding. De leden van de D66-fractie vragen de regering een verheldering in welke gevallen dit leidt tot een betere uitkomst voor de betrokkene. En is er een overkoepelende handhaving die controleert of deze ruimte slechts wordt benut wanneer dit noodzakelijk is?
Heeft de regering bij dit wetsvoorstel de verwijsindex overwogen als of in plaats van een meldpunt voor professionals, zo vragen de leden van de PVV-fractie aan de regering. Het doel van de verwijsindex is namelijk ook vroegtijdig signaleren en escalaties voorkomen, bovendien is er in de verwijsindex een soort van alarmfunctie bij meerdere meldingen door verschillende professionals/derden.
Hoe wordt een melding afgehandeld, zo vragen zij de regering verder. Hoe wordt een melding bewaard? Wordt elke melding of advies bewaard? Hoeveel meldingen zijn er de afgelopen vijf jaar binnengekomen bij respectievelijk de lokale en/of regionale meldpunten? Hoe vaak is er naar aanleiding van een melding bij het meldpunt een onderzoek gestart? Hoe vaak was dit met of zonder toestemming van de cliënt? Hoeveel gemeenten hebben een eigen meldnummer?
Wat gebeurt er als de cliënt tijdens het onderzoek of coördinatie verhuist naar een andere gemeente? Anders dan voor meldingen bij het meldpunt lijkt het voorstel niet in de mogelijkheid te voorzien om de persoonsgegevens uit het onderzoek of de coördinatie aan een ander college over te dragen.
Het wetsvoorstel voorziet niet in een samenloopbepaling voor het gecoördineerde aanpak als er meerdere colleges verantwoordelijk zijn, bijvoorbeeld het ene college voor beschermd wonen en het andere voor de overige Wmo 2015-ondersteuning. Meerdere colleges kunnen onderzoek starten en de gecoördineerde aanpak ter hand nemen. Is een samenloopbepaling overwogen?
In sommige gevallen is de uitvoering van een sociaaldomeinwet (volledig) overgedragen aan een gemeenschappelijke regeling (zie bijvoorbeeld artikel 8c van de Participatiewet). Kan het Algemeen Bestuur van de gemeenschappelijke regeling in die gevallen de bevoegdheden uit de gecoördineerde aanpak aanwenden?
Kan de regering aangegeven of gemeenten gegevens die bekend zijn uit autonome taken, zoals het lokale minimabeleid, hergebruikt kunnen worden?
Kan de regering aangeven waarom er in artikel 5.4.1 naar de vervallen Wet op het voortgezet onderwijs wordt verwezen en niet naar de Wet voortgezet onderwijs 2020?
De leden van de CDA-fractie zijn positief gestemd dat de oggz weer expliciet in de Wmo 2015 opgenomen gaat worden. Kan de regering toelichten waarom zij dit voornemens is? Me dit voorstel wordt geregeld dat gemeenten zorgdragen voor een meldpunt voor inwoners en professionals. Kan de regering aangeven hoe vaak er via het landelijke meldpunt Zorgwekkend gedrag wordt gebeld? Leidt het hebben van een meldpunt vervolgens ook tot bemoeizorg bij zorg mijdende of overlast gevende zorgmijders? Deze leden gaat ervan uit dat gemeenten deze meldpunten ook gezamenlijk – regionaal – kunnen oppakken?
De leden van de PvdA-fractie vragen de regering in hoeverre er nu sprake van is dat in voorliggend wetsvoorstel zowel vrijwillige gecoördineerde zorgverlening als gedwongen zorg worden geregeld. Gemeenten krijgen immers wel de mogelijkheid om een onderzoek te doen zonder dat daar een hulpvraag van de burger aan ten grondslag ligt. De eerdergenoemde partijen in de zorg wijzen erop dat het wetsvoorstel óók een (juridisch) kader lijkt te bieden voor samenwerking ten behoeve van de zogenoemde «bemoeizorg» en menen dat voor het scheppen van een (juridisch) kader voor het uitwisselen van gegevens in het kader van bemoeizorg in overleg met het veld een aparte regeling getroffen moet worden. Deze leden vragen de regering om een uitgebreide reactie en argumentatie waarom niet wordt gekozen voor aparte juridische kaders voor een vrijwillige gecoördineerde aanpak van meervoudige problematiek en voor bemoeizorg.
De leden van de PvdA-fractie vragen de regering ook wanneer wordt gestart met het landelijke netwerk van laagdrempelige steunpunten en wat in dit verband de in het IZA opgenomen zin «Ook in zorg- en ondersteuningstrajecten blijft de eigen regie van de inwoner uitgangspunt.» betekent in relatie tot de eerdere uitspraak in het IZA: «Door een betere samenwerking tussen huisarts, ggz en sociaal domein ervaart de cliënt dat zijn/haar hulpvraag sneller op de juiste plek opgepakt en wordt onnodige instroom in de ggz voorkomen.» Wat wordt precies verstaan onder eigen regie van de inwoner, juist op het moment dat deze het risico loopt die eigen regie even niet te kunnen nemen? En welke rol heeft de gemeente precies hierbij? Wat is de verhouding tussen het in voorliggend wetsvoorstel beschreven meldpunt voor signalen over gezondheid, welzijn, zelfredzaamheid of participatie van een inwoner van een gemeente en de laagdrempelige steunpunten?
De leden van de PvdA-fractie vragen de regering verder hoe en wanneer de regionale samenwerkingsafspraken tot stand zullen komen, bijvoorbeeld ten aanzien van de mentale gezondheidscentra, hoe de voortgang wordt bewaakt en welke rol het voorliggende wetsvoorstel hierin speelt. Hoe wordt gemonitord of alle gemeenten voldoen aan de verplichting voor een laagdrempelig meldpunt en hoe wordt gevolgd hoe effectief deze meldpunten werken?
Dit wetsvoorstel verankert de taak voor gemeenten om zorg te dragen voor een meldpunt voor inwoners en professionals die zich zorgen maken over iemand in hun omgeving. De leden van de SGP-fractie maken uit de memorie van toelichting op dat alle gemeenten inmiddels beschikken over een dergelijk meldpunt, veelal is dat ondergebracht bij de GGD. Zij vragen de regering waarom het dan nog nodig is dit meldpunt wettelijk te verankeren? Wat zijn de ervaringen met deze meldpunten tot nu toe? Hoe functioneert dit in de praktijk? Hoe vaak worden er meldingen gedaan en hoe vaak leidt dit tot vervolgonderzoek of -acties? Wordt er ook weleens oneigenlijk gebruik gemaakt van deze meldpunten en hoe wordt hiermee omgegaan?
Kan de regering een overzicht geven van alle reeds bestaande meldpunten op het gebied van zorg en veiligheid? Zijn dat alleen Veilig Thuis en Meldingen in het kader van de Wvggz? Kan de regering aangeven hoe deze meldpunten functioneren? Worden deze weleens geëvalueerd? Zijn deze meldpunten ook allemaal wettelijk voorgeschreven?
In de paragraaf over transparantie en rechten van betrokkenen staat in de memorie van toelichting wat cliënten kunnen doen indien er meer informatie wordt verwerkt dan nodig, of indien een verwerking onrechtmatig is omdat bijvoorbeeld niet is voldaan aan de criteria voor onderzoek naar een situatie waarin «ernstige problematiek» speelt. De leden van de VVD-fractie vragen de regering wie toezicht houdt op het goed opvolgen van criteria en welke veiligheidskleppen er ingebouwd zijn tegen het verwerken van meer informatie dan nodig.
De leden van de D66-fractie vragen de regering of er ook aspecten naar voren kwamen uit de DPIA die hun weg níet hebben teruggevonden in de huidige wettekst en of de regering die keuze kan onderbouwen.
De leden van de PVV-fractie lezen dat het college en betrokken partijen de persoonsgegevens uit het onderzoek niet voor een ander doel dan de gecoördineerde aanpak verder mogen verwerken, bijvoorbeeld ter bestrijding van fraude. Zoals de Afdeling heeft opgemerkt vergt dat bepaalde kennis en expertise van medewerkers. Wat zijn de gevolgen als de gegevens toch gebruikt worden, bijvoorbeeld om (met terugwerkende kracht) een uitkering in te trekken en terug te vorderen, omdat de cliënt samen blijkt te wonen of verborgen vermogen heeft? Zijn deze besluiten onrechtmatig en vernietigbaar, of blijven deze besluiten in stand? Bij dit laatste, is er dan recht op schadevergoeding op grond van artikel 82 van de AVG? Hoe werkt dit als het onderzoek aanleiding geeft voor het vorderen van meer informatie op grond van een andere bevoegdheid, bijvoorbeeld artikel 17, eerste lid, van de Participatiewet en de intrekking en terugvordering berust op de gevorderde gegevens?
Maakt het uit of het besluit ziet op uit het verleden of toekomstige verstrekkingen? Immers, het beëindigen van fraude kan op termijn juist ook voordelen voor de burger hebben.
Hoe verhoudt de beperking van het hergebruik van gegevens zich tot verplichtingen om fraude te melden, zoals opgenomen in het voorgenomen artikel 2.3 van de Wet bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg?
Als de coördinator een «partij» is, en het college dus niet verwerkingsverantwoordelijk is, wie kan dan aangesproken worden op onrechtmatige (verdere) verwerking?
Het college kan gegevens aan de burgemeester verstrekken in verband met zijn taken op het gebied van de openbare orde, waaronder de sluitingsbevoegdheid op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De verstrekking van deze gegevens en de aanwending van de openbare-orde-bevoegdheden door de burgemeester zijn niet geclausuleerd in artikel 5.4.4, en hoeft dus niet gericht te zijn op de gecoördineerde aanpak. Onderkent de regering dat dit mogelijk nadelig aanpakt voor de cliënt? Wordt in het kader van de «samenspraak» dit risico medegedeeld?
De DPIA stelt dat ten aanzien van deze wet de meeste risico’s liggen omtrent de verwerking van persoonsgegevens en de daarbij passende maatregelen in de uitvoering, zo lezen de leden van de CDA-fractie. Er is met name gewezen op de noodzaak dat medewerkers beschikken over de juiste kennis en vaardigheden om op passende wijze uitvoering te geven aan de noodzakelijke gegevensverwerking.
Dit delen de leden van het CDA-fractie, juist omdat het uitwisselen van privacygevoelige gegevens – in deze wet – algemeen is geformuleerd. De gecoördineerde aanpak heeft betrekking op gedecentraliseerde taken waarbij sprake is van maatwerk in de uitvoering en waarbij het college ruimte heeft om eigen keuzes te maken bij de inrichting van de gecoördineerde aanpak. Omdat deze wet qua gegevensuitwisseling in verband met coördinatie bij meervoudige problematiek breed toegepast kan worden, vragen genoemde leden de regering, gezien de arbeidskrapte, werkdruk en het verloop van medewerkers, hoe medewerkers goed en tijdig op de hoogte zijn van de uitvoering van deze wet. Ziet de regering het probleem dat de DPIA hier schetst? Voorziet zij geen problemen bij de uitvoering van diverse deelnemers/organisaties aangaande informatiedeling, want dit kunnen bij meervoudige problematiek wel een tiental organisaties zijn?
De leden van de PvdA-fractie vragen de regering op welke manier structureel aandacht zal worden besteed aan de wijze waarop de Wams zo goed mogelijk kan worden ingezet ten behoeve van dienstverlening voor de inwoners. Hoe wordt controle hierop vormgegeven?
De leden van de PvdA-fractie vragen ook in hoeverre dit wetsvoorstel er aan gaat bijdragen dat jongeren die niet werken of naar school gaan, een zorgvraag hebben of een strafbaar feit hebben gepleegd, beter in beeld zijn en effectiever geholpen worden.
Hoe draagt dit wetsvoorstel bij aan een effectiever jeugdbeleid, zowel preventief als repressief?
Het lid van de BBB-fractie vraagt de regering te waarborgen dat gegevens die worden verzameld in het kader van de gecoördineerde aanpak niet worden gebruikt voor andere doeleinden, zoals fraudebestrijding.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de uitvoeringstoets van de VNG stelt dat onderhavig wetsvoorstel duidelijkheid biedt en grondslagen opneemt om verdere stappen richting integrale dienstverlening te kunnen nemen. De consequentie is wel dat bij de meeste gemeenten nog aanzienlijke inspanningen nodig zijn om tot de gewenste integrale dienstverlening te komen. Hoe wordt er nu al voor gezorgd dat deze gemeenten snel een been bijtrekken als het om de integrale dienstverlening gaat?
In de paragraaf over de gevolgen van regeldruk voor burgers lezen genoemde leden dat de cijfers van het SCP uit 2017 worden genoemd. Op pagina tien van de memorie van toelichting worden cijfers uit 2018 gebruikt. Kan de regering toelichten waarom verschillende jaren zijn gebruikt?
In de paragraaf regeldruk voor professionals staat dat in het kader van regeldruk als uitgangspunt geldt dat partijen die gerekend worden tot de overheid, zoals gemeenten en uitvoeringsorganisaties, hierbuiten vallen. Betekent dit dat de regeldruk voor bijvoorbeeld GGD’en niet is berekend?
Met dit wetsvoorstel is geregeld dat indien nodig in de toekomst regels kunnen worden gesteld bij AMvB (artikel 5.4.6) over het elektronisch uitwisselen van gegevens of om regels van technische en organisatorische aard te stellen aan de gegevensverwerking. Het kan volgens de leden van de PVV-fractie niet de bedoeling zijn dat dit wetsvoorstel zal gaan zorgen voor een toename aan administratieve lasten of regeldruk omdat systemen niet op elkaar aansluiten. Kan de regering garanderen dat dit wetsvoorstel niet zal zorgen voor een toename van administratielasten en regeldruk? Hoe wordt voorkomen dat dit wetsvoorstel uitmondt in een vergadercircus?
Is de regering bereid een uitvoeringstoets uit te voeren naar de gevolgen bij cliënten, zorgaanbieder en hulpverleners?
De verschillende toetsen op de gevolgen van het wetsvoorstel laten zien dat dit voldoende uitvoerbaar wordt geacht en geen nadere aanpassingen behoeft, zo lezen de leden van de CDA-fractie. De uitgangspunten van de decentralisaties worden onderschreven, namelijk dat de Wmo 2015 mede als doel hadden te kunnen komen tot een integrale en gecoördineerde aanpak. Dit wetsvoorstel heeft dat doel geëxpliciteerd. Daarmee is er volgens de regering geen sprake van een uitbreiding van de gemeentelijke taken.
De leden van de CDA-fractie begrijpen de uitvoeringstoetsen zo dat de diverse onderzoeksbureaus en praktijkonderzoek aangeven dat extra kosten of extra administratieve lasten erg samenhangt met hoe gemeenten dit nu georganiseerd hebben. Als er veel wordt samengewerkt, overlegd wordt en er coördinatie is op de uitvoering van hulp bij meervoudige problemen wordt deze wet gemakkelijk ingevoerd. En als de gevolgen van dit wetsvoorstel groot zijn bij gemeenten waarbij integraal werken niet goed van de grond komt, dan zal dit wetsvoorstel veel meer impact (administratieve lasten en financiële gevolgen) hebben. Klopt dit, zo vragen de leden van de CDA-fractie de regering. Denkt de regering ook niet dat dit wetsvoorstel meer financiële gevolgen heeft in kleinere gemeenten of bij gemeenten die regionaal samenwerken op het terrein van de Wmo 2015? En dat hier de efficiencywinst waar de regering over spreekt, zeer gering is? En ziet de regering het gevaar van veel meer vergaderen?
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat in het wetsvoorstel niet is geregeld hoe de partijen die betrokken worden bij de gecoördineerde aanpak worden gefinancierd. Klopt dit? Betekent dit dat deze partijen de financiële last zelf moeten dragen? Is dit bij betrokken gemeenteambtenaren ook zo? Zo niet, is het eerlijk om het bij de een wel te regelen bij de ander niet? Is de regering voornemens om de noodzakelijke financiering voor de uitvoering van dit wetsvoorstel te regelen? De leden van de GroenLinks-fractie zijn ook benieuwd in hoeverre de financiële administratieve druk verhoogd wordt voor partijen door dit wetsvoorstel. Levert dit niet weer opnieuw meer administratie op voor partijen, bovenop alle regeldruk die er al is?
De leden van de SGP-fractie kunnen zich eigenlijk niet voorstellen dat dit wetsvoorstel niet zal leiden tot een stijging van de uitgaven in het sociaal domein. Kan de regering toezeggen dat gemeenten volledig gecompenseerd worden, indien er sprake is van een (tijdelijke) stijging van de uitgaven ten gevolge voor de extra verplichtingen die zij met dit wetsvoorstel opgelegd krijgen? Kan de regering toezeggen dat gemeenten ten gevolge van dit wetsvoorstel in ieder geval niet gekort zullen worden op het budget voor het sociaal domein?
Op 30 januari jl. ontving de Kamer de antwoorden1 op de vragen van de VVD-fractie inzake het «Rapport Wmo 2015-toezicht 2021». De leden van de VVD-fractie vragen de regering in hoeverre de voorgenomen verbeteringen gerealiseerd zijn voordat deze uitbreiding van het toezicht aan de orde is?
Met onderhavig wetsvoorstel zijn naast de Wmo 2015 ook enkele andere wetten gemoeid. Het toezicht bij deze wetten is op verschillende manieren belegd. Hoe wordt geborgd dat eventuele signalen goed opgepakt worden door de desbetreffende toezichthouder en dat signalen ook tussen toezichthouders goed gedeeld worden indien nodig?
Wat betreft het toezicht op de Wmo 2015 zijn de leden van de CDA-fractie teleurgesteld hoe de regering uiteenzet hoe het toezicht op de Wmo 2015 wetstechnisch georganiseerd is. Deze leden zijn op de hoogte hiervan, maar het probleem bij het toezicht op de Wmo 2015 is dat de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ), maar ook de regering en de Tweede Kamer, al meerdere jaren moet concluderen dat het toezicht in heel veel gemeenten niet op orde is. De leden van het CDA-fractie willen dan graag ook een reflectie van de regering op deze nieuwe wet, in relatie tot de stand van zaken betreffende het verbeteren van het Wmo 2015-toezicht.
De leden van de SP-fractie lezen dat het onderhavige wetsvoorstel redelijk wat wijzigingen heeft ondergaan sinds deze aan de AP is voorgelegd. Heeft de regering nog aanvullend contact gehad met de AP over de huidige versie?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering of de AP advies heeft gegeven over de versie van het wetsvoorstel dat nu voorligt. Wat was dit advies? En als er geen advies is uitgebracht of na het advies uit augustus 2020 geen overleg is geweest: waarom is dit niet gebeurd? Ziet de regering nog aanleiding om alsnog advies te vragen?
Het aantal partijen dat kan worden betrokken is potentieel zeer groot. De AP adviseert het aantal betrokken partijen bij een onderzoek te beperken. Daarnaast adviseert de AP om de bevoegdheid om partijen bij AMvB toe te voegen dwingend te formuleren. De leden van de SGP-fractie constateren dat de regering de AP op dit punt niet is gevolgd. De delegatiebepaling is anders geformuleerd. De toelichting met betrekking tot welke partijen uit «aanpalende domeinen» kunnen worden aangewezen, is niet nader inhoudelijk begrensd. Zij delen de kritiek van de AP en verzoeken de regering alsnog een beperking te formuleren voor het aantal betrokken partijen.
De leden van de SGP-fractie merken op dat het advies van de AP dateert uit augustus 2020. Het wetsvoorstel is sindsdien aanzienlijk veranderd. Het is op basis van de memorie van toelichting niet duidelijk of hierbij overleg met de AP is gevoerd of dat de regering aanvullend advies heeft overwogen. Kan de regering hier nader op ingaan, zo vragen de leden van de SGP-fractie.
In de paragraaf positie woningcorporaties in relatie tot domein wonen lezen de leden van de VVD-fractie over de informele consultatie en de naar aanleiding daarvan opgenomen paragraaf over het domein wonen. De leden van de VVD-fractie lezen dat de regering het belang van de wederzijdse gegevensuitwisseling nadrukkelijk onderkend. Als het belang van (wederzijdse) gegevensuitwisseling met woningcorporaties zo duidelijk onderkend wordt, wat gaat de regering dan doen om de uitwisseling met en verwerking van gegevens door woningcorporaties te verbeteren? Is de regering bereid om hiervoor een wettelijke basis te creëren?
De leden van de PVV-fractie vragen de regering waarom zij er niet voor gekozen heeft om in het wetsvoorstel vast te leggen dat (medische) gegevens, verstrekt door een zorgverlener met een beroepsgeheim, alleen mogen worden verwerkt door of onder verantwoordelijkheid van een medisch adviseur van de gemeente, of iemand met een beroepsgeheim.
De leden van de PvdA-fractie lezen dat de regering meent dat van de in het wetsvoorstel voorgestelde maatregelen een zekere preventieve werking zal uitgaan. Kan dit nader worden toegelicht? Deze leden vragen waarom niet gekozen is om in dit wetsvoorstel ook een algemene regeling voor vroegsignalering voor het sociaal domein en aanpalende domeinen op te nemen. Waarom kiest de regering voor specifieke wetgeving? Welke specifieke wetgeving in deze is er dan al en hoe verhouden verschillende regelingen zich tot elkaar? Hoe wordt voorkomen dat iemand tussen de verschillende regelingen valt en er geen gecoördineerde aanpak tot stand komt?
De leden van de PvdA-fractie vragen de regering waarom dit wetsvoorstel geen grondslag biedt voor ruimere gegevensverwerking op het gebied van fraudebestrijding in de zorg. Waarom is voor aparte wetgeving gekozen? Hoe verhoudt voorliggend wetsvoorstel zich tot het wetsvoorstel dat beoogt fraude in de zorg aan te pakken? Kan hiervan een overzicht gegeven worden?
Is de regering voornemens een invoeringstoets te doen bij de Wams, zo vragen de leden van de PVV-fractie.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de regering voornemens is een invoeringstoets te doen bij dit wetsvoorstel.
De leden van de SGP-fractie zijn van oordeel dat gelet op de complexiteit van het voorstel en de eventuele risico’s op het gebied bescherming van de persoonlijke levenssfeer, een invoeringstoets verstandig lijkt. Zij vragen of de regering kan toezeggen om een invoeringstoets te doen bij dit wetsvoorstel.
Gezien de complexiteit van deze wet vragen de leden van de D66-fractie of de regering nogmaals kort en bondig kan samenvatten in welke gevallen (persoons)gegevens tegen de wil van de betrokkene gedeeld kunnen worden en aan welke voorwaarden dan precies voldaan moeten worden.
Artikel 2.3a.5
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom de regering ervoor kiest om bij AMvB te regelen welke instanties of personen als «partij» worden aangemerkt. Heeft de regering nog overwogen om een aantal instanties, zoals het UWV, CAK en woningbouwcorporaties, al wel in de wet vast te leggen? En heeft de regering overwogen bij AMvB de mogelijkheid te bieden aanvullende partijen toe te voegen? Aangezien genoemde instanties al in de memorie van toelichting worden genoemd, lijkt het deze leden terecht om ze al in de wet op te nemen.
Artikel 5.4.1
Dit artikel biedt een grondslag voor verwerking van gegevens voor diverse wettelijke kaders. Waarom zijn hierbij niet de volgende wetten opgenomen, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), bepalingen uit de Gemeentewet inzake kwijtschelding van belastingen, Afdeling 2.7 van de Wet hersteloperatie toeslagen, de bepalingen over urgentie en bijzondere groepen uit de Huisvestingswet 2014?
Deze leden menen dat de regering per abuis in dit artikel verwijst naar de vervallen Wet op het voortgezet onderwijs, in plaats van naar de Wet voortgezet onderwijs 2020.
Artikel 5.4.2
De leden van de CDA-fractie vragen de regering of zij goed begrijpen dat hulpverleners zonder wettelijk erkend beroepsgeheim uitgesloten worden van de uitzondering als bedoeld artikel 5.4.2 lid 2, alsmede artikel 5.4.3 lid 2 van de Wams? En dat dit ook geldt voor hulpverleners die bijvoorbeeld op basis van een beroepscode een geheimhoudingsplicht hebben? Kan de regering uitleggen waarom hier voor gekozen is?
Klopt het dat hulpverleners die op basis van een beroepscode werken over vergelijkbare gegevens kunnen beschikken als een hulpverlener met een wettelijk erkend beroepsgeheim? En leidt dit ertoe dat er voor vergelijkbare gegevens verschillende regels voor gegevensverstrekking geïntroduceerd worden?
De leden van de SP-fractie vragen de regering waarom de uitzondering op de verstrekkingsplicht in artikel 5.4.2 lid 2 enkel geldt voor hulpverleners met een wettelijk erkend beroepsgeheim. Waarom worden hulpverleners met een beroepsgeheim dat niet wettelijk is vastgelegd, maar wel is vastgelegd in beroepscodes, hier niet ook van uitgezonderd?
De leden van de SP-fractie lezen dat het «expliciet niet [is] toegestaan om de gegevens uit het onderzoek te gebruiken voor andere doelen zoals de aanpak van fraude». Zij vragen de regering hoe dit in praktijk zal gaan werken, op het moment dat gemeenteambtenaren in het kader van de ondersteuning van een cliënt met meervoudige problematiek er bijvoorbeeld achter komen dat deze samenwoont, maar de kostendelersnorm in de participatiewet omzeilt.
De leden van de SP-fractie constateren dat dit wetsvoorstel ook de mogelijkheid creëert voor het college om gegevens aan de burgemeester te verstrekken in verband met zijn taken op het gebied van de openbare orde, maar dat dit niet per se gericht hoeft te zijn op de gecoördineerde aanpak. Waarom is gegevensdeling met de burgemeester niet beperkt tot situaties waarin dit noodzakelijk is voor de ondersteuning van de cliënt in verband met diens meervoudige problematiek?
De leden van de PvdA-fractie vragen de regering wat de artikelen 5.4.2 en 5.4.3 toevoegen aan het al bestaande juridisch kader, zoals dat geldt voor het door zorgverleners verstrekken van gegevens aan derden voor een gecoördineerde aanpak van meervoudige problematiek in het sociaal domein. Op welke wijze kan duidelijker worden opgenomen dat zorgverleners met een beroepsgeheim alleen gegevens mogen delen als de cliënt daarvoor toestemming heeft gegeven? Kunnen zorgverleners zonder beroepsgeheim, maar met een beroepscode, ook een beroep doen op de uitzondering van artikel 5.4.2 lid 2?
De leden van de PvdA-fractie vragen de regering in hoeverre het feit dat een zorgverlener het beroepsgeheim onder voorwaarden mag doorbreken door een eigen afweging te maken ertoe kan leiden dat mensen die zorg hard nodig hebben zich hieraan om deze reden toch zullen onttrekken. Kan aangegeven worden waarom wordt gemeend dat een wettelijk vastgelegde bevoegdheid noodzakelijk is en de bestaande doorbrekingsgrond van het «conflict van plichten» onvoldoende is?
Wanneer is sprake van «ernstige meervoudige problematiek» en hoe kunnen zorgverleners hier een eenduidige invulling van hebben als de wettekst daarvoor geen toelichting biedt? Waarom wordt deze term niet opgenomen in de definitiebepalingen?
De leden van de PvdA-fractie vragen de regering tevens hoe geregeld is dat de aan een gemeente verstrekte gegevens niet verder mogen worden verwerkt. Welke voorwaarden kan een zorgverlener stellen ingevolge artikel 5.4.2 en wat gebeurt er als aan die voorwaarden niet wordt voldaan? Kunnen door een zorgverlener aangeleverde gegevens ook worden gebruikt voor andere doeleinden, zoals bijvoorbeeld fraudeopsporing? Zo ja, waarom wordt het gebruik niet beperkt tot alleen de gecoördineerde zorg?
De leden van de PvdA-fractie vragen de regering op welke grondslag uit artikel 6 van de AVG een zorgverlener met een beroepsgeheim zich kan beroepen als hij of zij zonder toestemming van de cliënt op basis van artikel 5.4.2 (bijzondere) persoonsgegevens aan het college van B&W verstrekt.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen in artikel 5.4.2 dat is bepaald dat gegevens die aan de burgemeester zijn versterkt in het kader van de Wvggz en de Wzd kunnen worden hergebruikt. Wat betekent dit wetsvoorstel voor de stukken die de burgemeester in de procedure van de Wvggz en de Wzd heeft verkregen, zoals de medische verklaring van een onafhankelijk psychiater en waarvoor de in de Wvggz en de Wzd bepalingen zijn opgenomen met betrekking tot het gebruik daarvan? Is het hergebruik van desbetreffende gegevens voor een gecoördineerde aanpak wel verenigbaar met het doel waarvoor de gegevens zijn verkregen?
Het lid van de BBB-fractie heeft moeite met de uitzonderingspositie rondom het begrip «geheimhouding». Het principe van geheimhouding voor met name medische beroepen is van groot belang voor de relatie tussen patiënt en zorgverlener. Hieraan tornen brengt deze vertrouwelijkheid in gevaar. Een patiënt moet alles in vertrouwen kunnen zeggen tegen een zorgverlener. Het lid van de BBB-fractie is dan ook van mening dat alleen met toestemming van de patiënt deze geheimhouding geschonden kan worden. Is de regering bereid om dit artikel zodanig aan te passen dat enkel bij toestemming van de betrokkene zelf de geheimhoudingsplicht geschonden kan worden?
Het lid van de BBB-fractie vraagt verder om een duidelijk kader wanneer blijkt dat er sprake van «ernstig meervoudige problematiek» is. Met andere woorden: wat zijn precies de gevallen waarin het schenden van de geheimhoudingsplicht gerechtvaardigd zou zijn? Tenslotte doet de vraag zich voor welke afweging een hulpverlener kan maken die niet onder een wettelijke geheimhoudingsplicht valt. Het is immers best mogelijk dat er redenen zijn waarom men bepaalde informatie niet wil delen, zelfs in het belang van de patiënt. Welke mogelijkheden zijn daarvoor?
In artikel 5.4.2. lid 2 sub a gaat het over de plicht op goede hulp of zorg. Het lid van de BBB-fractie constateert dat de Afdeling hier eerder over heeft gezegd dat de norm van goed hulpverlenerschap onvoldoende begrenzing kent. Het lid van de BBB-fractie acht dit wel noodzakelijk. Kan de regering dit toelichten?
Het lid van de BBB-fractie vraagt de regering verder of aan artikel 5.4.2 een bepaling toegevoegd kan worden die waarborgt dat gegevens bij de gemeente alleen verwerkt mogen worden door of onder verantwoordelijkheid van iemand met een eigen beroepsgeheim. Voorts is het lid van de BBB-fractie ook van mening dat degene die de gegevens bij de gemeente ontvangt in staat moet zijn om deze juist te beoordelen. Kan de regering toelichten hoe dit geregeld is?
Artikel 5.4.3
Het lid van de BBB-fractie herhaalt hier haar zorgen die zij in bij artikel 5.4.2 heeft verwoord.
De voorzitter van de commissie, Smals
De adjunct-griffier van de commissie, Heller