Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het woonplaatsbeginsel voor beschermd wonen in te voeren;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1.1.1, eerste lid, wordt in de alfabetische volgorde een begripsomschrijving ingevoegd, luidende:
woonadres als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel o, van de Wet basisregistratie personen;.
B
In artikel 1.2.1, onderdeel b, wordt «te verstrekken door het college van de gemeente tot welke hij zich wendt» vervangen door «te verstrekken door het college van de gemeente waar hij zijn woonadres heeft».
C
Na artikel 1.2.1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Indien uit feiten en omstandigheden, inlichtingen van de ingezetene van Nederland daaronder begrepen, blijkt dat op de ingezetene van Nederland een omstandigheid als bedoeld in de onderdelen a tot en met d van toepassing is, dan wordt het beschermd wonen, in afwijking van artikel 1.2.1, aanhef en onderdeel b, verstrekt:
a. ingeval aan de ingezetene eerder beschermd wonen is verstrekt en er minder dan twaalf maanden zijn verstreken sinds het eindigen van dat beschermd wonen, door het college van de gemeente dat laatstelijk beschermd wonen heeft verstrekt;
b. ingeval de ingezetene zijn woonadres heeft bij een bij regeling van Onze Minister aangewezen instelling en voor zover hij niet meer dan vijf onafgebroken jaren zijn woonadres heeft gehad bij in die regeling aangewezen instellingen, door het college van de gemeente waar de ingezetene zijn woonadres had onmiddellijk voorafgaand aan het woonadres bij een of meerdere instellingen;
c. ingeval de ingezetene geen woonadres heeft maar in de afgelopen vijf jaren wel een woonadres heeft gehad, door het college van de gemeente waar de ingezetene laatstelijk zijn woonadres had; en
d. ingeval de ingezetene in de afgelopen vijf jaren geen woonadres heeft gehad, zijn woonadres meer dan vijf onafgebroken jaren bij een of meerdere instellingen als bedoeld in onderdeel b heeft gehad of bij het woonadres een aantekening is geplaatst als bedoeld in artikel 2.26 van de Wet basisregistratie personen, door het college van de gemeente tot welke de ingezetene zich wendt.
2. Ingeval op een ingezetene van Nederland zowel de omstandigheid, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, als een omstandigheid als bedoeld in het eerste lid, onderdelen b tot en met d, van toepassing is, dan wordt het beschermd wonen verstrekt door het college van de gemeente, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.
D
Aan het slot van artikel 2.3.2, eerste lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Artikel 2:3 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing op een melding die niet schriftelijk is gedaan.
E
Artikel 2.3.5, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel b wordt «ten behoeve van opvang en beschermd wonen» vervangen door «ten behoeve van opvang».
2. Na onderdeel b wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
c. van een persoon die woonadres heeft in de gemeente dan wel ten aanzien van wie artikel 1.2.1a toepassing vindt om een maatwerkvoorziening ten behoeve van beschermd wonen.
F
Artikel 2.6.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
3. Met betrekking tot beschermd wonen werken colleges samen. Colleges kopen gezamenlijk beschermd wonen in bij derden, indien dat voor de beschikbaarheid van beschermd wonen aangewezen is. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen vormen van beschermd wonen worden aangewezen, waarvoor het gezamenlijk inkopen in ieder geval geldt. Bij die maatregel kunnen tevens gebieden worden aangewezen waarbinnen de colleges die vormen van beschermd wonen gezamenlijk inkopen en kunnen over die vormen van beschermd wonen nadere regels worden gesteld.
2. In het vierde lid (nieuw) wordt «tweede lid» vervangen door «tweede of derde lid».
G
Voor artikel 5.1.1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Het college is bevoegd tot het verwerken van persoonsgegevens van de cliënt, waaronder gegevens over gezondheid en gegevens van strafrechtelijke aard, die noodzakelijk zijn voor de beoordeling of het college gehouden is een maatwerkvoorziening ten behoeve van beschermd wonen te verstrekken op grond van de artikelen 1.2.1, aanhef en onderdeel b, of 1.2.1a.
2. Het college is de verwerkingsverantwoordelijke voor de verwerking, bedoeld in het eerste lid.
H
Voor artikel 5.2.1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Het college is bevoegd persoonsgegevens, waaronder gegevens over gezondheid en gegevens van strafrechtelijke aard, die het college heeft verkregen in het kader van de beoordeling, bedoeld in de artikelen 1.2.1, aanhef en onderdeel b, en 1.2.1a, te verstrekken aan een ander college, voor zover deze noodzakelijk zijn in het kader van de beoordeling, bedoeld in voornoemde bepalingen, door dat andere college.
I
In artikel 5.2.9, eerste lid, wordt «als bedoeld in de artikelen 5.2.1 tot en met 5.2.5» vervangen door «als bedoeld in de artikelen 5.2.a1 tot en met 5.2.5».
Ten aanzien van een melding van en een onderzoek naar een behoefte aan beschermd wonen in de zin van artikel 2.3.2, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, een aanvraag om een maatwerkvoorziening ten behoeve van beschermd wonen in de zin van artikel 2.3.5, eerste lid, onderdeel b, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en een bezwaar of beroep dat is gericht tegen een besluit op voornoemde aanvraag, die is gedaan respectievelijk is ingesteld voor de inwerkingtreding van deze wet, blijft de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 gelden zoals deze luidde onmiddellijk voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,