Vastgesteld 9 februari 2023
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.
Inhoudsopgave |
blz. |
||
Algemeen |
1 |
||
1. |
Inleiding |
2 |
|
2. |
Hoofdlijnen van het wetsvoorstel |
3 |
|
2.1 |
Indexering |
3 |
|
2.2 |
Hardheidsclausule |
4 |
|
3. |
Gevolgen voor studenten en instellingen |
4 |
|
3.1 |
Gevolgen voor studenten |
4 |
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Wijziging van onder andere de Les- en cursusgeldwet in verband met de aanpassing van de indexeringsbepalingen van het lesgeld en cursusgeld en aanpassing van de hardheidsclausule. De leden onderschrijven het belang van een stabilisering in de indexering van het les- en cursusgeld, zodat studenten niet met onverwachte hoge wijzigingen te maken krijgen. Daarnaast zijn de leden positief over de aanpassing van de hardheidsclausule. Hierdoor kan er beter maatwerk geleverd worden bij individuele gevallen. De leden hebben enkele vragen.
De leden van de D66-fractie begrijpen dat er verschillen zijn in de manier waarop het les- en cursusgeld wordt vastgesteld ten opzichte van het collegegeld. De leden zijn er voorstander van dat er zo min mogelijk verschillen zijn in kosten om te studeren voor studenten en de daaronder liggende systematiek. Zij steunen daarom dit wetsvoorstel.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden steunen het wijzigen van de wijze van indexering van het lesgeld waarbij aangesloten wordt bij de indexeringswijze van het wettelijk collegegeld. Tevens hebben deze leden nog enkele vragen.
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavig wetsvoorstel. Deze leden begrijpen de wens van de regering om de huidige wijze van indexering van het lesgeld aan te passen naar een indexering wat de systematiek toekomstbestendiger maakt en minder gevoelig voor sterke maandelijkse pieken en dalen in de koopkrachtcijfers. Ook de ruimte voor meer maatwerk in de Wet studiefinanciering 2000 (WSF 2000) onderschrijven deze leden. Zij hebben enkele korte vragen over de laatstgenoemde wijziging.
De leden van de D66-fractie lezen dat uitzonderingen uit de hardheidsclausule zullen worden geschrapt en daardoor meer maatwerk mogelijk wordt. De leden zijn van mening dat wet- en regelgeving ruimte dient te geven aan maatwerk en de menselijke maat. De leden complimenteren de regering met de voortvarendheid waarmee deze wetswijziging wordt gedaan. De leden vinden het een goed idee dat DUO1 anticiperend op de wetswijziging de hardheidsclausule in lijn met dit wetsvoorstel toe kan passen.
De leden van de CDA-fractie willen graag weten of de DUO alleen in individuele gevallen maatwerk kan toepassen na het wijzigen van de hardheidsclausule of ook voor collectieve situaties.
De leden van de PvdA-fractie merken op dat door het wetsvoorstel de indexatie van lesgeld minder onderhevig is aan pieken en dalen van de koopkrachtcijfers. Daarnaast sluit het aan bij de wijze van indexering van cursus- en collegegeld. Het toekomstbestendiger maken van de systematiek en gelijktrekken van regelgeving tussen mbo2, ho3 en wo4 zien de leden als iets positiefs. Een hoge percentuele stijging van het lesgeld voor studiejaar 2023–2024 voor mbo-studenten valt echter niet te voorkomen. De aanvullende beurs voor mbo-studenten wordt aangevuld met bedrag van de stijging van het lesgeld. Welke mogelijkheden heeft de regering onderzocht om studenten zonder aanvullende beurs of recht op studiefinanciering tegemoet te komen in de stijging van het lesgeld? Acht de regering het ook onwenselijk dat een groep van 120.000 mbo-studenten in tijden van stijgende kosten in het levensonderhoud wordt geconfronteerd met extra kosten voor het lesgeld? Erkent de regering dat hiermee kansenongelijkheid in de hand wordt gewerkt?
Voorts merken de voorgenoemde leden op dat zij positief staan tegenover het vervallen van uitzonderingen op de hardheidsclausule waardoor er meer maatwerk kan worden geleverd en in bepaalde gevallen ruimhartiger kan worden geoordeeld. De leden vragen waarom de regering nu pas met een wetswijziging komt, aangezien het evenredigheidsbeginsel in 2020 in de Awir5 is opgenomen. Waarom heeft de regering zo lang getalmd met het voorstel voor deze wetswijziging? Gaat de regering met terugwerkende kracht studenten compenseren voor wie in het verleden de hardheidsclausule zou zijn toegepast? Zo nee, hoe rechtvaardigt zij dit dan?
De leden van de GroenLinks-fractie willen graag weten wat de regering concreet gaat doen om in de praktijk te zorgen dat DUO gebruik maakt van de hardheidsclausule bij gevallen waarvoor het in de praktijk is bedoeld, zodat de ruimte voor meer maatwerk niet enkel in wet- en regelgeving wordt opgenomen. De leden verwijzen in dit kader naar eerdere Kamervragen over een ernstig zieke student die te maken kreeg met een aanzienlijke terugvordering van een beurs, ondanks de bestaande wettelijke mogelijkheid om studieschulden en boetes kwijt te schelden.6 Is de regering voornemens te evalueren of DUO voldoende gebruikmaakt van de ruimte die deze wijziging met zich meebrengt? Heeft de regering in beeld hoe vaak de afgelopen jaren studenten zijn benadeeld doordat de begrippen «partner», «toetsingsinkomen» en «vreemdeling» uitgezonderd zijn van de hardheidsclausule? Zo nee, waarom niet? Is DUO betrokken geweest bij rechtszaken die met deze wijziging voorkomen had kunnen worden?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de regering in de beslisnota van 22 augustus 20227 de voorkeur gaf aan een indexering op basis van drie jaar. Dit blijkt echter voor VH8 niet uitvoerbaar, mits er geen compensatie tegenover staat en UNL9 noemde dit onwenselijk. Kan de regering hier verder op ingaan en uiteenzetten waarom er uiteindelijk is gekozen voor een indexering op basis van één jaar?
De leden van de CDA-fractie willen graag weten of bij een wijziging van de indexatie de AMvB10 voorgehangen moet worden bij de Tweede Kamer.
Voorts vragen deze leden wat de reden is dat het les- en cursusgeld uiterlijk 30 september van het jaar voorafgaand aan het studiejaar waarin het les- en cursusgeld zal gelden, vastgesteld moet worden. Voorgenoemde leden verzoeken de regering tevens om hierbij te reflecteren op het budgetrecht van de Tweede Kamer wat tot uiting komt in de begrotingsbehandeling.
De leden van de D66-fractie lezen dat bij de uitwerking van de onderliggende AMvB met betrekking tot de indexering een nieuw startbedrag vastgesteld zal worden voor het lesgeld waardoor deze indexatie in de toekomst weer synchroon loopt met het wettelijk collegegeld en cursusgeld. Kan de regering toelichten wat hiermee wordt bedoeld?
De leden lezen dat ervoor is gekozen om te werken met de gemiddelde inflatie over een jaar in plaats van het gemiddelde over drie jaar, waar eerder sprake van was. De leden vinden het belangrijk dat de kosten voor studenten zoveel mogelijk moeten worden beperkt. Kan de regering toelichten waarom hiervoor is gekozen?
De leden van de VVD-fractie lezen in de memorie van toelichting een mogelijke situatie waarbij het uitsluiten van het toetsingsinkomen in de hardheidsclausule leidt tot een onevenredig gevolg. Kan de regering ook mogelijke situaties schetsen waarin dit zou kunnen spelen bij de begrippen «partner» en «vreemdeling»? Daarnaast vragen de leden hoe de Kamer geïnformeerd gaat worden over het toekomstig gebruik van de hardheidsclausule door DUO.
De leden lezen in de bijgevoegde beslisnota van 22 augustus 202211 dat wordt voorgesteld de hardheidsclausule anticiperend op de wetswijziging alvast toe te passen. Is dit uiteindelijk gebeurd? Zo ja, in welke brief is de Kamer daar uiteindelijk over geïnformeerd?
De leden van de D66-fractie lezen dat het niet mogelijk is om de verhoging van het lesgeld in 2023–2024 nog aan te passen. De leden zien het gevaar dat dit voor sommige mbo-studenten een drempel kan opwerpen om door te studeren. Ziet de regering mogelijkheden om studenten die het nodig hebben tegemoet te komen? Ziet de regering mogelijkheden op het gebied van financiële ondersteuning vanuit gemeente? Zou het beter onder de aandacht brengen van het mbo-studentenfonds oplossing kunnen bieden?
De voorzitter van de commissie, Michon-Derkzen
De adjunct-griffier van de commissie, Bosnjakovic