Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 23 december 2022

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.

INHOUDSOPGAVE

I.

ALGMEEN

2

1.

Inleiding

2

2.

Hoofdlijnen van het wetsvoorstel

3

2.1

Doel van het wetsvoorstel

3

2.2

Inzicht

4

2.3

Ondersteuningsaanbod

5

2.4

Reflectie

6

2.5

Verstrekking van persoonsgegevens

6

2.6

Technische en juridische waarborgen

6

3.

Verhouding tot andere regelgeving

8

4.

Gevolgen en uitvoering

8

     

5.

Advies en consultatie

8

     

II.

ARTIKELGEWIJS

9

Artikel 6

9

Artikel 7

9

I. ALGMEEN

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de regels aangaande een tijdelijke uitwisseling van persoonsgegevens ter identificering van de ouders die gedupeerd zijn als gevolg van problemen bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag en geconfronteerd zijn met uithuisplaatsing van kinderen (Tijdelijke wet uitwisseling persoonsgegevens UHP KOT) (hierna: het wetsvoorstel). Ouders en kinderen die zijn gedupeerd door de toeslagenaffaire moeten wat deze leden betreft zo snel mogelijk alle passende hulp en ondersteuning krijgen die zij nodig hebben. Wanneer kinderen van gedupeerde ouders uit huis zijn geplaatst, heeft de overheid wat deze leden betreft een plicht om een gericht ondersteuningsaanbod te doen, om te bezien welke hulp zij nodig hebben en contact tussen ouders en kinderen waar mogelijk te herstellen. Voornoemde leden stellen met teleurstelling vast dat nog steeds niet alle gedupeerde ouders en kinderen die tevens zijn geconfronteerd met een uithuisplaatsing in beeld zijn gekomen, alle inspanningen ten spijt. Zij stellen nog enkele vragen over het wetsvoorstel.

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben in eerdere debatten al gevraagd snel met wetgeving te komen om ouders en kinderen die gedupeerd zijn als gevolg van de kinderopvangtoeslag goed te kunnen helpen indien zij ook te maken hebben gehad met een uithuisplaatsing. Het is voor deze leden moeilijk te begrijpen hoe makkelijk gegevens binnen de overheid gedeeld zijn om deze gezinnen schade toe te brengen, maar dat het vervolgens niet mogelijk bleek gegevens te delen om hen te kunnen helpen. Voornoemde leden waarderen het daarom zeer dat de regering deze tijdelijke wet heeft ingediend, zodat in het vervolg deze ouders wél benaderd kunnen worden voor ondersteuning. Deze leden hebben nog vragen over het wetsvoorstel, met name over de bepalingen waarmee gegevens gedeeld kunnen worden ten behoeve van reflectie in de jeugdbeschermingsketen. Ook dat doel onderschrijven de aan het woord zijnde leden, maar zij hebben nog vragen over de wijze waarop dit is afgewogen tegen het belang om de ouders regie te laten houden over hun gegevens en die van hun kinderen.

De leden van de D66-fractie ondersteunen het belang van spoedige invoering van dit wetsvoorstel om ouders en kinderen snel van dienst te kunnen zijn. Wel vragen zij waarom het alsnog ongeveer zeven maanden heeft geduurd nadat in een debat in de Tweede Kamer het lid Van Beukering-Huijbregts (D66-fractie), evenals meerdere andere Kamerleden, specifiek vroegen naar een wetswijziging op dit vlak. In hoeverre heeft het toevoegen van het doel tot reflectie bijgedragen aan de duur van het opstellen van dit wetsvoorstel?

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben daar nog vragen en opmerkingen over. Hoe weegt de regering de twee hoofddoelen van deze wet, namelijk reflectie binnen de keten van jeugdbescherming en ondersteuning van getroffen ouders? Preciezer nog, kan de regering aangeven wat er nu aan ondersteuning voor ouders beschikbaar komt, die eerder niet beschikbaar kwam?

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden zijn met de regering van mening dat het met oog op het rechtsherstel en de ondersteuning van gedupeerde ouders van wie kinderen uit huis zijn geplaatst het belangrijk is dat het Ondersteuningsteam inzicht krijgt in de status van ouderen binnen de hersteloperatie kinderopvangtoeslag (KOT). Wel vragen voornoemde leden of dit niet al mogelijk is op basis van bestaande wetgeving, zonder het creëren van de wettelijke basis waar het onderhavige wetsvoorstel in voorziet. De aan het woord zijnde leden menen dat de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) en de Jeugdwet veel ruimte biedt om in het belang van herstel en ondersteuning deze gegevens uit te wisselen Welke afweging heeft de regering gemaakt om wel voor nieuwe wetgeving te kiezen?

De leden van de ChristenUnie-fractie onderschrijven met de Afdeling advisering van de Raad van State (hierna: de Afdeling) het belang van gegevensminimalisering en vertrouwelijkheid. De Afdeling spreekt hierbij van het zodra mogelijk vernietigen én pseudonimiseren van gegevens. Op het tijdig vernietigen van gegevens wordt in de memorie van toelichting ingegaan, op het pseudonimiseren van gegevens niet. Deze leden vragen de regering aan te geven hoe ook het zo snel mogelijk pseudonimiseren van gegevens zijn plek krijgt. Voorts vragen zij of, in lijn met de advisering van de Afdeling, ook bij gegevensdeling die ten doel heeft bij te dragen aan reflectie pseudonimisering kan plaatsvinden.

Ten aanzien van de horizonbepaling in de wet vragen de leden van de ChristenUnie-fractie naar de voortgang in de hersteloperatie KOT die trager verloopt dan gewenst. Is het mogelijk dat, bijvoorbeeld door verdere vertraging in de integrale beoordelingen die ouders de status van gedupeerde verschaft, deze wetgeving eerder afloopt dan dat ouders de status van gedupeerde toegewezen krijgen? Zou het mogelijk zijn dat gedupeerde ouders daardoor buiten deze gegevensdeling vallen? Hoe is de regering voornemens dit te monitoren, om dit, bijvoorbeeld met een verlenging van de horizonbepaling, te voorkomen?

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel.

2. Hoofdlijnen van het wetsvoorstel

2.1 Doel van het wetsvoorstel

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de drie doelen van het wetsvoorstel, te weten: het inzicht verkrijgen in de groep ouders die gedupeerde zijn bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag én hun kinderen die te maken hebben (gehad) met een gedwongen uithuisplaatsing, het bereiken van deze groep met een gericht ondersteuningsaanbod en reflectie op het eigen handelen. Ten aanzien van de reflectie lezen voornoemde leden dat deze zal worden uitgevoerd door de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK), de gecertificeerde instellingen en de gerechten. Kan de regering per organisatie aangeven hoe deze reflectie concreet plaats zal vinden en hoe doublures worden voorkomen met lopende onderzoeken? Is er overeenstemming met alle geconsulteerde organisaties dat reflectie plaatsvindt, worden er ook afspraken gemaakt over de wijze van reflectie en vindt overleg plaats over de resultaten hiervan? De aan het woord zijnde leden achten het paradoxaal dat reflectie doel van het wetsvoorstel is, maar dat tegelijkertijd in de memorie van toelichting een passage is opgenomen waarin is beschreven dat reflectie geen taak is voor de RvdK, de gecertificeerde instellingen en de gerechten, omdat volgens de regering de genoemde organisaties immers ook nu al de mogelijkheid hebben om te reflecteren op het eigen handelen, zoals alle organisaties dat hebben. Wat is dan de toegevoegde waarde van het doel «reflectie» van het wetsvoorstel?

Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie waarom niet is opgenomen dat ook de Minister voor Rechtsbescherming kan reflecteren op het eigen handelen, zodat bijvoorbeeld de Inspectie Justitie en Veiligheid ook onder het wetsvoorstel wordt gebracht. Kan de regering hierop reflecteren?

2.2 Inzicht

De leden van de VVD-fractie benadrukken dat in veel debatten en schriftelijke overleggen over uithuisgeplaatste kinderen van gedupeerde ouders aandacht is gevraagd voor het «drang»-kader. Weliswaar is er in sommige gevallen geen formele «dwang» uitgeoefend in de zin van een verplichte uithuisplaatsing, maar is er oneigenlijke drang uitgeoefend op ouders om over te gaan tot vrijwillige uithuisplaatsing van kinderen. Op welke wijze voorziet het wetsvoorstel in een grondslag om gegevens uit te wisselen van deze kinderen? Klopt het dat ook deze kinderen in beeld worden gebracht wanneer de koppeling tot stand komt? Zo nee, waarom niet en welke alternatieven zijn overwogen om ook deze groep uithuisgeplaatste kinderen beter in beeld te krijgen?

De leden van de VVD-fractie lezen in de memorie van toelichting dat door het koppelen van gegevens van de Belastingdienst/Toeslagen, de RvdK, de Raad voor de rechtspraak (Rvdr) en de gerechten en nader dossieronderzoek door de Rvdr, inzicht wordt verkregen in de groep gedupeerde aanvragers met uithuisgeplaatste kinderen of waarvan het gezag is beëindigd. Kan worden toegelicht wat in deze passage wordt bedoeld met «nader dossieronderzoek door de Rvdr»? Waar bestaat dat nader dossieronderzoek uit en wat is het doel daarvan?

De leden van de VVD-fractie begrijpen dat de Rvdr en gerechten alle uithuisplaatsingen registreren, maar niet overal op dezelfde manier. Waarom worden alleen aanvragen tot een uithuisplaatsing centraal geregistreerd en de uitspraken van de rechter niet?

De leden van de VVD-fractie brengen in herinnering dat de Minister voor Rechtsbescherming op 9 mei jl. liet weten dat het technisch mogelijk zou zijn om de situaties te identificeren waarin sprake is van samenloop van een uithuisplaatsing in het kader van een kinderbeschermingsmaatregel en de toeslagenaffaire, door het koppelen van gegevens van de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) en die van de jeugdbeschermingsorganisaties. Kan de regering toelichten waarom uiteindelijk niet is gekozen voor deze route? In dezelfde brief liet de Minister weten een eventuele koppeling van gegevens door de overheid eerst nog te bespreken met gedupeerde ouders. Is dat gebeurd, en zo ja, wat vonden de gedupeerde ouders van het wetsvoorstel?

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering ook nader kan ingaan op het uitwisselen van gegevens in het kader van onderzoek dat de Inspectie JenV uitvoert. De regering liet eerder weten dat het voor de uitvoering van dit onderzoek het eveneens nodig is om te voorzien in een duidelijkere grondslag. In dat kader heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) namens de Inspectie JenV een verzoek ingediend bij de UHT tot het leveren van deze gegevens aan het CBS, maar hiervoor vooralsnog geen toestemming ontvangen. Deze leden lezen niet in het wetsvoorstel dat dit probleem inmiddels is opgelost of dat het wetsvoorstel in een oplossing voorziet. Kan de regering hier een reactie op geven?

De leden van de D66-fractie begrijpen dat naast het koppelen van de gegevens ook nader dossieronderzoek zal plaatsvinden door de Rvdr. Om wat voor nader dossieronderzoek gaat dit precies? Met welk doel wordt dit onderzoek gedaan en op welke wijze?

De leden van de SP-fractie vragen of het klopt dat het voorliggend wetsvoorstel alleen betrekking heeft op mensen die zich aangemeld hebben voor herstel kinderopvangtoeslag en waarvan is vastgesteld dat zij gedupeerde zijn. Zo ja, op welke wijze voorziet dit wetsvoorstel dan in de mogelijkheid om inzicht te krijgen in de omvang van de groep ouders die gedupeerd zijn en hun kinderen die te maken hebben (gehad) met gedwongen uithuisplaatsing? Zo nee, op welke wijze zorgt dit wetsvoorstel ervoor dat gedupeerde ouders die zich om welke reden dan ook niet gemeld hebben, gevonden worden? Tevens vragen deze leden wat dit wetsvoorstel betekent voor gedupeerde ouders en kinderen die te maken hadden met een vrijwillige uithuisplaatsing? Op welke wijze gaat de regering – al dan niet met behulp van dit wetsvoorstel – deze ouders in zicht krijgen en ondersteunen?

In welke scenario’s acht de regering het waarschijnlijk dat het kale feit dat een ouder gedupeerd is in de toeslagenaffaire zal leiden tot een snellere terugplaatsing van het kind? De leden van de SP-fractie willen ervoor waken dat geen valse verwachtingen gewekt worden.

2.3 Ondersteuningsaanbod

De leden van de D66-fractie merken op dat het ondersteuningsaanbod van de Minister voor Rechtsbescherming voor de betrokken ouders bestaat uit drie onderdelen, waarvan de eerste ondersteuning door de Belastingdienst/Toeslagen betreft in het kader van de brede hersteloperatie. Klopt het dat deze ondersteuning al plaatsvindt, los van het informeren over het ondersteuningsaanbod door de Minister voor Rechtsbescherming, aangezien de gegevens van de ouders al worden aangeleverd door de Belastingdienst/Toeslagen?

De leden van de D66-fractie merken daarnaast op dat de Regeling rechtsbijstand inderdaad onderdeel vormt van het ondersteuningsaanbod, maar dat een kosteloze rechtsgang inmiddels is toegezegd aan alle ouders die te maken hebben met een kinderbeschermingsmaatregel, met ingang van het nieuwe jaar. In hoeverre zijn deze ouders daar al niet van op de hoogte gebracht? Voornoemde leden nemen aan dat er niet op deze wetswijziging is gewacht of gewacht zal worden om de ouders te wijzen op deze regeling aangezien het niet uitmaakt of deze ouders ook gedupeerd zijn in verband met de kinderopvangtoeslag. Klopt dat? Begrijpen deze leden overigens goed dat de Regeling griffiekosten wél alleen beschikbaar is voor gedupeerde ouders en niet voor alle ouders die te maken hebben met een kinderbeschermingsmaatregel? Waarom is daarvoor gekozen?

De leden van de D66-fractie merken op dat het Ondersteuningsteam Uithuisplaatsingen Toeslagenaffaire een klachtenregeling heeft. Hoe vaak is hiervan tot nu toe gebruik gemaakt? Wat voor klachten betrof het? Zijn deze naar tevredenheid afgerond?

De leden van de SP-fractie constateren dat de jeugdbescherming in crisis verkeert. Hoe ziet de regering het voor zich om dit ondersteuningsaanbod aan te bieden in een sector met grote personeelstekorten?

De leden van de SP-fractie vragen wat voor ondersteuning voor gedupeerden beschikbaar kan worden gesteld wanneer kinderen al tijdens of kort na 2005 uit huis zijn geplaatst. Bijna alle kinderen zullen dan al volwassen zijn. Hoe weegt in dit geval de regering de noodzaak en proportionaliteit van de koppeling van gegevens, voor een groep ouders die zelf vermoedelijk geen ondersteuning meer zullen ontvangen?

De leden van de SGP-fractie vragen hoe de regering voorkomt dat KOT-gedupeerden hun ondersteuning moeten halen via drie verschillende kanalen, namelijk de Belastingdienst, het Ondersteuningsteam en de rechtsbijstand. Voert de regering hierop regie via het Ondersteuningsteam?

2.4 Reflectie

De leden van de D66-fractie onderschrijven het belang van reflectie bij partijen in de jeugdbeschermingsketen. Deze leden vragen wel in hoeverre dit belang is afgewogen ten opzichte van het delen van persoonsgegevens van gedupeerde kinderen zonder expliciete toestemming van de ouders vooraf. Hebben de partijen in de jeugdbeschermingsketen een plan aangeleverd hoe zij deze reflectie zullen invullen? Worden de resultaten van deze reflectie ook gedeeld met de Tweede Kamer en de regering, zodat eventueel de wet verbeterd kan worden?

2.5 Verstrekking van persoonsgegevens

De leden van de D66-fractie constateren dat de Minister voor Rechtsbescherming als derde stap in de verwerking van persoonsgegevens een lijst maakt van UHP-KOT-kinderen als er sprake is van overlap tussen de lijst van gedupeerde aanvragers van een kinderopvangtoeslag en de lijsten van de partijen in de jeugdbescherming van kinderen waarvoor een verzoek tot uithuisplaatsing is gedaan. Worden alle persoonsgegevens van ouders en kinderen waar geen sprake is van overlap direct vernietigd? Zo nee, waarom niet en op welke termijn dan wel?

De leden van de SP-fractie zijn de mening toegedaan dat de dataprotectie voor de gedupeerde ouders zeker in dit geval robuuster mag. Zij roepen in herinnering dat het juist het onderling uitwisselen van allerlei persoonsgegevens is, dat voor veel ellende heeft gezorgd bij deze ouders. Op welke wijze wordt erop toegezien dat instellingen en de rechtspraak op een juiste manier omgaan met de gegevens van gedupeerde ouders en kinderen. Deelt de regering de analyse dat een verwijzing naar de wettelijke plichten die voortkomen uit de AVG hier wat mager is?

2.6 Technische en juridische waarborgen

De leden van de D66-fractie merken op dat veel taken zijn belegd bij de Minister voor Rechtsbescherming. Is het wettelijk goed geregeld wat er gebeurt indien het scenario plaatsvindt dat voor het aflopen van deze wet een nieuw kabinet aantreedt waarin deze functie niet meer bestaat? Dient de wet dan weer gewijzigd te worden of valt deze taak dan automatisch een andere bewindspersoon ten deel?

De leden van de D66-fractie begrijpen dat het delen van burgerservicenummers met de Minister voor Rechtsbescherming nodig is om een adequate lijst te kunnen opstellen. Deze leden vragen in het kader van dataminimalisatie echter waarom de lijst van UHP-KOT-ouders die met organisaties wordt gedeeld ook deze burgerservicenummers bevat alsmede het geslacht van de ouders. Waartoe dienen deze gegevens in de uitvoering? Welke andere waarborgen en controles bestaan er ten aanzien van de genoemde eisen van dataminimalisatie?

De leden van de D66-fractie zouden graag willen weten naar welke organisaties precies de lijst UHP-KOT-ouders gaat en waarom per lijst voor deze organisaties is gekozen. Is overwogen de lijst UHP-KOT-ouders alleen te delen met het Ondersteuningsteam aangezien deze lijst alleen gebruikt wordt om ouders te benaderen voor het ondersteuningsaanbod? Wat is de toegevoegde waarde om deze lijst ook te delen met de Belastingdienst/Toeslagen, de RvdK, de Rvdr en de gerechten, aangezien de reflectie al wordt gedaan aan de hand van de lijst UHP-KOT-kinderen?

De leden van de D66-fractie ondersteunen de keuze om de persoonsgegevens op de lijst van UHP-KOT-kinderen zo veel mogelijk te beperken, om te voorkomen dat deze op verkeerde wijze worden gebruikt. Kan de regering toelichten wat precies verstaan wordt onder de juiste en de verkeerde wijze van het gebruik van deze gegevens ten behoeve van reflectie? Wordt de identiteit van de ouders of kinderen en het feit dat zij gedupeerd zijn in verband met de kinderopvangtoeslag bijvoorbeeld gedeeld met de betreffende jeugdbeschermer of rechter die betrokken is of was? Hoe wordt voorkomen dat het delen van deze informatie invloed heeft op het verdere verloop van het jeugdbeschermingstraject zonder dat een ouder dat wil, terwijl de informatie alleen gedeeld is ten behoeve van reflectie? Heeft de regering overwogen om alleen gegevens te delen ten behoeve van reflectie waar het gaat om afgeronde jeugdbeschermingsmaatregelen? Heeft de regering overwogen om het onmogelijk te maken deze gegevens te delen met externen of derden?

De leden van de D66-fractie wijzen op het belang van het feit dat de ouders in kwestie de regie moeten hebben over hun persoonsgegevens en die van hun kinderen. Daarom is het goed dat zij een verzoek kunnen doen om gegevens niet te delen. Deze leden vragen wel waarom niet eerst de ouders gevraagd wordt of zij op deze lijsten willen voorkomen of dat zij een verzoek willen doen tot schrappen, alvorens deze lijsten met andere partijen te delen. Waarom is er niet voor gekozen gegevens alleen te delen ten behoeve van reflectie na expliciete toestemming van de ouders? Indien de Minister voor Rechtsbescherming verzoekt de persoonsgegevens bij deze organisaties te vernietigen, kan het dan het geval zijn dat mensen binnen die organisatie al onomkeerbaar kennis hebben genomen van het feit dat een ouder/kind gedupeerde is? Kan het zo zijn dat de gegevens van deze ouders of kinderen, of het feit dat een bepaald kind gedupeerde is in verband met de kinderopvangtoeslag, al gedeeld is met een externe of derde terwijl de ouders daarna nog aangeven eigenlijk niet op die lijst te willen voorkomen? Kunnen ouders nog steeds ingaan op het aanbod van het Ondersteuningsteam als zij een verzoek doen om hun gegevens te schrappen van de lijst UHP-KOT-ouders of -kinderen ten behoeve van reflectie? Daarbij willen voornoemde leden graag opmerken dat zij de stellingname van Jeugdzorg Nederland dat de gecertificeerde instellingen graag de mogelijkheid willen hebben met gedupeerde ouders in gesprek te gaan, vragen te beantwoorden en alles te doen wat mogelijk is om het leed te verzachten, te respecteren en te waarderen, maar dat dit ondersteuningsaanbod (naast het aanbod van het Ondersteuningsteam) wel dient plaats te vinden met instemming van de ouders.

De leden van de D66-fractie onderschrijven de behoefte voor partijen in de jeugdbescherming om te reflecteren op de genoemde casussen, maar vragen wel op welke manier dit wordt uitgevoerd. Worden deze resultaten ook gedeeld of getoetst door wetenschappers zodat zij een oordeel kunnen geven over deze situatie? Wordt er ook een evaluatie gedaan hoeveel gezinnen zijn geholpen door het Ondersteuningsteam, die anders niet waren geholpen zonder deze koppeling van gegevens?

De leden van de SP-fractie constateren dat gedupeerde ouders kunnen aangeven dat zij niet op de lijst met gedupeerde ouders van uithuisgeplaatste kinderen willen staan die gedeeld wordt met de in het wetsvoorstel genoemde instanties. Hun naam staat echter dan al op de lijst die wordt gedeeld. Waarom wordt dit niet omgedraaid? Wat is de reden dat ouders niet eerst om toestemming worden gevraagd, bijvoorbeeld in een persoonlijk gesprek, alvorens ze op deze lijst te plaatsen en hun naam te delen met de betreffende organisaties? Als ouders hun naam niet op deze lijst willen, moeten ze daartoe een verzoek indienen bij de Minister voor Rechtsbescherming. Hoe ziet deze procedure eruit? Waarom moet dit verzoek aan de Minister worden gedaan? Is de regering zich ervan bewust dat de drempel die hiermee wordt opgeworpen erg hoog kan zijn?

De leden van de SGP-fractie vragen of en in welke situaties UHP-KOT-kinderen worden benaderd indien hun ouders te kennen hebben gegeven geen behoefte te hebben aan ondersteuningsaanbod en hun gegevens vernietigd willen zien.

De leden van de SGP-fractie constateren in het nader rapport dat de regering gekozen heeft voor het verder minimaliseren van gegevens in het kader van de reflectiedoelstelling, maar niet voor het pseudonimiseren. Deze leden vragen een toelichting op die keuze.

3. Verhouding tot andere regelgeving

De leden van de SP-fractie vragen de regering welke alternatieven zijn onderzocht om inzicht te krijgen in welke personen het zou betreffen. Kan de regering per alternatief toelichten waarom er niet voor gekozen is?

4. Gevolgen en uitvoering

De leden van de VVD-fractie lezen dat uiteindelijk is besloten dat de Rvdr en de gerechten slechts eenmalig de relevante persoonsgegevens zullen verstrekken. Aanvankelijk was de bedoeling van de regering om dit meerdere keren te doen. Wat waren de aanvankelijke voordelen hierbij en wat kan worden gedaan als na verstrekking van de gegevens door de Rvdr en de gerechten zou blijken dat de gegevens niet afdoende resultaat opleveren, bijvoorbeeld omdat er omissies worden geconstateerd bij de aanlevering van deze gegevens? Deze leden vragen of de regering hierbij ook kan ingaan op de risico’s die kleven aan de strikte eenmalige gegevensverstrekking, nu de gegevens waar het om gaat bij de gerechten niet overal op uniforme wijze zijn geregistreerd. Wat gebeurt er indien na de gegevensverstrekking zou blijken dat één van de gerechten abusievelijk onvolledige of onjuiste gegevens zou hebben aangeleverd?

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de uitvoeringstoets van de Belastingdienst. Is op het Ministerie van Justitie en Veiligheid ook een uitvoeringstoets gedaan van het wetsvoorstel? Zo ja, kan die met de Kamer worden gedeeld? Zo nee, waarom niet?

5. Advies en consultatie

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Rvdr in het aanvullend advies van 26 augustus jl. concludeert dat er een aantal zwaarwegende bezwaren bestaan, onder andere over de uitvoerbaarheid van het wetsvoorstel. Zijn deze uitvoeringsbezwaren inmiddels ondervangen?

De leden van de VVD-fractie lezen dat na het aanvullend advies van de Rvdr en de uitvoeringstoets van de Belastingdienst is besloten om de RvdK in het wetsvoorstel toe te voegen als organisatie die persoonsgegevens kan verstrekken. Om die reden hadden de aan het woord zijnde leden verwacht dat de RvdK zou zijn geconsulteerd over het wetsvoorstel. Als de RvdK is geconsulteerd over het wetsvoorstel, kan deze consultatiereactie met de Kamer worden gedeeld?

De leden van de D66-fractie merken op dat gekozen is om alleen ouders te informeren over het beschikbare ondersteuningsaanbod. Is het mogelijk dat het Ondersteuningsteam hier beargumenteerd van afwijkt, bijvoorbeeld als een jeugdbeschermingsmaatregel zeer recent is en de jongere in kwestie relatief oud is, waardoor deze wellicht ook behoefte kan hebben aan ondersteuning?

De leden van de SP-fractie vragen of is overwogen om het benaderen van de gedupeerde ouders door de zogenaamde Gecertificeerde Instellingen via een intermediair zoals het ministerie te laten verlopen? Kan de regering zich voorstellen dat het voor sommige ouders oude wonden openrijt wanneer zij zomaar benaderd worden door een Gecertificeerde Instelling die zijzelf associëren met ernstig leed?

II. ARTIKELGEWIJS

Artikel 6

De leden van de D66-fractie merken op dat op basis van het eerste lid de lijst met UHP-KOT-kinderen wordt verstrekt aan de Gecertificeerde Instellingen om naast het doen van reflectie ook in contact te kunnen treden met de ouders. Waarom is dit opgenomen, aangezien elders in de wet al gesteld wordt dat het doen van het ondersteuningsaanbod een taak is van de Minister voor Rechtsbescherming in plaats van de Gecertificeerde Instellingen? Waarom is het doel van het delen van deze lijst niet beperkt tot het doen van reflectie? In hoeverre is het verwarrend voor ouders indien op deze wijze twee partijen een ondersteuningsaanbod doen aan de ouders, namelijk de Minister voor Rechtsbescherming via het Ondersteuningsteam en de Gecertificeerde Instelling? Voornoemde leden merken op dat de regering in het nader rapport stelt dat de Gecertificeerde Instelling dan kan wijzen op het ondersteuningsaanbod van de overheid, maar in hoeverre is het daarvoor noodzakelijk om deze gegevens met de Gecertificeerde Instelling te delen, aangezien deze ouders al via de Minister voor Rechtsbescherming daartoe benaderd worden?

De leden van de D66-fractie vragen daarnaast waarom in dit artikel niet is vastgehouden aan de kan-bepaling in plaats van de verplichting om de gegevens te verstrekken aan de genoemde organisaties? Is het niet logisch om de mogelijkheid te behouden voor de Minister voor Rechtsbescherming om deze lijsten niet of slechts ten dele te verstrekken, bijvoorbeeld naar aanleiding van reacties vanuit ouders? Welke argumentatie had de Rvdr voor het schrappen van deze kan-bepaling, behalve het harmoniseren van dit artikel met andere artikelen uit deze wet?

Artikel 7

De leden van de D66-fractie vragen waarom het verwijderen van persoonsgegevens op verzoek van ouders er altijd toe leidt dat een mogelijk nieuw ondersteuningsaanbod zal worden gedaan. Is het niet denkbaar dat ouders wel ondersteund willen worden, maar het niet wenselijk vinden dat hun gegevens gedeeld worden met alle genoemde partijen uit de jeugdbeschermingsketen? Is het uitvoeringstechnisch mogelijk om deze ouders twee keuzes te geven, namelijk (1) of zij willen dat hun persoonsgegevens gedeeld worden met genoemde partijen en (2) of zij het op prijs stellen om ondersteuningsaanbiedingen te ontvangen en deze twee besluiten niet samen te voegen?

De voorzitter van de commissie, Van Meenen

Adjunct-griffier van de commissie, Burger