Ontvangen ter Griffie op 7 oktober 2024.
De voordracht voor het vast te stellen koninklijk besluit is aan de Kamer overgelegd tot en met 4 november 2024.
De voordracht voor het vast te stellen koninklijk besluit kan niet eerder worden gedaan dan op 5 november 2024.
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 oktober 2024
Hierbij leg ik u het ontwerp van een koninklijk besluit voor dat de werkingsduur van de Tijdelijke wet uitwisseling persoonsgegevens UHP KOT met twee jaar verlengt tot 1 januari 2027. De verlenging is noodzakelijk omdat nog een grote groep ouders wacht op de integrale beoordeling door de Herstelorganisatie Toeslagen (UHT). Pas na afronding van de integrale beoordelingen is identificatie van alle gedupeerde ouders en kinderen (die met uithuisplaatsing te maken hebben gehad) mogelijk. De afronding van alle integrale beoordelingen is voorzien in 2025, met de afronding van de bezwaren uiterlijk in 2026. De verlenging van deze tijdelijke wet is noodzakelijk om de in die wet genoemde taken en doelen te realiseren.
Daarnaast is verlenging van de tijdelijk wet belangrijk voor het behouden van de mogelijkheid tot onafhankelijk onderzoek, waartoe uw Kamer de regering heeft verzocht (motie van het Tweede Kamerlid Omtzigt van 29 maart 2023, Kamerstuk 36 275, nr. 17 en het nader gewijzigd amendement van de Tweede Kamerleden Omtzigt en Van der Plas van 3 april 2023, Kamerstuk 36 275, nr. 20). Voor de verdere inhoud en motivering van het ontwerpbesluit verwijs ik u naar de ontwerpnota van toelichting.
De overlegging van het ontwerpbesluit aan uw Kamer vindt plaats conform de in artikel 11, derde lid, van de Tijdelijke wet voorgeschreven voorhangprocedure, die uw Kamer de gelegenheid biedt om zich uit te spreken voordat het besluit wordt vastgesteld.
Een gelijkluidende brief heb ik gezonden aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, T.H.D. Struycken