Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is te voorzien in een aanvulling op en wijziging van een aantal wettelijke regels ter bescherming van persoonsgegevens; Gelet op de Algemene verordening gegevensbescherming en artikel 10, tweede en derde lid, van de Grondwet;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 in de definitie van persoonsgegevens van strafrechtelijke aard vervalt «, alsmede persoonsgegevens betreffende een door de rechter opgelegd verbod naar aanleiding van onrechtmatig of hinderlijk gedrag».
B
In artikel 2, tweede lid, wordt «Wet basisregistratie personen, de Kieswet of de Wet raadgevend referendum» vervangen door «Wet basisregistratie personen of de Kieswet».
C
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid, onderdeel a, wordt na het woord «daartoe» ingevoegd «bij besluit of bij ministeriële regeling».
2. Onder vernummering van het vierde tot vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
4. In een besluit of ministeriële regeling als bedoeld in het derde lid, onderdeel a, kunnen beperkingen en voorschriften worden gegeven.
3. In het vijfde lid (nieuw), wordt na het woord «besluit» ingevoegd «of ministeriële regeling».
D
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Indien artikel 8 van de verordening niet van toepassing is en sprake is van toestemming als bedoeld in artikel 4, onderdeel elf, van de verordening en de betrokkene heeft de leeftijd van zestien jaren nog niet bereikt, is in plaats van toestemming van de betrokkene, de toestemming van zijn wettelijk vertegenwoordiger vereist.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Indien de betrokkene onder curatele is gesteld, dan wel ten behoeve van de betrokkene een bewind of mentorschap is ingesteld, geldt voor iedere toestemming als bedoeld in artikel 4, onderdeel elf, van de verordening dat, in de plaats van de toestemming van de betrokkene, die van zijn wettelijk vertegenwoordiger is vereist, voor zover het een aangelegenheid betreft waarvoor de betrokkene onbekwaam dan wel onbevoegd is.
3. Het derde lid komt te luiden:
3. Toestemming kan te allen tijde worden ingetrokken door:
a. de wettelijk vertegenwoordiger;
b. de betrokkene die de leeftijd van twaalf jaren heeft bereikt, en
c. de wettelijk vertegenwoordiger, indien de betrokkene onder curatele is gesteld, dan wel ten behoeve van de betrokkene een bewind of mentorschap is ingesteld, voor zover het een aangelegenheid betreft waarvoor de betrokkene onbekwaam dan wel onbevoegd is.
4. Het vierde lid komt te luiden:
4. Ten aanzien van de rechten van de betrokkene, bedoeld in hoofdstuk III van de verordening, geldt het volgende:
a. indien de betrokkene de leeftijd van twaalf jaren nog niet heeft bereikt, worden deze rechten uitgeoefend door diens wettelijke vertegenwoordiger;
b. indien de betrokkene de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, kunnen deze rechten, behalve door de betrokkene ook uitgeoefend worden door diens wettelijk vertegenwoordiger,
c. indien de betrokkene onder curatele is gesteld of ten behoeve van hem een bewind of mentorschap is ingesteld, worden deze rechten uitgeoefend door diens wettelijk vertegenwoordiger, voor zover het een aangelegenheid betreft waarvoor de betrokkene onbekwaam dan wel onbevoegd is.
5. In het vijfde lid, wordt na «onder curatele gestelde» ingevoegd «of een persoon ten behoeve van wie een bewind of mentorschap is ingesteld».
6. Na het vijfde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
7. Het eerste tot en met vierde lid zijn niet van toepassing voor zover een bijzondere regeling geldt op grond van Afdeling 5, titel 7, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
E
In artikel 7 wordt, onder vernummering van het vijfde tot en met negende lid tot zesde tot en met tiende lid, een lid ingevoegd, luidende:
5. Bij ministeriële regeling worden voorwaarden gesteld en vereiste kwalificaties benoemd waaraan een kandidaat dient te voldoen respectievelijk waarover deze dient te beschikken, om benoemd te kunnen worden als lid van de Autoriteit persoonsgegevens, alsmede regels ten aanzien van de procedure die tot een benoeming als bedoeld in het derde lid leidt.
F
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
De aanhef komt te luiden:
De artikelen 46c, met uitzondering van onderdeel b, 46ca, met uitzondering van het eerste lid, onderdeel b, 46d, tweede lid, 46f, 46g, 46i, met uitzondering van het eerste lid, onderdeel c, en zesde lid, 46j, 46l, eerste en derde lid, 46m, met uitzondering van onderdeel d, 46n, 46o en 46p van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren zijn van overeenkomstige toepassing op de voorzitter en de andere leden van de Autoriteit persoonsgegevens, met dien verstande dat:
2. In onderdeel a wordt «artikel 46c, eerste lid,» vervangen door «artikel 46ca, eerste lid, onderdeel a,».
3. In onderdeel b wordt «artikel 46c, eerste lid, onderdeel b,» vervangen door «artikel 46c, onderdeel b,».
4. In onderdeel c wordt «artikel 46c, eerste lid,» vervangen door «artikel 46ca, eerste lid, onderdeel a,».
G
In artikel 22, tweede lid, onderdeel e, wordt «onderbouwing» vervangen door «verdediging» en «rechtsbevoegdheid» vervangen door «rechtsprekende taken».
H
In artikel 23, onderdeel b, wordt na «Autoriteit persoonsgegevens» ingevoegd «, het College voor de rechten van de mens».
I
Na artikel 23 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Gelet op artikel 9, tweede lid, onderdeel g, van de verordening, is het verbod om bijzondere categorieën van persoonsgegevens te verwerken niet van toepassing indien de verwerking noodzakelijk is voor een door een accountant te verrichten bij wettelijk voorschrift voorgeschreven opdracht.
2. Op persoonsgegevens waarop de geheimhoudingsplicht, bedoeld in artikel 457, eerste lid, van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek rust dan wel heeft gerust, wordt voor aanvang van de verwerking van persoonsgegevens voor de opdracht, bedoeld in het eerste lid, pseudonimisering als bedoeld in artikel 4, onderdeel 5, van de verordening toegepast en vervolgens onafgebroken gecontinueerd.
J
Artikel 28, tweede lid, aanhef, komt te luiden:
Gelet op artikel 9, vierde lid, van de verordening, is in andere gevallen dan bedoeld in het eerste lid, het verbod om genetische gegevens te verwerken uitsluitend niet van toepassing indien:
K
In artikel 29 wordt «beveiligingsdoeleinden» vervangen door «omwille van beveiligingsdoeleinden en slechts voor zover dit noodzakelijk is vanwege een zwaarwegend algemeen belang van rechtmatige toegang tot bepaalde plaatsen, gebouwen, diensten, producten, informatiesystemen of werkprocessystemen»
L
In artikel 30, derde lid, wordt in de aanhef, na «onderdeel» ingevoegd «g en».
M
Na artikel 30 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Onder verwerking als bedoeld in artikel 30, derde lid, aanhef en onder a, worden met het oog op het voldoen aan de bewaarplicht, bedoeld in artikel 454, derde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, en het bijbehorende beheer, mede de volgende handelingen verstaan:
a. dossiers als bedoeld in artikel 454, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek door de hulpverlener met wie de overeenkomst inzake geneeskundige behandeling is gesloten overdragen aan een hulpverlener, instelling of voorziening voor gezondheidszorg of maatschappelijke dienstverlening die zorg gaat dragen voor het bewaren en beheren van de dossiers;
b. dossiers als bedoeld in artikel 454, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek bewaren en beheren door een andere hulpverlener, instelling of voorziening voor gezondheidszorg of maatschappelijke dienstverlening, dan de hulpverlener met wie de overeenkomst inzake geneeskundige behandeling is gesloten.
2. In een geval als bedoeld in het eerste lid, onder a, wordt de betrokkene geïnformeerd over de overdracht en gewezen op de van toepassing zijnde rechten. Indien het informeren onmogelijk is of onevenredig veel inspanning vergt of de persoonsgegevens vertrouwelijk moeten blijven uit hoofde van een beroepsgeheim, wordt in ieder geval tijdig in algemene bewoordingen brede kenbaarheid gegeven aan de gegevensverwerking.
3. Als in een geval als bedoeld in het eerste lid, onder b, de betrokkene op grond van artikel 14, vijfde lid, onder b of d, van de verordening niet wordt geïnformeerd, wordt als passende maatregel in ieder geval tijdig in algemene bewoordingen brede kenbaarheid gegeven aan de gegevensverwerking.
4. Bij regeling van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport kunnen nadere regels worden gesteld over de toepassing van het eerste, tweede of derde lid.
5. In situaties als bedoeld in het eerste lid, mag de overdracht van dossiers plaatsvinden zonder de toestemming van de patiënt als bedoeld in artikel 457, eerste lid, eerste volzin, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
1. Gelet op artikel 9, tweede lid, onderdeel h, van de verordening, is het verbod om gegevens over gezondheid te verwerken niet van toepassing op het overdragen van dossiers als bedoeld in artikel 454, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek met het oog op het voldoen aan de bewaarplicht, bedoeld in artikel 454, derde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, en het bijbehorende beheer door degene die geen hulpverlener is aan een hulpverlener, instelling of voorziening voor gezondheidszorg of maatschappelijke dienstverlening, als deze hulpverlener, instelling of voorziening voor gezondheidszorg of maatschappelijke dienstverlening zorg gaat dragen voor het bewaren en beheren van de dossiers.
2. De artikelen 30, vierde lid, en 30a, derde tot en met vijfde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
N
Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:
1. De aanhef komt te luiden:
Gelet op artikel 10 van de verordening mogen persoonsgegevens van strafrechtelijke aard worden verwerkt, indien:
2. In onderdeel d, wordt «rechtsbevoegdheid» vervangen door «rechtsprekende taken».
O
Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, aanhef, komt te luiden:
Gelet op artikel 10 van de verordening mogen persoonsgegevens van strafrechtelijke aard worden verwerkt, indien:
2. Onder vernummering van het vijfde lid tot zesde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
5. Persoonsgegevens van strafrechtelijke aard mogen worden verwerkt indien de verwerking noodzakelijk is voor een door een accountant te verrichten bij wettelijk voorschrift voorgeschreven opdracht.
P
Het opschrift van hoofdstuk 4 komt te luiden:
Q
In artikel 43, eerste lid, wordt «de artikelen 1 tot en met 4» vervangen door «de artikelen 1, 2, 3, 4».
R
Artikel 45, eerste lid, komt te luiden:
1. De artikelen 15, 16, 18, eerste lid, onderdeel a, en 20 van de verordening zijn niet van toepassing bij de verwerking van persoonsgegevens die deel uitmaken van archiefcollecties van blijvende waarde voor het algemeen belang, die beheerd worden in archiefbewaarplaatsen als bedoeld in artikel 1, onderdeel f, van de Archiefwet 1995, of die beheerd worden door andere voor het publiek toegankelijke instellingen die geen winstoogmerk hebben en waarvan de activiteiten in hoofdzaak uit publieke middelen worden bekostigd, of waarvan de leden van het bestuursorgaan, het leidinggevend orgaan of het toezichthoudend orgaan voor meer dan de helft door de staat, zijn territoriale lichamen of andere publiekrechtelijke instellingen zijn aangewezen.
S
Het tweede lid van artikel 46 vervalt alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.
T
Na artikel 47 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Een commissie als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies, dan wel een adviescollege dat is ingesteld op grond van artikel 5 of 6 van de Kaderwet adviescolleges, die voor bepaalde tijd wordt ingesteld bij koninklijk of ministerieel besluit of ministeriele regeling, kan persoonsgegevens verwerken, indien in de instellingsregeling of het instellingsbesluit is opgenomen:
a. de taak van algemeen belang als bedoeld in artikel 6, onderdeel e van de verordening en het doel ten behoeve waarvan de persoonsgegevens worden verwerkt;
b. de verwerkingsverantwoordelijke voor de gegevensverwerking; en
c. de maximale bewaartermijn.
In afwijking van artikel 46 kan in de instellingsregeling of het instellingsbesluit worden bepaald dat de commissie of het adviescollege ten behoeve van het in de instellingsregeling of instellingsbesluit opgenomen doel nummers die dienen ter identificatie als bedoeld in artikel 46 kan verwerken. In de instellingsregeling worden passende waarborgen voor de rechten en vrijheden van de betrokkene vastgesteld.
Gelet op artikel 9, aanhef en onder g, en artikel 10 van de verordening is het verbod om bijzondere categorieën van persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard te verwerken door een commissie of adviescollege als bedoeld in het eerste lid niet van toepassing indien:
a. de verwerking noodzakelijk is in het kader van een taak van zwaarwegend algemeen belang, die in de instellingsregeling is opgenomen;
b. het vragen van uitdrukkelijke toestemming onmogelijk blijkt of een onevenredige inspanning vergt; en
c. er in de instellingsregeling of instellingsbesluit voldoende passende en specifieke waarborgen zijn opgenomen ter bescherming van de grondrechten en fundamentele belangen van de betrokkene.
Indien een commissie of adviescollege als bedoeld in het eerste lid, bijzondere categorieën van persoonsgegevens of persoonsgegevens van strafrechtelijke aard verwerkt, stelt de commissie of het adviescollege voorafgaand aan haar opheffing een verslag op over de wijze waarop deze persoonsgegevens zijn verwerkt.
Indien een commissie of adviescollege als bedoeld in het eerste lid gegevens over de gezondheid verwerkt, is artikel 30, vierde lid van overeenkomstige toepassing.
De instellingsregeling of het instellingsbesluit waarin een commissie als bedoeld in het eerste lid wordt ingestelden waarin een regeling wordt getroffen met betrekking tot de verwerking van bijzondere categorieën van persoonsgegevens of strafrechtelijke persoonsgegevens, wordt onverwijld meegedeeld aan beide kamers der Staten-Generaal.
U
In artikel 48, tweede lid, vervalt na «van rechtswege» het woord «is».
V
Na artikel 48a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Het tweede lid van artikel 46, zoals dat luidde voor inwerkingtreding van artikel I, onderdeel T, van de Verzamelwet gegevensbescherming, blijft van toepassing ten aanzien van die algemene maatregelen van bestuur die voor deze inwerkingtreding reeds waren gebaseerd op deze delegatiegrondslag.
A
Na artikel 68 van de Faillissementswet wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De curator kan persoonsgegevens verwerken voor zover dit bij of krachtens de wet noodzakelijk is voor het beheer en de vereffening van de boedel, bedoeld in artikel 68.
2. Onder noodzakelijk voor de uitvoering van de in het eerste lid genoemde taak wordt in ieder geval begrepen gegevensverwerking in het kader van:
a. de last, bedoeld in de artikelen 14 en 99;
b. de opzegging van de arbeidsovereenkomst, bedoeld in artikel 40;
c. het onderzoek naar de oorzaken van het faillissement, alsmede de handelingen, bedoeld in artikel 68, tweede lid, met inbegrip van eventuele melding aan de bevoegde instanties;
d. het uitbrengen en ter griffie neerleggen van een verslag, bedoeld in de artikelen 73a, 137 en 137d, alsmede het openbaar maken en gedurende een redelijke periode openbaar houden van dit verslag;
e. de verstrekking van inlichtingen aan en de inwinning van advies van de commissie, bedoeld in de artikelen 76 en 77;
f. de bewaring van de boedel en het onder zich nemen van de bescheiden en andere gegevensdragers en overige stukken, bedoeld in artikel 92;
g. het opmaken en ter griffie neerleggen van de boedelbeschrijving en de staat, bedoeld in de artikelen 94, 96 en 97;
h. de voortzetting van het bedrijf van de gefailleerde, bedoeld in de artikelen 98 en 173a;
i. de vervreemding van goederen, bedoeld in artikel 101, alsmede de voorbereiding van een verkoop van het bedrijf van de gefailleerde aan derden met inbegrip van het geven van inzage in gegevens aan derden in het kader van een mogelijke verkoop, dan wel, in het kader van een ordentelijke afwikkeling van de bedrijfsactiviteiten;
j. de vordering, bedoeld in artikel 106a;
k. de indiening van schuldvorderingen en het opmaken en ter griffie neerleggen van de lijsten, bedoeld in de artikelen 110, 112 en 114, alsmede het openbaar maken van die lijsten;
l. het toetsen van de ingezonden rekeningen aan de administratie en opgaven van de gefailleerde, alsmede het vorderen van ontbrekende stukken en van inzage in de administratie en oorspronkelijke bewijsstukken, bedoeld in artikel 111;
m. het opmaken en ter griffie neerleggen van de uitdelingslijst, bedoeld in de artikelen 137c, 137d, 180 en 183, alsmede het openbaar maken van die uitdelingslijst;
n. de advisering over het akkoord, bedoeld in artikel 140; of
o. bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen handelingen of taken.
3. Gelet op de artikelen 9, tweede lid, onder g, en 10 van de Algemene verordening gegevensbescherming kan de curator, voor zo ver dit noodzakelijk is voor de uitoefening van de in het eerste lid genoemde taak, de volgende gegevens verwerken:
a. bijzondere categorieën van persoonsgegevens als bedoeld in paragraaf 3.1 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, voor zover het verwerken betrekking heeft op de in het tweede lid, onder a, c, f, h en j, genoemde gespecificeerde taken of de overdracht van de gegevens, genoemd in het tweede lid, onder f, voor zover dat in het kader van een dringend maatschappelijk belang is vereist;
b. persoonsgegevens van strafrechtelijke aard als bedoeld in paragraaf 3.2 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, voor zover het verwerken betrekking heeft op de in het tweede lid, onder a, c, f, h en j, genoemde gespecificeerde taken;
c. nummers die dienen ter identificatie van personen die bij wet zijn voorgeschreven op grond van artikel 46 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, voor zover het verwerken betrekking heeft op de in het tweede lid, onder a, c, f, h en j, genoemde gespecificeerde taken.
B
Na artikel 215a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De bewindvoerder kan persoonsgegevens verwerken voor zover dit bij of krachtens de wet noodzakelijk is voor het beheer met de schuldenaar van diens zaken, bedoeld in artikel 215.
2. Onder noodzakelijk voor de uitvoering van de in het eerste lid genoemde taak wordt in ieder geval begrepen gegevensverwerking in het kader van:
a. het uitbrengen en ter griffie neerleggen van een verslag, bedoeld in de artikelen 226 en 227, alsmede het openbaar maken en gedurende een redelijke periode openbaar houden van dit verslag;
b. het schadeloos houden van de boedel, bedoeld in artikel 228;
c. het verzoek, bedoeld in artikel 242;
d. het toetsen van de ingezonden rekeningen aan de administratie en opgaven van de schuldenaar, alsmede het vorderen van ontbrekende stukken en van raadpleging van de administratie en oorspronkelijke bewijsstukken, bedoeld in artikel 258;
e. het opmaken en ter griffie neerleggen van de lijst, bedoeld in de artikelen 259 en 263, alsmede het openbaar maken van die lijst;
f. het uitbrengen van een schriftelijk verslag, bedoeld in artikel 265; of
g. bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen handelingen of taken.
3. Gelet op de artikelen 9, tweede lid, onder f en g, en 10 van de Algemene verordening gegevensbescherming kan de bewindvoerder, voor zo ver dit noodzakelijk is voor de uitoefening van de in het eerste lid genoemde taak, verwerken:
a. bijzondere categorieën van persoonsgegevens als bedoeld in paragraaf 3.1 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, voor zover het verwerken betrekking heeft op de in het tweede lid, onder c, genoemde gespecificeerde taak;
b. persoonsgegevens van strafrechtelijke aard als bedoeld in paragraaf 3.2 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, voor zover het verwerken betrekking heeft op de in het tweede lid, onder c, genoemde gespecificeerde taak.
C
Na artikel 316 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De bewindvoerder kan persoonsgegevens verwerken voor zover dit bij of krachtens de wet noodzakelijk is voor de volgende onderdelen, bedoeld in artikel 316:
a. het toezicht op de naleving door de schuldenaar van diens verplichtingen die uit de schuldsaneringsregeling voortvloeien;
b. het beheer en de vereffening van de boedel.
2. Onder noodzakelijk voor de uitvoering van de in het eerste lid genoemde taken wordt in ieder geval begrepen gegevenswerking in het kader van:
a. de opzegging van de arbeidsovereenkomst, bedoeld in artikel 40;
b. de indiening van schuldvorderingen en het opmaken en ter griffie neerleggen van de lijsten, bedoeld in de artikelen 110, 112 en 114;
c. het uitbrengen en ter griffie neerleggen van een verslag, bedoeld in de artikelen 137 en 318;
d. de last, bedoeld in artikel 287;
e. het verzoek het bedrag gelijk aan de beslagvrije voet, bedoeld in artikel 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, te verhogen, bedoeld in artikel 295;
f. het voeren van een afzonderlijke administratie, bedoeld in artikel 310;
g. de bewaring van de boedel en het onder zich nemen van de bescheiden en andere gegevensdragers en overige stukken, bedoeld in artikel 323;
h. het opmaken en ter griffie neerleggen van de boedelbeschrijving en de staat, bedoeld in de artikelen 94, 96, 324 en 325;
i. de vereffening en tegeldemaking van de tot de boedel behorende goederen, bedoeld in artikel 347;
j. het opmaken en ter griffie neerleggen van de uitdelingslijst, bedoeld in de artikelen 183 en 349;
k. het verzoek, bedoeld in artikel 350;
l. het opmaken van de slotuitdelingslijst, bedoeld in artikel 356; of
m. bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen handelingen of taken.
3. Gelet op de artikelen 9, tweede lid, onder f en g, en 10 van de Algemene verordening gegevensbescherming kan de bewindvoerder, voor zo ver dit noodzakelijk is voor de uitoefening van de in het eerste lid genoemde taken, verwerken:
a. bijzondere categorieën van persoonsgegevens als bedoeld in paragraaf 3.1 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, voor zover het verwerken betrekking heeft op de in het tweede lid, onder c, d, g en k, genoemde gespecificeerde taken of de overdracht van de gegevens, genoemd in het tweede lid, onder g, voor zover dat in het kader van een dringend maatschappelijk belang is vereist;
b. persoonsgegevens van strafrechtelijke aard als bedoeld in paragraaf 3.2 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, voor zover het verwerken betrekking heeft op de in het tweede lid, onder c, d, g en k, genoemde gespecificeerde taken;
c. nummers die dienen ter identificatie van personen die bij wet zijn voorgeschreven op grond van artikel 46 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, voor zover het verwerken betrekking heeft op de in het tweede lid, onder d en g, genoemde gespecificeerde taken.
Artikel 107 van de Vreemdelingenwet 2000 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het vierde lid wordt een zin toegevoegd, luidende:
Bij die verstrekking kan gebruik worden gemaakt van het vreemdelingennummer, het burgerservicenummer, bedoeld in artikel 1, onder b, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer, en van andere, bij regeling van Onze Minister aangewezen, nummers.
2. Onder vernummering van het achtste tot en met elfde lid tot tiende tot en met dertiende lid, worden twee leden ingevoegd:
8. Uit de vreemdelingenadministratie kunnen aan bij ministeriële regeling aangewezen organisaties of instellingen die werkzaam zijn op het gebied van begeleiding of ondersteuning van vreemdelingen, niet zijnde bestuursorganen als bedoeld in het vierde lid, die gegevens en inlichtingen worden verstrekt die zij behoeven voor de uitvoering van hun taak, met uitzondering van de gezichtsopnames en vingerafdrukken, bedoeld in het eerste lid. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van het vreemdelingennummer.
9. De organisaties en instellingen, bedoeld in het achtste lid, kunnen bij de verstrekking van gegevens en inlichtingen omtrent een vreemdeling aan Onze Minister gebruik maken van het vreemdelingennummer.
3. In het tiende lid (nieuw) wordt «het vierde tot en met zevende lid» vervangen door «het vierde tot en met negende lid».
De Wegenverkeerswet 1994 wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 181 wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Gelet op artikel 10 van de Algemene verordening gegevensbescherming kunnen door de eigenaar of houder persoonsgegevens van strafrechtelijke aard als bedoeld in paragraaf 3.2 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming worden verwerkt die betrekking hebben op de bestuurder, dan wel eigenaar of houder van het motorrijtuig, voor zover die verwerking noodzakelijk is voor de uitvoering van dit artikel en het verhaal van de straf op de bestuurder.
B
Aan artikel 182 wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Gelet op artikel 10 van de Algemene verordening gegevensbescherming kunnen door de eigenaar of houder van de aanhangwagen persoonsgegevens van strafrechtelijke aard als bedoeld in paragraaf 3.2 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming worden verwerkt die betrekking hebben op de bestuurder, dan wel de eigenaar of houder van het motorrijtuig waarmee de aanhangwagen werd voortbewogen, voor zover die verwerking noodzakelijk is voor de uitvoering van dit artikel en het verhaal van de straf op de bestuurder.
De Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Ten behoeve van het verhaal van de administratieve sanctie op de bestuurder kunnen door de eigenaar of de houder van het motorrijtuig persoonsgegevens worden verwerkt van degene op wiens naam het kenteken in het kentekenregister is ingeschreven of van de bestuurder.
B
Artikel 5a wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Artikel 5, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
C
Aan artikel 5b wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Artikel 5, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
De wet justitiële en strafvorderlijke gegevens wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 16, tweede lid, wordt «politiegegevens» vervangen door «justitiële gegevens».
B
In artikel 36, eerste lid, wordt «artikel 21, eerste lid, onderdeel e,» vervangen door «artikel 21, tweede lid, onderdeel e,».
A
In artikel 60, vierde lid, vervalt na gegevensbescherming «en persoonsgegevens betreffende onrechtmatig of hinderlijk gedrag in verband met een opgelegd verbod naar aanleiding van dat gedrag.»
B
In artikel 70, tweede lid, wordt «het College bescherming Persoonsgegevens» vervangen door «de Autoriteit persoonsgegevens»
C
In artikel 70a wordt «de Wet bescherming persoonsgegevens» vervangen door «artikel 4, onderdeel 1, van de Algemene verordening gegevensbescherming»
De Wet op de rechtsbijstand wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, eerste lid, wordt in de alfabetische volgorde ingevoegd:
het burgerservicenummer, bedoeld in artikel 1, onder b, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer;
B
Na artikel 8a worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
1. Gelet op de artikelen 9, tweede lid, onder g, en 10 van de Algemene verordening gegevensbescherming, kan het bestuur, voor zover dit noodzakelijk is voor de uitvoering van zijn taken en bevoegdheden op grond van deze wet, bijzondere categorieën van persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard als bedoeld in paragraaf 3.1 onderscheidenlijk paragraaf 3.2 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, verwerken, alsmede vreemdelingennummers als bedoeld in artikel 107, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 en andere nummers ter identificatie van personen die bij wet zijn voorgeschreven op grond van artikel 46 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming. Het bestuur is verwerkingsverantwoordelijke.
2. Voor zover dit noodzakelijk is voor de uitvoering van deze wet of een overeenkomst met het bestuur ter uitvoering van diens taken, kunnen persoonsgegevens als bedoeld in het eerste lid onder verantwoordelijkheid van het bestuur worden verwerkt door voorzieningen, commissies als bedoeld in artikel 8, eerste lid, verleners van rechtsbijstand, mediators en derden die, anders dan op grond van deze wet, rechtskundige of maatschappelijke hulp of bemiddeling verlenen en waarmee het bestuur een overeenkomst ter uitvoering van zijn taken heeft gesloten.
De personen en instanties, bedoeld in artikel 9, tweede lid, zijn bevoegd het burgerservicenummer van de rechtzoekende of gewezen rechtzoekende en voor zover van toepassing van anderen als bedoeld in artikel 34, derde lid, voor gegevensuitwisseling met het bestuur te gebruiken met het doel te waarborgen dat de in het kader van de uitvoering van deze wet te verwerken persoonsgegevens op die persoon of personen betrekking hebben. Indien geen burgerservicenummer beschikbaar is, gebruiken zij hiervoor, indien beschikbaar, het vreemdelingennummer, bedoeld in artikel 107, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
In de Wet op het accountantsberoep komt paragraaf 8.2 als volgt te luiden:
Gelet op artikel 9, tweede lid, onderdeel g, van de Algemene verordening gegevensbescherming is het verbod om bijzondere categorieën van persoonsgegevens als bedoeld in paragraaf 3.1 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, te verwerken niet van toepassing indien de verwerking van de persoonsgegevens noodzakelijk is voor de uitvoering van deze wet en het bevorderen van een goede beroepsuitoefening door accountants en het een situatie betreft waarop het verbod om bijzondere categorieën persoonsgegevens te verwerken op grond van artikel 23a van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming niet van toepassing is.
Aan artikel 3:17 van de Wet op het financieel toezicht worden twee leden toegevoegd, luidende:
9. Ter uitvoering van het bepaalde in het eerste lid beschikt een bank of betaalinstelling als bedoeld in dat lid over procedures en maatregelen met betrekking tot het monitoren en analyseren van betalingstransacties van cliënten. Een bank of betaalinstelling kan in dat kader geautomatiseerd besluiten om betalingstransacties die zijn gekoppeld aan een financieel product te blokkeren of op te schorten, indien:
a. het blokkeren of opschorten plaatsvindt op basis van afwijkende individuele transactiepatronen ten opzichte van het gebruik van het individuele financieel product van cliënten;
b. de bank of betaalinstelling de betalingstransacties na het blokkeren of opschorten onverwijld door menselijke tussenkomst onderzoekt; en
c. cliënten hun standpunt omtrent het blokkeren of opschorten van de betalingstransactie kenbaar kunnen maken.
10. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over passende maatregelen ter bescherming van de rechten en vrijheden en gerechtvaardigde belangen van cliënten in geval van het blokkeren of opschorten van betalingstransacties, bedoeld in het negende lid, die in ieder geval betrekking hebben op:
a. gegevensanalyse
b. beveiliging en integriteit.
A
In artikel 23a, tweede lid, van de Wet politiegegevens wordt «de artikelen 91 en 94 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017» vervangen door «de artikelen 91, 92 en 94 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017».
B
Aan artikel 35 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. De Autoriteit persoonsgegevens is het nationaal controleorgaan, bedoeld in artikel 42, eerste lid, van Verordening (EU) 2016/794 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol) en tot vervanging en intrekking van de Besluiten 2009/371/JBZ, 2009/934/JBZ, 2009/935/JBZ, 2009/936/JBZ en 2009/968/JBZ van de Raad.
De Wet toezicht accountantsorganisaties wordt als volgt gewijzigd:
A
Het opschrift van hoofdstuk 5A komt te luiden:
B
na artikel 63a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Gelet op artikel 9, tweede lid, onderdeel g, van de Algemene verordening gegevensbescherming is het verbod om bijzondere categorieën van persoonsgegevens als bedoeld in paragraaf 3.1 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, te verwerken niet van toepassing indien de verwerking van de persoonsgegevens noodzakelijk is voor:
a. het voldoen aan het bij of krachtens deze wet bepaalde;
b. het voldoen aan de Verordening (EU) nr. 537/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende specifieke eisen voor de wettelijke controles van financiële overzichten van organisaties van openbaar belang en tot intrekking van Besluit 2005/909/EG van de Commissie (PbEU 2014, L 158);
c. het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet of de verordening, bedoeld in onderdeel b, bepaalde.
Indien het bij koninklijke boodschap van 17 november 2021 ingediende voorstel van wet tot intrekking van de Archiefwet 1995 en vervanging door de Archiefwet 2021 (Archiefwet 2021), Kamerstukken II 2021/22, 35 968, nr. 2, tot wet is of wordt verheven en artikel 1.1 van die wet:
a. eerder in werking treedt of is getreden dan artikel I, onderdeel R, van deze wet, wordt in artikel I, onderdeel R, van deze wet «die beheerd worden in archiefbewaarplaatsen als bedoeld in artikel 1, onderdeel f, van de Archiefwet 1995» vervangen door «die voor blijvende bewaring berusten bij een archiefdienst als bedoeld in artikel 1.1 van de Archiefwet 2021»;
b. later in werking treedt dan artikel I, onderdeel R, van deze wet, komt artikel 11.6, onderdeel 1, van die wet te luiden:
1. In het eerste lid wordt «die beheerd worden in archiefbewaarplaatsen als bedoeld in artikel 1, onderdeel f, van de Archiefwet 1995» vervangen door «die voor blijvende bewaring berusten bij een archiefdienst als bedoeld in artikel 1.1 van de Archiefwet 2021.»
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister voor Rechtsbescherming,
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,