Ontvangen 14 februari 2023
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
Aan artikel I wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
Z
Na hoofdstuk 13 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
1. In het studiejaar 2023–2024 komt de uitwonende student die geen aanspraak heeft op prestatiebeurs in aanmerking voor een tegemoetkoming, niet zijnde studiefinanciering in de zin van artikel 3.1, ter hoogte van € 164,30.
2. De tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, heeft de vorm van een rentedragende lening die wordt omgezet in een gift overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.10 voor zover het een tegemoetkoming aan een mbo-student betreft, onderscheidenlijk overeenkomstig het bepaalde in artikel 5.7 voor zover het een tegemoetkoming aan een ho-student betreft.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de uitvoering van dit artikel en worden in ieder geval nadere regels gesteld over de wijze van verstrekking van de tegemoetkoming.
De indieners vinden het onrechtvaardig dat grote groepen studenten (tot op heden) niet gecompenseerd zijn voor de gestegen kosten in levensonderhoud als gevolg van inflatie. Zo hebben de meeste studenten bijvoorbeeld geen energietoeslag of andere vorm van directe compensatie ontvangen. Ondanks de voorgestelde koopkrachtreparatie van ca. 165 euro per maand per student voor prestatiebeursgerechtigde studenten gedurende het collegejaar 2023–2024, zijn de indieners van mening dat ook uitwonende studenten uit de zogenoemde «pechgeneratie» die studievertraging hebben opgelopen gecompenseerd dienen te worden voor het geleden koopkrachtverlies c.q. de gestegen energiekosten. Deze groep studenten is, o.a. door het gebrek aan een basisbeurs, al te vaak tussen wal en schip beland, vinden de indieners. Met dit amendement beogen de indieners dat te voorkomen.
Koekkoek Dassen