Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is een beter juridisch kader te scheppen voor de gegevensverwerking in de persoonsgerichte aanpak van radicalisering en terroristische activiteiten;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
het proces dat uiteindelijk kan leiden tot terroristische activiteiten of tot extremistische activiteiten, zijnde activiteiten waarbij personen of groepen vanuit ideologisch motief bereid zijn in ernstige mate de wet te overtreden of activiteiten te verrichten die de democratische rechtsstaat ondermijnen;
gemeente waarin de betrokkene verblijft of voor het laatst heeft verbleven onderscheidenlijk daarin gevestigd is.
1. De burgemeester van de gemeente van verblijf van een natuurlijke persoon of rechtspersoon die in verband kan worden gebracht met radicalisering of terroristische activiteiten bevordert de afstemming van maatregelen ten aanzien van die persoon en draagt daartoe zorg voor casusoverleg tussen de deelnemers.
2. Deelnemers van een casusoverleg ten behoeve van de persoonsgerichte aanpak van radicalisering en terroristische activiteiten verwerken gezamenlijk gegevens voor zover dat noodzakelijk is voor de uitoefening, afstemming en coördinatie van de inzet van hun wettelijke taken en bevoegdheden en daaraan gerelateerde noodzakelijke werkzaamheden op het terrein van strafrechtelijke en bestuursrechtelijke handhaving alsmede begeleiding en zorg- en hulpverlening in het belang van het voorkomen, verminderen en bestrijden van radicalisering en terroristische activiteiten.
1. Als deelnemers aan het casusoverleg worden aangewezen:
a. de burgemeester van de gemeente van verblijf en van andere gemeenten, voor zover in die andere gemeenten de gevolgen van de radicalisering van betrokkene merkbaar zijn of voor zover daar personen verblijven met wie betrokkene een sociale relatie onderhoudt, van wie de gegevens relevant zijn bij het opstellen of uitvoeren van het integrale plan van aanpak, bedoeld in artikel 6, eerste lid, voor de uitoefening van zijn wettelijke taken en bevoegdheden op het terrein van de handhaving van de openbare orde bij of krachtens hoofdstuk XI van titel III van de Gemeentewet, paragraaf 2.3 van de Politiewet 2012, artikel 13b van de Opiumwet of een gemeentelijke verordening en voor de uitoefening van zijn wettelijke taken en bevoegdheden bij of krachtens de Wet tijdelijk huisverbod, de artikelen 7:1, 7:2, 7:4 en 8:1 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg en de artikelen 29 tot en met 36 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten;
b. het college van burgemeester en wethouders van de gemeenten, bedoeld in onderdeel a, voor de uitoefening van zijn wettelijke taken en bevoegdheden bij of krachtens de artikelen 2.1.1, eerste lid, 2.1.7, 2.3.1 tot en met 2.3.6, 2.3.9, 2.3.10 en 2.4.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de artikelen 2.3 en 2.4 van de Jeugdwet, artikel 7 van de Participatiewet, artikel 3 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, artikel 16 van de Leerplichtwet 1969 en de wettelijke taken en bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 5:1, 5:2, 5:3 en 5:16 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg, artikel 28c van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten en artikel 2:7 van het Besluit tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen;
c. de politie, voor de uitoefening van de taak, bedoeld in artikel 3 van de Politiewet 2012, en de daaruit voortvloeiende bevoegdheden, en de wettelijke taken en bevoegdheden op grond van de artikelen 5:3, 7:3, 8:1, 8:2, 8:10 en 13:3 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg en de artikelen 28b, tweede lid, en 33 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten;
d. het openbaar ministerie, voor de uitoefening van de in artikel 124 van de Wet op de rechterlijke organisatie opgedragen taak en de daaruit voortvloeiende bevoegdheden en de uitoefening van de wettelijke taken en bevoegdheden op grond van de artikelen 5:3, 5:16, 5:17, eerste lid, 5:18, 5:19, 7:7, eerste lid, 7:11, eerste lid, 8:1, eerste en derde lid, 8:17, zevende lid, 8:18, derde lid, onderdeel b, en tiende lid, 8:19, derde lid, aanhef, 13:3, eerste, vierde en vijfde lid, van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg, de artikelen 28a, derde lid, aanhef, 28b, eerste lid, van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten en artikel 2.3 van de Wet forensische zorg;
e. Reclasseringsinstellingen, voor de taken bedoeld in hoofdstuk 3 van de Reclasseringsregeling 1995 en artikel 2:7 van het Besluit tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen;
f. de Raad voor de Kinderbescherming, voor de uitvoering van de wettelijke taken en bevoegdheden op grond van de artikelen 255 en 257 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, artikel 2:7 van het Besluit tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen, artikel 3.1 van de Jeugdwet en de artikelen 5, eerste lid, 6, 10 en 25 van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de wettelijke taken en bevoegdheden van de deelnemers en daaraan gerelateerde noodzakelijke werkzaamheden waarvoor gegevens kunnen worden verwerkt binnen het casusoverleg.
3. De burgemeester van de gemeente van verblijf, de politie en het openbaar ministerie kunnen bepalen dat zij op incidentele basis derden laten deelnemen aan het casusoverleg, indien deze derden over deskundigheid beschikken die noodzakelijk is bij de aanpak van een specifieke casus en zij gelet op hun onderscheidenlijke wettelijke of publieke taken en bevoegdheden een rol kunnen spelen bij het opstellen, uitvoeren of evalueren van het integrale plan van aanpak, bedoeld in artikel 6, eerste lid. De derden krijgen uitsluitend toegang tot de persoonsgegevens die in het casusoverleg worden verwerkt voor zover dat noodzakelijk is voor het doel van het casusoverleg.
4. Bij toepassing van het derde lid zijn de artikelen die bij of krachtens deze wet van toepassing zijn op alle deelnemers, genoemd in het eerste lid, van overeenkomstige toepassing op de derden, met uitzondering van artikel 11, eerste lid. De deelnemers, genoemd in het eerste lid, zien erop toe dat derden die op incidentele basis deelnemen aan het casusoverleg voldoen aan de Algemene verordening gegevensbescherming en het bepaalde bij of krachtens deze wet.
Tenzij naar het oordeel van de deelnemer zwaarwegende redenen zich daartegen verzetten, verstrekt elke deelnemer aan de deelnemers van het casusoverleg de navolgende categorieën persoonsgegevens, voor zover die noodzakelijk zijn met het oog op het doel van het casusoverleg, en de gegevens betrekking hebben op een natuurlijke persoon of rechtspersoon die in verband kan worden gebracht met radicalisering of terroristische activiteiten, waarop een aanmelding van een casus betrekking heeft:
a. identificerende en contactgegevens;
b. het burgerservicenummer;
c. een omschrijving van de signalen die kunnen duiden op radicalisering;
d. de naam en de contactgegevens van de deelnemer die de signalen heeft ingebracht;
e. persoonsgegevens die noodzakelijk zijn voor het opstellen, uitvoeren of evalueren van het integrale plan van aanpak, bedoeld in artikel 6, eerste lid;
f. politiegegevens die op grond van artikel 20 van de Wet politiegegevens worden verstrekt;
g. justitiële en strafvorderlijke gegevens en tenuitvoerleggingsgegevens die op grond van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens worden verstrekt;
h. gegevens over personen met wie betrokkene een sociale relatie onderhoudt, voor zover die gegevens relevant zijn bij het opstellen, uitvoeren of evalueren van het integrale plan van aanpak, bedoeld in artikel 6, eerste lid.
1. Een deelnemer kan een casus voor overleg aanmelden bij de politie, het openbaar ministerie of de burgemeester van de gemeente van verblijf, naar aanleiding van gedragingen van een natuurlijke persoon of rechtspersoon die in verband kan worden gebracht met radicalisering of terroristische activiteiten of een situatie waarin deze verkeert, die verband houden met het doel van het casusoverleg, en daartoe gegevens verwerken.
2. Een ieder kan een melding doen bij de politie, het openbaar ministerie of de burgemeester van de gemeente van verblijf over een natuurlijke persoon of rechtspersoon als bedoeld in het eerste lid.
3. De politie, het openbaar ministerie en de burgemeester van de gemeente van verblijf analyseren gezamenlijk de aanmelding en komen tot een eensluidende beoordeling of de aanmelding van een casus in overeenstemming is met het doel van het casusoverleg. Zij houden daarbij rekening met objectieve criteria, waaronder de mate waarin betrokkene bereid is geweld toe te passen of te propageren, de mate waarin betrokkene vasthoudt aan extremistische denkbeelden, zijn sociale relaties, de mate van identificatie met een extremistische groep of ideologie, en zijn zelfredzaamheid. Bij de analyse van de aanmelding kunnen zij de overige deelnemers raadplegen.
4. Indien de aanmelding in overeenstemming is met het doel, kunnen de politie, het openbaar ministerie en de burgemeester van de gemeente van verblijf overgaan tot verzameling en uitwisseling van, alsmede samenvoeging met andere relevante gegevens die beschikbaar zijn bij de deelnemers, teneinde te beoordelen welke deelnemers en welke derden, bedoeld in artikel 3, derde lid, moeten worden betrokken in het casusoverleg. Hierbij kunnen zij de overige deelnemers raadplegen.
5. De politie, het openbaar ministerie en de burgemeester van de gemeente van verblijf bepalen welke deelnemers en welke derden, bedoeld in artikel 3, derde lid, gelet op hun onderscheidenlijke taken en bevoegdheden, moeten worden betrokken in het casusoverleg met het oog op het doel van het casusoverleg, en daarbij gegevens mogen verwerken.
6. Indien de casus niet wordt voorgelegd aan het casusoverleg, wordt de deelnemer die de casus heeft aangemeld, daarover geïnformeerd.
1. Bij het casusoverleg kunnen de betrokken deelnemers overgaan tot het verder verzamelen en uitwisselen van en samenvoegen met andere relevante gegevens, om gezamenlijk de casus te analyseren. Indien dit naar het oordeel van de betrokken deelnemers noodzakelijk is met het oog op het doel van het casusoverleg, kunnen de deelnemers in afstemming afspraken maken over een integraal plan van aanpak met interventies die ten aanzien van een betrokkene worden ingezet, en kunnen zij daartoe gegevens verwerken.
2. Indien de deelnemers afspraken hebben gemaakt over interventies die ten aanzien van een betrokkene worden ingezet, kunnen de betrokken deelnemers gegevens verwerken die met het oog op het doel van het casusoverleg, noodzakelijk zijn voor de uitvoering, evaluatie en zo nodig het bijstellen van die afspraken alsmede voor het beslissen over afsluiting van de casus.
3. Indien de deelnemers van het casusoverleg de casus afsluiten, worden de persoonsgegevens die in de casus zijn opgenomen, na afsluiting afgeschermd voor de deelnemers totdat uitvoering wordt gegeven aan de verplichting tot vernietiging of anonimisering, bedoeld in artikel 9.
1. De deelnemers die ter uitvoering van deze wet persoonsgegevens bewaren betreffende een natuurlijke persoon of rechtspersoon die in die gemeente verblijft of heeft verbleven en die in verband kan worden gebracht met radicalisering of terroristische activiteiten, kunnen de hem betreffende persoonsgegevens verstrekken aan de deelnemers van hetzelfde soort casusoverleg van een andere gemeente van verblijf of waarin de gevolgen van de radicalisering van betrokkene merkbaar zijn of waarin personen verblijven met wie betrokkene een sociale relatie onderhoudt.
2. De gegevensverstrekking ingevolge het eerste lid vindt niet plaats voor zover zwaarwegende redenen zich daartegen verzetten naar het oordeel van de deelnemers die deze persoonsgegevens oorspronkelijk hebben ingebracht.
1. Gelet op artikel 9, eerste lid, onderdeel g, van de Algemene verordening gegevensbescherming, kunnen de gegevens die op grond van deze wet worden verwerkt, voor zover noodzakelijk voor het doel van het casusoverleg, persoonsgegevens bevatten waaruit ras of etnische afkomst, politieke, religieuze of levensbeschouwelijke overtuigingen blijken, alsmede gegevens over gezondheid.
2. Persoonsgegevens van strafrechtelijke aard als bedoeld in artikel 1 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming mogen worden verwerkt voor zover noodzakelijk voor het doel van het casusoverleg.
De persoonsgegevens die door de deelnemers van het casusoverleg gezamenlijk worden verwerkt, worden vernietigd of geanonimiseerd zodra zij niet langer noodzakelijk zijn voor het doel van het casusoverleg, en worden in ieder geval uiterlijk vijf jaar na de datum van laatste verwerking verwijderd uit de systemen van de deelnemers van het casusoverleg of geanonimiseerd, tenzij een wettelijk voorschrift daaraan in de weg staat of de verwerking noodzakelijk is voor de instelling, uitoefening of onderbouwing van een rechtsvordering.
Mocht gedurende de gegevensverwerking blijken dat persoonsgegevens onjuist zijn, dan worden deze onverwijld gecorrigeerd en wordt een melding gedaan aan de organisatie waarvan de persoonsgegevens afkomstig zijn, opdat ook in haar gegevensbestanden kan worden gecontroleerd of de persoonsgegevens juist zijn geregistreerd en na validatie de gegevens kunnen worden gecorrigeerd.
1. De deelnemers van het casusoverleg, genoemd in artikel 3, eerste lid, zijn gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken als bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de Algemene verordening gegevensbescherming voor de verwerking van persoonsgegevens in het casusoverleg.
2. De deelnemers wijzen één van de functionarissen voor gegevensbescherming van de deelnemende overheidsinstanties of overheidsorganen aan die als coördinerend functionaris voor gegevensbescherming voor het casusoverleg optreedt.
3. De deelnemers wijzen personeel aan ten behoeve van de inzet in het casusoverleg, dat in dienst blijft van de betreffende deelnemers. Een private deelnemer wijst ten behoeve van de inzet in het casusoverleg slechts personen aan die niet tevens worden belast met commerciële werkzaamheden voor die private partij.
4. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over:
a. de respectievelijke verantwoordelijkheden van de deelnemers met betrekking tot de uitoefening van de rechten van betrokkene en hun respectieve verplichtingen om de informatie te verstrekken, bedoeld in artikel 14 van de Algemene verordening gegevensbescherming;
b. de aanwijzing van een deelnemende overheidsinstantie of deelnemend overheidsorgaan als contactpunt voor betrokkenen voor de uitoefening van de rechten op grond van hoofdstuk III van de Algemene verordening gegevensbescherming.
1. Uitsluitend door de deelnemers geautoriseerde personen hebben toegang tot de systemen waarin de deelnemers gezamenlijk persoonsgegevens verwerken. De deelnemers onderhouden een systeem van autorisaties dat voldoet aan de vereisten van zorgvuldigheid en evenredigheid. Geautoriseerd worden slechts personen die zijn aangewezen ten behoeve van de inzet in het casusoverleg en die zijn belast met:
a. de uitvoering van de gegevensverwerking voor het doel van het casusoverleg,
b. de toetsing op rechtmatigheid, of
c. het onderhoud of de ondersteuning van de systemen.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de betrouwbaarheidsvereisten aan geautoriseerde personen als bedoeld in het eerste lid.
1. Binnen het casusoverleg worden persoonsgegevens uitsluitend verwerkt in systemen waarvoor een adequaat beveiligingsniveau geldt. Daarbij worden persoonsgegevens beveiligd ten minste volgens door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vastgestelde richtlijnen.
2. De deelnemers dragen zorg voor de vastlegging langs elektronische weg (logging) van verwerkingen van persoonsgegevens in geautomatiseerde systemen van het casusoverleg overeenkomstig de door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vastgestelde richtlijnen voor informatiebeveiliging. De vastgelegde gegevens worden uitsluitend gebruikt voor de controle van de rechtmatigheid van de gegevensverwerking, voor interne controles, ter waarborging van de integriteit en de beveiliging van de persoonsgegevens en voor gerechtelijke procedures.
De deelnemers stellen een gezamenlijke rechtmatigheidsadviescommissie in, die tot taak heeft de rechtmatigheid van de verwerking van persoonsgegevens in de casusoverleggen structureel te beoordelen bij nieuwe verwerkingen en wijziging in verwerkingen en om voorstellen aan het casusoverleg te doen om onrechtmatigheden op te lossen. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de werkwijze en de samenstelling van de rechtmatigheidsadviescommissie, de wijze van benoeming en ontslag van haar leden.
1. Het casusoverleg doet de uitvoering van de bij of krachtens deze wet gegeven regels en de Algemene verordening gegevensbescherming controleren door middel van het periodiek doen verrichten van privacy audits.
2. Het casusoverleg zendt een afschrift van de controleresultaten van de privacy audits aan de Autoriteit persoonsgegevens.
3. Indien uit de controleresultaten blijkt dat niet wordt voldaan aan het bij of krachtens deze wet bepaalde, laat het casusoverleg binnen een jaar een hercontrole uitvoeren op die onderdelen die niet voldeden aan de gestelde voorwaarden. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.
4. Een ieder die betrokken is bij een controle als bedoeld in dit artikel is verplicht tot geheimhouding van de persoonsgegevens waarover hij de beschikking heeft gekregen, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of zijn taak daartoe noodzaakt.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de inhoud en wijze van uitvoering van controle, bedoeld in het eerste en derde lid.
Eenieder die betrokken is bij de werkzaamheden van het casusoverleg en daarbij de beschikking krijgt over persoonsgegevens, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift voorziet in de bevoegdheid of verplichting om de gegevens te verstrekken of voor zover de gegevensverstrekking noodzakelijk is voor het afleggen van verantwoording door een medewerker aan de deelnemer die hem heeft aangewezen voor de inzet in het casusoverleg.
1. Een casusoverleg doet jaarlijks verslag van de effectiviteit en bruikbaarheid van de uitgewisselde gegevens, voor zover dit de verwezenlijking van de doeleinden van het casusoverleg niet onmogelijk dreigt te maken of ernstig in het gedrang dreigt te brengen. Meerdere casusoverleggen kunnen beslissen om één gezamenlijk jaarverslag uit te brengen.
2. Het jaarverslag wordt bekendgemaakt door plaatsing op internet.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de waarborgen.
Aan artikel 20 van de Wet politiegegevens wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Indien de politie deelneemt aan een casusoverleg als bedoeld in de Wet gegevensverwerking persoonsgerichte aanpak radicalisering en terroristische activiteiten, verstrekt de verwerkingsverantwoordelijke, in overeenstemming met het bevoegd gezag, bedoeld in de artikelen 11, 12 en 14 van de Politiewet 2012, aan het casusoverleg politiegegevens, voor zover dat noodzakelijk is met het oog op het doel van het casusoverleg, tenzij naar het oordeel van de verwerkingsverantwoordelijke zwaarwegende redenen zich daartegen verzetten.
De Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 8a wordt vóór «of 39ga» ingevoegd «, 39fb».
B
Voor artikel 39g wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Indien het openbaar ministerie deelneemt aan een casusoverleg als bedoeld in de Wet gegevensverwerking persoonsgerichte aanpak radicalisering en terroristische activiteiten, worden aan het casusoverleg strafvorderlijke gegevens verstrekt, voor zover dat noodzakelijk is met het oog op het doel van het casusoverleg, tenzij naar het oordeel van de verwerkingsverantwoordelijke zwaarwegende redenen zich daartegen verzetten.
C
In artikel 39j wordt vóór «en 39ga» ingevoegd «, 39fb».
D
Voor artikel 51d wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Indien Onze Minister of het openbaar ministerie deelneemt aan een casusoverleg als bedoeld in de Wet gegevensverwerking persoonsgerichte aanpak radicalisering en terroristische activiteiten, worden aan het casusoverleg tenuitvoerleggingsgegevens verstrekt, voor zover dat noodzakelijk is met het oog op het doel van het casusoverleg, tenzij naar het oordeel van de verwerkingsverantwoordelijke zwaarwegende redenen zich daartegen verzetten.
Indien het bij koninklijke boodschap van 24 april 2020 ingediende voorstel van wet houdende regels omtrent gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden (Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden, Kamerstukken 35 447) tot wet is of wordt verheven, wordt aan artikel 2.31 van die wet een lid toegevoegd, luidende:
13. Indien bij een casusoverleg binnen een Zorg- en Veiligheidshuis als bedoeld in dit artikel een casus is aangemeld waarin naar het oordeel van de deelnemers aanleiding is om te vermoeden dat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet gegevensverwerking persoonsgerichte aanpak radicalisering en terroristische activiteiten, dan dragen zij zorg dat de casus overeenkomstig die bepaling wordt aangemeld bij het casusoverleg, bedoeld in artikel 6 van die wet. Indien de casus in behandeling wordt genomen door het laatstgenoemde casusoverleg, dan vindt het onderhavige artikel 2.31 geen verdere toepassing.
Indien het bij koninklijke boodschap van 24 april 2020 ingediende voorstel van wet houdende regels omtrent gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden (Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden, Kamerstukken 35 447) tot wet is of wordt verheven en artikel 4.2 van die wet later in werking treedt dan artikel 20 van deze wet, komt artikel 4.2, onderdeel A, van die wet te luiden:
A
In artikel 8a wordt na «39f,» ingevoegd «39fa,».
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie en Veiligheid,