Ontvangen 13 maart 2024
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In het opschrift wordt «Regels» vervangen door «Tijdelijke regels» en in de citeertitel wordt «Wet» vervangen door «Tijdelijke wet».
II
In de beweegreden wordt na «dat het noodzakelijk is» ingevoegd «tijdelijk».
III
Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:
1. Na het opschrift wordt als aanhef ingevoegd «De Wet politiegegevens wordt als volgt gewijzigd:»
2. Na de aanhef (nieuw) wordt de aanduiding «A» ingevoegd.
3. In onderdeel A (nieuw) vervalt «van de Wet politiegegevens».
4. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
B
Artikel 20, vierde lid, vervalt.
IV
In artikel 20 wordt na onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:
Aa
In artikel 8a vervalt «, 39fb».
V
In artikel 20 wordt na onderdeel B een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ba
Artikel 39fb vervalt.
VI
In artikel 20 wordt na onderdeel C een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ca
In artikel 39j vervalt «, 39fb».
VII
Aan artikel 20 wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
Da
Artikel 51cb vervalt.
VIII
Na artikel 22 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
IX
In de tekst van het voorgestelde artikel 22a wordt de punt aan het slot van de zin vervangen door «, en vervalt met ingang van vier jaar na het tijdstip van inwerkingtreding.».
X
In artikel 23 wordt «Wet» vervangen door «Tijdelijke wet».
Gezien de grote dreiging voor de nationale veiligheid die uitgaat van extremisme en terrorisme, onderschrijft de indiener van dit amendement het doel van de wet, namelijk het voorkomen, verminderen en bestrijden van radicalisering en terroristische activiteiten. Echter, de indiener constateert dat uit de beschikbare gegevens onvoldoende duidelijk wordt of de persoonsgerichte aanpak in de praktijk effectief is in het behalen van dat doel. De indiener beoogt middels dit amendement inzichtelijk te krijgen in welke mate deze gecoördineerde aanpak tot gevolg heeft dat personen en groepen daadwerkelijk deradicaliseren, verder radicaliseren dan wel op vergelijkbaar niveau van radicalisering blijven. Om deze reden stelt de indiener voor een horizonbepaling van vier jaar aan de wet toe te voegen. Voorafgaand aan het verlopen van deze wet vindt een evaluatie plaats waarover de Kamer tijdig wordt geïnformeerd. In het voorgestelde artikel 22aa is daarom tevens een evaluatiebepaling opgenomen.
Six Dijkstra