Voorgesteld 28 juni 2023
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering in het voorontwerp van de Wet seksuele misdrijven aanvankelijk had gekozen om seksuele intimidatie te kwalificeren als misdrijf tegen de openbare orde met een maximale straf van zes maanden gevangenisstraf;
constaterende dat de regering in het voorliggende wetsvoorstel kiest om seksuele intimidatie te kwalificeren als overtreding met een maximale straf van drie maanden gevangenisstraf;
overwegende dat deze keuze een aanzienlijke beperking met zich meebrengt voor wat betreft de opsporingsmogelijkheden, omdat zowel in de openbare ruimte als online geen gebruik kan worden gemaakt van het vorderen van camerabeelden van derden of identificerende persoonsgegevens;
van mening dat met de strafbaarstelling van seksuele intimidatie niet alleen een norm wordt gesteld, maar dat er ook effectief moet worden gehandhaafd om te bevorderen dat iedereen vrij en veilig over straat kan;
overwegende dat naast de politie, via pilots, nu ook boa's worden voorbereid om seksuele intimidatie te handhaven;
verzoekt de regering in overleg met politie, OM en gemeenten te monitoren in hoeverre handhaving van seksuele intimidatie effectief is in de praktijk, bezien in het licht van verregaande mogelijkheden zoals het vorderen van camerabeelden van derden en identificerende persoonsgegevens, en de Kamer hierover te informeren twee jaar na inwerkingtreding van de Wet seksuele misdrijven,
en gaat over tot de orde van de dag.
Michon-Derkzen
Eerdmans