Ontvangen 28 juni 2023
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Artikel I, onderdeel H, komt te luiden:
De indiener constateert dat de regering in de Wet seksuele misdrijven het taakstrafverbod voor jeugdige daders van kinderpornografische delicten wil laten vervallen. De indiener is van mening dat het taakstrafverbod bij kinderpornografische delicten in het belang van daders, slachtoffers en de bescherming van de samenleving beter in stand kan worden gelaten. Het amendement regelt dat dit onderdeel van het wetsvoorstel wordt gewijzigd. Aangesloten wordt bij de misdrijven omschreven in de artikelen 252 en 253. Dit zijn volgens de artikelsgewijze toelichting zesjaarsfeiten waarbij niet zonder meer sprake behoeft te zijn van een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit en waarvoor het taakstrafverbod in het volwassenenstrafrecht onverkort geldt.1
De regering noemt in de nota naar aanleiding van het verslag dat het bij situaties van «uit de hand gelopen sexting» bijzonder knellend kan zijn als jeugdige daders geen taakstraf kunnen krijgen.2 Hieruit lijkt de regering te veronderstellen dat artikel 77ma van het Wetboek van Strafrecht (Sr) vereist dat geen taakstraf kan worden opgelegd door de rechter wanneer hij een jeugdige dader veroordeeld voor een kinderpornografisch delict. Dat is niet het geval. De rechter dient naast een eventuele taakstraf echter óók een vrijheidsstraf in de vorm van jeugddetentie of de PIJ-maatregel op te leggen. Kinderpornografie is een ernstig strafbaar feit waarbij kinderen en hun familie soms de rest van hun leven schade ondervinden als gevolg van het misdrijf. Het is een slecht signaal aan daders, slachtoffers en de samenleving wanneer kale taakstraffen weer kunnen worden opgelegd aan jeugdige daders die nu nog ten minste naast een eventuele taakstraf ook een vrijheidsstraf of PIJ-maatregel krijgen opgelegd.
De indiener stelt dat aan het openbaar ministerie (OM) veel beleidsvrijheid toekomt bij de beslissing om over te gaan tot vervolging. De daders van «uit de hand gelopen sexting» zullen om die reden worden geseponeerd of worden afgedaan met een strafbeschikking of afhankelijk van de omstandigheden worden gedagvaard voor het nieuwe delict sexchatting (artikel 251 Sr) waarvoor het taakstrafverbod niet van toepassing is. De indiener vertrouwt op de deskundigheid van het OM bij het maken van een zeer zorgvuldige beoordeling in sextingzaken en deelt de opvatting van de regering dat strafvervolging niet in alle gevallen wenselijk is. Indiener wijst hierbij ook op de Richtlijn en kader voor strafvordering jeugd en adolescenten en de Leidraad afdoening sextingzaken «Pubers in beeld» van het Landelijk Expertisecentrum Kinderporno en Kindersekstoerisme. In lijn met het beleid van het OM, is het begrijpelijk dat wanneer het OM een zaak ernstig genoeg vindt om voor te leggen aan de rechter, wordt aangesloten bij het bestaande taakstrafverbod zoals dat vanaf 1 april 2014 geldt.
De indiener brengt hierbij ook naar voren dat de rechter veel beleidsvrijheid toekomt bij het opleggen van straffen. In alle gevallen waarin de rechter op grond van artikel 77ma Sr niet slechts een kale taakstraf mag opleggen, kan de rechter naast een taakstraf wel jeugddetentie of PIJ-maatregelen (deels) voorwaardelijk opleggen. Dit in tegenstelling tot het taakstrafverbod in het commune strafrecht.3 Ook is het mogelijk voor de rechter om een kale taakstraf voor jeugdigen bij recidive op te leggen, omdat jeugdigen behoefte kunnen hebben aan herhaling van de straf, voordat een vollediger begrip ontstaat van de strafwaardigheid van het handelen. Uit de wetgevingsgeschiedenis blijkt dat de wetgever voldoende rekening heeft gehouden met het ultimum remedium-karakter van het taakstrafverbod van artikel 77ma Sr.
Michon-Derkzen