Ontvangen 22 juni 2023
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel I, onderdeel K, wordt als volgt gewijzigd:
1. Het voorgestelde artikel 253a vervalt.
2. In het voorgestelde artikel 254, eerste lid, onderdeel c, wordt «de artikelen 245 tot en met 253a» vervangen door «de artikelen 245 tot en met 253».
De Afdeling advisering van de Raad van State (hierna: de Afdeling) heeft in haar voorlichting over de eerste nota van wijziging opmerkingen gemaakt over het daarin opgenomen verbod op kindersekspoppen. Die opmerkingen hebben onder meer betrekking op de noodzaak en proportionaliteit van het voorgestelde verbod. Ook is de Afdeling van oordeel dat voor het voorgestelde verbod een notificatieplicht geldt in het kader van het Unierecht.
Notificatie stelt de Europese Commissie en andere Europese landen in de gelegenheid te reageren op het voorgestelde verbod. Dan gaat de gebruikelijke standstill-periode van drie maanden van start waarin het voorschrift nog niet door de Tweede Kamer kan worden behandeld. Notificatie moet immers plaatsvinden in een fase waarin ingrijpende wijzigingen in het voorstel nog mogelijk zijn.
Naar aanleiding hiervan heb ik heroverwogen of het – mede gelet op de aard en strekking van de voorlichting van de Afdeling en de stand van de procedure waarin dit wetsvoorstel zich bevindt – aangewezen is het voorgestelde verbod op kindersekspoppen in het onderhavige wetsvoorstel te handhaven. De notificatieplicht vormt een belemmering voor de voortgang van het wetgevingstraject seksuele misdrijven en ik hecht eraan dat de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel seksuele misdrijven geen vertraging oploopt. Dit heeft geleid tot de keuze om dit verbod niet in dit wetsvoorstel mee te nemen. Daartoe wordt met deze tweede nota van wijziging het voorgestelde artikel 253a, waarin het verbod op kindersekspoppen is opgenomen, uit het wetsvoorstel geschrapt. In het verlengde daarvan vervalt ook de verwijzing naar die bepaling die in het voorgestelde artikel 254, eerste lid, onderdeel c, is opgenomen. De voorgestelde verbodsbepaling zal, met inachtneming van de opmerkingen van de Afdeling, zo spoedig mogelijk opnieuw in procedure worden gebracht.
De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yesilgöz-Zegerius