Gepubliceerd: 30 september 2022
Indiener(s): Judith Tielen (VVD)
Onderwerpen: financieel toezicht financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36174-5.html
ID: 36174-5

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 30 september 2022

De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

1. Inleiding

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de implementatiewet voor het herstelpakket beleggingsondernemingen. Deze leden ondersteunen het wegnemen van onnodig belastende verplichtingen en hebben daar nog enkele vragen en opmerkingen bij.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het implementatievoorstel en daarbij nog enkele vragen.

De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Implementatiewet richtlijn herstelpakket beleggingsondernemingen. Deze leden vragen de regering wat de reden is van een herstelpakket voor beleggingsondernemingen. Deze leden vragen de regering voorts waarom er ooit (onnodig) belastende verplichtingen zijn ingesteld voor beleggingsondernemingen.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel, en hebben met name grote zorgen over de voorstellen ten aanzien van positielimieten. Deze leden vinden de inhoudelijke toelichting op dit deel van het wetsvoorstel summier, en hebben hier dan ook een aantal vragen over.

2. Inhoud van het wetsvoorstel

De leden van de SP-fractie vragen de regering naar de ratio van de Markets in Financial Instruments Directive II (MIFID II) en de onderbouwing van de wijzigingen.

2.1. Algemeen

De richtlijn diende uiterlijk op 28 november 2021 te zijn geïmplementeerd in nationale wetgeving en vanaf 28 februari 2022 te worden toegepast, zo constateerde de leden van de CDA-fractie. Uit de transponeringstabel blijkt dat op een aantal punten geen implementatie nodig is maar op een heel aantal ook wel. Hoe rijmt dit volgens de regering met het feit dat deze richtlijn vanaf 28 februari 2022 moest worden toegepast, wat een half jaar geleden was? Heeft deze te late behandeling consequenties zoals voor boetes? Immers, op 27 januari 2022 heeft de Europese Commissie Nederland al in gebreke gesteld voor het niet tijdig implementeren van de richtlijn, zo constateren deze leden. Nederland is tot 27 maart 2022 in gelegenheid gesteld om op deze ingebrekestelling te reageren. Deze leden wijzen erop dat een ingebrekestelling door de Europese Commissie de eerste stap is in een infractieprocedure vanwege niet tijdige implementatie. Kan de regering aangeven wat de reactie van Nederland zal worden? Kan de regering ook aangeven hoe het komt dat deze richtlijn te laat is geïmplementeerd en waarom deze nu pas voorligt in de Kamer?

De leden van de CDA-fractie lezen dat onder grondstoffenderivaat wordt verstaan: een grondstoffenderivaat waarvan de som van alle nettoposities van eindpositiehouders de omvang van hun positie in openstaande contracten vertegenwoordigt en gemiddeld ten minste 300.000 eenheden («lots») in één jaar bedraagt. De Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) zal een lijst opstellen van cruciale of significante grondstoffenderivaten. Kan de regering aangeven of deze lijst er inmiddels is, aangezien de datum van implementatie verstreken is? Kan de regering aangeven indien dit niet het geval is, waarom niet, en indien dit wel het geval is, waarom deze niet bij de stukken is toegevoegd?

De lezen van de CDA-fractie zien dat met betrekking tot artikel 5:89e, eerste lid, een beleggingsonderneming of marktexploitant de bevoegdheid heeft om van de marktpartij te eisen om tijdelijk voor liquiditeit op de markt te zorgen. Dit met de bedoeling de effecten van een omvangrijke of dominante positie te beperken. Kan de regering aangeven wat de instrumenten van het handelsplatform zijn als een marktpartij geen gehoor geeft aan de eis om tijdelijk voor liquiditeit op de markt te zorgen?

Het lid van de BBB-fractie vraagt of de regering kan aangeven wat de regering heeft gedaan om alsnog binnen de implementatietermijn van negen maanden de richtlijn te implementeren, Het lid van de fractie BBB vraagt of de regering kan aangeven of Nederland in vergelijking met de andere Europese landen uit de pas loopt. Zo ja, waar komt dat door? Het lid van de fractie BBB vraagt voorts wat de regering gaat doen om in de toekomst zich wel te conformeren aan de implementatietermijn.

2.2. Informatie- en rapportageverplichtingen

Als er geen behoefte bestaat aan advies bij het wisselen tussen financiële instrumenten door professionele beleggers, achten de leden van de D66-fractie het positief dat deze verplichting wordt weggenomen. Ook andere rapportageverplichtingen kunnen als overbodig worden ervaren door professionele beleggers. Daarom vragen deze leden hoe de regering de eventuele overbodigheid van rapportageverplichtingen evalueert, bijvoorbeeld bij professionele beleggers. Signaleert de regering ook onderwerpen waarbij consumenten of professionele beleggers juist behoefte hebben aan méér informatie?

Het lid van de BBB-fractie vraagt of de regering nader kan toelichten wat wordt bedoeld met de in aanmerking komende tegenpartijen.

Het lid van de BBB-fractie vraagt of de regering kan toelichten of de beleggingsondernemingen de verzoeken van professionele beleggers dienen te honoreren of dat zij zelf mogen bepalen of ze inzicht geven in hun kosten en baten van de wissel van financiële instrumenten.

2.3. Positielimieten en positiebeheerscontroles

Het wegnemen van de belemmering van de ontwikkeling van nieuwe en minder liquide grondstoffenderivatencontracten en in het bijzonder van nieuwe energiederivatencontracten kan volgens de leden van de D66-fractie van invloed zijn op de huidige situatie op de energiemarkt. Deze leden vragen hoe de regering de effecten op de energiederivatencontracten beoordeelt in het licht van de situatie op de energiemarkt.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de regering erkent dat grondstoffenmarkten in toenemende mate financialiseren. Daarmee bedoelen deze leden dat het aandeel in handel op grondstoffenmarkten van partijen die (verkopend of aankopend) daadwerkelijke commerciële belangen hebben in grondstoffen, een steeds lager aandeel hebben in het totale handelsvolume op grondstoffenmarkten. Deze leden wijzen er bijvoorbeeld op dat het Title Transfer Facility-handelsvolume (TTF-handelsvolume) in 2020 114 keer zo groot was als de daadwerkelijke gasconsumptie, terwijl dit in 2011 nog maar 14 keer zo groot was. Dezelfde ontwikkelingen zijn waar te nemen op andere grondstoffenmarkten. Erkent de regering deze ontwikkeling? Kan de regering bijvoorbeeld de conclusies van het onderzoek van de Universiteit van Bonn op dit punt, onderschrijven?1 Wat vindt de regering hier eigenlijk van?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen voorts of de regering vervolgens ook erkent dat financialisering van grondstoffenmarkten bijdraagt aan toenemende volatiliteit van grondstoffenprijzen. Is de regering het met de leden van de GroenLinks-fractie eens dat markten voor basisvoorzieningen als voedsel en energie op dit moment veel te veel gebruikt worden puur voor speculatieve winst, terwijl deze speculatieve participanten helemaal niks bijdragen aan een efficiënte allocatie van vraag en aanbod door daadwerkelijk commercieel geïnteresseerde partijen? Is de regering het met de leden van de GroenLinks-fractie eens dat de legitimiteit van markten, zeker als het om essentiële goederen als voedsel en energie, gelegen is in het bewerkstelligen niet van speculatie maar van efficiënte allocatie?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de regering het eens is met de uitspraak van de President van de Europese Commissie van oktober 2021 dat er «een einde moet komen aan speculatie op energiemarkten»2, alsmede de uitspraak van de Ministers van landbouw van de G7 van 11 maart 2022 dat zij «kunstmatig opgeblazen prijzen die aan de beschikbaarheid van voedsel en agrarische producten raken, niet tolereren»3. Kan dit toegelicht worden?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering verder om in te gaan op de vraag in hoeverre speculatie op graanmarkten in 2022 heeft bijgedragen aan een gebrek aan toegang tot graan van mensen wereldwijd.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen waarom de regering het gerechtvaardigd vindt om de toepassing van de scope van positielimieten te beperken, in plaats van in stand te houden of uit te breiden, juist nu er op allerlei grondstoffenmarkten een steeds verdere mate van financialisering is, en de prijsvolatiliteit de afgelopen jaren en zeker ook in 2022 hoog was. Deze leden vragen hoe dit bijdraagt aan het streven om speculatieve handel op dit soort basale goederen terug te dringen, dan wel helemaal te stoppen.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de regering kan bevestigen dat de gedelegeerde richtlijn van 20 april 2022 die Richtlijn 2014/65/EU4 aanvult en positielimieten berekent, niet is onderworpen aan een analyse van huidige marktontwikkelingen, noch aan een analyse van de potentiële invloed van veranderingen van de positielimieten op het gedrag in financiële markten. Waarom is deze impact assessment niet gedaan? Is de regering het met de leden van de GroenLinks-fractie eens dat dit bij zo een belangrijk thema, omdat het aan de voedselzekerheid van miljoenen mensen kan raken, onvoldoende is?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering of de regering kan toelichten wat de bandbreedtes zijn van de positielimieten. Klopt het dat autoriteiten de baseline voor positielimieten kunnen aanpassen, zo laag als 2,5 procent en zo hoog als 35 procent van het beschikbare aanbod van het desbetreffende grondstoffenderivaat? Kan de regering aangeven waarom deze bandbreedtes effectief zijn?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen voorts of de regering bovengenoemde bandbreedtes kan vergelijken met de bandbreedtes die in de Verenigde Staten gehanteerd worden. Klopt het dat daar de bandbreedtes smaller (10%-25% zijn)? Waarom zijn de Europese bandbreedtes breder? Waarom laat het onderhavige wetsvoorstel een kans na om die bandbreedtes ook te verscherpen?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen op welke manier een baseline van 20 procent voor de meest gevoelige en liquide voedselcontracten speculatie effectief terugdringt. Welke onderbouwing heeft de regering daarvoor?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering of de regering kan ingaan op de kritiek dat de definitie van Economisch Gelijkwaardige Over The Counter-contracten (EEOTC) en «gelijkwaardig grondstoffenderivaat« excessief restrictief blijven, waardoor marginale veranderingen in de contractuele specificaties van het derivaat ervoor kunnen zorgen dat positielimieten vrij gemakkelijk omzeild kunnen worden.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen verder wat de reactie van de regering is op de uitspraak van energie-expert van de Oxford Universiteit Patrick Heather, die stelt: «TTF is continuing to attract risk management trading, as well as speculative trading, and is by far the most liquid gas hub. [...] [I]t is by far (with NBP) the hub with the largest share of futures trading, at 68 percent of total trades in 2021. This indicates that there is an overwhelming amount of pure financial trading, rather than purely physical reasons, and that aggregators, financial institutions and speculators are trading at this hub more than at any of the others;»5. Is de regering het met de leden van de GroenLinks-fractie eens dat deze speculatie onwenselijk is en bestreden zou moeten worden, omdat dit niks bijdraagt aan de efficiënte allocatie van vraag en aanbod?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering ook naar de mate waarin Dutch Title Transfer Facility (TTF) nu onder scherp toezicht staat. Kan de regering ingaan op de huidige mate van toezicht op de Dutch TTF? Deze leden vragen hoe het kan dat er niets aan deze extreme speculatie en volatiliteit gedaan wordt, waarbij de overheid als marktmeester optreed. Deze leden vragen welke voorstellen de regering hiertoe wil doen.

3. Uitvoeringstoets

Het lid van de BBB-fractie vraagt of de regering kan aangeven wat de impact zal zijn, wanneer partijen zich niet meer hoeven te melden bij de AFM voor de nevenactiviteitenvrijstelling. Kan de regering, hierop aansluitend aangeven om hoeveel partijen dit gaat?

4. Regeldruk

4.1. Algemeen

Het lid van de BBB-fractie vraagt of de regering kan uitleggen wat voor gevolgen de afschaffing van de periodieke informatieverplichting heeft voor de kwaliteit van de uitvoering van transacties in individuele instrumenten.

4.2.2. Best execution

De besparing als gevolg van het niet hoeven verstrekken van periodieke informatie over de kwaliteit van de uitvoering van transacties in individuele financiële instrumenten zien de leden van de D66-fractie als een positieve ontwikkeling. Deze leden vragen of de regering zicht heeft op de structurele besparing als gevolg van het niet langer periodiek hoeven te verstrekken van informatie over de kwaliteit van de uitvoering van transacties.

De voorzitter van de commissie, Tielen

Adjunct-griffier van de commissie, Van den Bos