Ontvangen 13 oktober 2022
Artikel I van het voorstel van wet komt als volgt te luiden:
Artikel I
Indien het bij koninklijke boodschap van 25 november 2019 ingediende voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten (Kamerstukken 35 348) tot wet wordt verheven, wordt die wet als volgt gewijzigd:
1. Artikel I onderdeel B vervalt.
2. Artikel IIIA komt te luiden:
ARTIKEL IIIA
In het tweede lid van artikel 449 van het Wetboek van Strafrecht wordt «twee maanden» vervangen door «zes maanden» en wordt «tweede categorie» vervangen door «derde categorie».
In het verslag van de Tweede Kamer is door de leden van de VVD-fractie terecht opgemerkt dat de kritiek van consultatiepartijen die aanleiding vormt voor de novelle zich enkel richt op de voorgestelde uitbreiding van de strafbaarstelling en de daarmee samenhangende strafuitsluitingsgrond. Over de in dat kader tevens voorgestelde strafverzwaring zijn geen opmerkingen gemaakt, waardoor er geen zwaarwegende aanleiding bestaat om dat onderdeel te schrappen. Met deze nota van wijzing blijft de in het voorstel opgenomen wijziging van het strafmaximum in het tweede lid van artikel 449 (de strafverzwaring in het geval van herhaalde veroordeling) van twee naar zes maanden en van een geldboete van de tweede categorie naar een boete van de derde categorie, alsnog gehandhaafd.
De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind