Gepubliceerd: 19 mei 2022
Indiener(s): Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiƫn) (D66)
Onderwerpen: financieel toezicht financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36105-2.html
ID: 36105-2

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is om regels te stellen ter uitvoering van Verordening (EU) 2021/23 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende een kader voor het herstel en de afwikkeling van centrale tegenpartijen en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1095/2010, (EU) nr. 648/2012, (EU) nr. 600/2014, (EU) nr. 806/2014 en (EU) 201 5/2365, en de Richtlijnen 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2007/36/EG, 2014/59/EU en (EU) 2017/1132 (PbEU 2021, L 22);

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet op het financieel toezicht wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1:1 worden in de alfabetische volgorde twee definities ingevoegd, luidende:

centrale tegenpartij:

een centrale tegenpartij als bedoeld in artikel 2, onderdeel 1, van de EMIR-verordening;

verordening herstel en afwikkeling centrale tegenpartijen:

Verordening (EU) 2021/23 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende een kader voor het herstel en de afwikkeling van centrale tegenpartijen en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1095/2010, (EU) nr. 648/2012, (EU) nr. 600/2014, (EU) nr. 806/2014 en (EU) 2015/2365, en de Richtlijnen 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2007/36/EG, 2014/59/EU en (EU) 2017/1132 (PbEU 2021, L 22);

B

Artikel 1:3a, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. De artikelen 1:75 en 1:76 zijn van overeenkomstige toepassing op de uitvoering en handhaving van de regels die zijn gesteld bij of krachtens de EMIR-verordening, de verordening centrale effectenbewaarinstellingen en de verordening herstel en afwikkeling centrale tegenpartijen.

C

In artikel 3A:2, onderdeel a, wordt de zinsnede «, met uitzondering van rechtspersonen waaraan ook een vergunning is verleend overeenkomstig artikel 14 van de EMIR-verordening» toegevoegd.

D

Artikel 3A:21, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel b wordt «overgedragen aan» vervangen door «doen overgaan op» en wordt «waarbij de instemming van de verkrijger ingevolge artikel 3A:6, eerste lid, niet benodigd is» toegevoegd.

2. In onderdeel c wordt «waaraan activa of passiva van die entiteit worden overgedragen» vervangen door «waarop activa of passiva van die entiteit overgaan».

E

In artikel 3A:44, eerste lid, wordt «waaraan activa of passiva van die entiteit worden overgedragen» vervangen door «waarop activa of passiva van die entiteit overgaan».

F

Aan het Deel Bijzondere maatregelen en voorzieningen betreffende financiële ondernemingen wordt na hoofdstuk 3A.2 een hoofdstuk toegevoegd, luidende:

HOOFDSTUK 3A.3. AFWIKKELING VAN CENTRALE TEGENPARTIJEN

Artikel 3A:139. Inleidende bepaling

De afwikkeling van een centrale tegenpartij overeenkomstig de verordening herstel en afwikkeling centrale tegenpartijen geschiedt met inachtneming van dit hoofdstuk.

Artikel 3A:140. Definities

In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

afwikkelingsinstrument:

een instrument als bedoeld in artikel 27, eerste lid, van de verordening herstel en afwikkeling centrale tegenpartijen;

afwikkelingsmaatregel:

een overeenkomstig artikel 22 van de verordening herstel en afwikkeling centrale tegenpartijen genomen besluit om een centrale tegenpartij af te wikkelen, een afwikkelingsinstrument als bedoeld in artikel 27, eerste lid, van die verordening toe te passen of een of meer afwikkelingsbevoegdheden als bedoeld in de artikelen 48 tot en met 58 van die verordening uit te oefenen;

eigendomsinstrumenten:

eigendomsinstrumenten als bedoeld in artikel 2, onderdeel 33, van de verordening herstel en afwikkeling centrale tegenpartijen.

Artikel 3A:141. Procedures bij afwikkelingsmaatregelen

  • 1. Een besluit tot het nemen van een afwikkelingsmaatregel van de Nederlandsche Bank op grond van de verordening herstel en afwikkeling centrale tegenpartijen, alsmede de voorbereiding en uitvoering van dat besluit, is niet onderworpen aan enig instemmingsvereiste ingevolge de wet, de statuten of tussen de centrale tegenpartij en haar aandeelhouders of leden overeengekomen regelingen ten aanzien van de besluitvorming door de algemene vergadering, met uitzondering van het vereiste van instemming van de verkrijger bij overdracht of overgang van eigendomsinstrumenten, activa of passiva.

  • 2. Onverminderd het bepaalde ingevolge de artikelen 41, 43 of hoofdstuk VI van de verordening herstel en afwikkeling centrale tegenpartijen, is een besluit tot het nemen van een afwikkelingsmaatregel alsmede de voorbereiding en uitvoering ervan, niet onderworpen aan enig kennisgevingsvereiste of procedureel voorschrift ingevolge een ander wettelijk voorschrift.

  • 3. De uitoefening van de bevoegdheden bedoeld in artikel 48 of 49 van de verordening herstel en afwikkeling centrale tegenpartijen is niet onderworpen aan enige andere beperking uit hoofde van de wet, statuten of overeenkomst.

  • 4. Een besluit tot toepassing van een afwikkelingsinstrument vermeldt het tijdstip waarop het in werking treedt. De desbetreffende eigendomsinstrumenten, activa of passiva gaan over op dit tijdstip, tenzij in het besluit anders is bepaald.

Artikel 3A:142. Ingrijpen in handel in financiële instrumenten

  • 1. De Nederlandsche Bank kan degene die een handelsplatform exploiteert of een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling door middel van het geven van een aanwijzing verplichten om de toelating tot de handel in of de officiële notering van alle door een centrale tegenpartij overeenkomstig Richtlijn 2001/34/EG uitgegeven financiële instrumenten op te schorten of te onderbreken, indien door de Nederlandsche Bank ten aanzien van de centrale tegenpartij een in artikel 48, eerste lid, van de verordening herstel en afwikkeling centrale tegenpartijen bedoelde bevoegdheid wordt uitgeoefend.

  • 2. Indien de Nederlandsche Bank een aanwijzing geeft als bedoeld in het eerste lid doet zij hetzelfde voor afgeleide financiële instrumenten als bedoeld in de onderdelen d tot en met j van de definitie van financieel instrument in artikel 1:1 die verband houden met dat financiële instrument of daarnaar verwijzen, indien dit naar het oordeel van de Nederlandsche Bank passend is ter ondersteuning van het bereiken van de doelstelling van de opschorting of onderbreking van de handel in het onderliggende financieel instrument.

  • 3. De Autoriteit Financiële Markten verricht op instructie van de Nederlandsche Bank de noodzakelijke feitelijke handelingen om uitvoering te geven aan een besluit als bedoeld in het eerste en tweede lid.

  • 4. In afwijking van artikel 1:97 maakt de Autoriteit Financiële Markten een besluit ten aanzien waarvan zij een instructie als bedoeld in het derde lid heeft gekregen onverwijld openbaar en stelt zij de toezichthoudende instanties van de overige lidstaten van dat besluit in kennis.

Artikel 3A:143. Uitsluiting vernietigbaarheid

Artikel 45 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek of de artikelen 42 tot en met 51 van de Faillissementswet zijn niet van toepassing op de overdracht van activa, rechten, verplichtingen of passiva als bedoeld in artikel 27, negende lid, van de verordening herstel en afwikkeling centrale tegenpartijen.

Artikel 3A:144. Bijzondere procedureregels

  • 1. In afwijking van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht, bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift tegen een besluit tot het nemen van een afwikkelingsmaatregel van de Nederlandsche Bank op grond van de verordening herstel en afwikkeling centrale tegenpartijen 10 dagen.

  • 2. In afwijking van artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht, is het beroep niet-ontvankelijk indien niet is voldaan aan artikel 6:5, eerste lid, onderdeel d, van die wet.

  • 3. Na afloop van de termijn voor het instellen van beroep kunnen geen beroepsgronden meer worden aangevoerd.

  • 4. In afwijking van artikel 8:41, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, bedraagt de termijn waarbinnen de bijschrijving of storting van het verschuldigde griffierecht dient plaats te vinden, twee weken.

  • 5. De bestuursrechter behandelt de zaak op versnelde wijze overeenkomstig artikel 8:52, tweede lid, onderdelen b tot en met f, en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Afdeling 8.2.4 van die wet blijft buiten toepassing.

  • 6. De bestuursrechter doet uitspraak uiterlijk op de veertiende dag nadat het beroepschrift is ontvangen. Indien met toepassing van artikel 8:14, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht twee of meer zaken gevoegd worden behandeld, doet de bestuursrechter uitspraak uiterlijk op de veertiende dag na ontvangst van het laatst ontvangen beroepschrift.

Artikel 3A:145. Rechtsvermoeden

Bij de beoordeling van een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht met betrekking tot een besluit tot het nemen van een afwikkelingsmaatregel, gaat de voorzieningenrechter uit van het rechtsvermoeden dat opschorting van de uitvoering van het besluit tegen het algemeen belang indruist.

Artikel 3A:146. Instandlating rechtsgevolgen

De bestuursrechter geeft, indien een beroep tegen een besluit tot het nemen van een afwikkelingsmaatregel gegrond wordt verklaard, toepassing aan artikel 8:72, derde lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht, indien dit noodzakelijk is ter bescherming van de belangen van te goeder trouw handelende derden die ingevolge het besluit andere eigendomsinstrumenten, activa, rechten of passiva van de centrale tegenpartij in afwikkeling hebben verkregen.

G

In artikel 5:71, eerste lid, onderdeel l, wordt «bank of verzekeraar» vervangen door «bank, verzekeraar of centrale tegenpartij» en wordt «artikel 3A:1, onderscheidenlijk artikel 3A:77» vervangen door «artikel 3A:1, onderscheidenlijk artikel 3A:77, onderscheidenlijk 3A:140».

ARTIKEL II

De Bankwet 1998 wordt gewijzigd als volgt:

A

Aan artikel 1, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel h door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • i. verordening herstel en afwikkeling centrale tegenpartijen: Verordening (EU) 2021/23 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende een kader voor het herstel en de afwikkeling van centrale tegenpartijen en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1095/2010, (EU) nr. 648/2012, (EU) nr. 600/2014, (EU) nr. 806/2014 en (EU) 2015/2365, en de Richtlijnen 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2007/36/EG, 2014/59/EU en (EU) 2017/1132 (PbEU 2021, L 22).

B

In artikel 4a wordt na «verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme» ingevoegd « of artikel 21 van de verordening herstel en afwikkeling centrale tegenpartijen».

C

In artikel 12b, derde lid, wordt «3A:11» vervangen door «3A:11a» en wordt «en aan de artikelen 12, 15 en 16 van de verordening herstel en afwikkeling centrale tegenpartijen» toegevoegd.

ARTIKEL III

Aan artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Wet bekostiging financieel toezicht 2019 wordt een subonderdeel toegevoegd, luidende:

  • 3°. Verordening (EU) 2021/23 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende een kader voor het herstel en de afwikkeling van centrale tegenpartijen en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1095/2010, (EU) nr. 648/2012, (EU) nr. 600/2014, (EU) nr. 806/2014 en (EU) 2015/2365, en de Richtlijnen 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2007/36/EG, 2014/59/EU en (EU) 2017/1132 (PbEU 2021, L 22);

ARTIKEL IV

De Faillissementswet wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 212a, onderdeel c, komt te luiden:

c. centrale tegenpartij:

een centrale tegenpartij als bedoeld in artikel 2, onderdeel 1, van de Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (PbEU 2012, L 201)

B

Aan Titel I wordt een afdeling toegevoegd, luidende:

AFDELING 11C. VAN HET FAILLISSEMENT VAN EEN CENTRALE TEGENPARTIJ

Artikel 213ll

  • 1. Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:

    a. verordening centrale tegenpartijen:

    Verordening (EU) 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (PbEU 2012, L 201);

    b. centrale tegenpartij:

    een centrale tegenpartij als bedoeld in artikel 2, onderdeel 1, van de verordening centrale tegenpartijen;

    c. lidstaat:

    een staat die lid is van de Europese Unie alsmede een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (Trb. 1992, 132);

    d. verordening herstel en afwikkeling centrale tegenpartijen:

    Verordening (EU) 2021/23 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende een kader voor het herstel en de afwikkeling van centrale tegenpartijen en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1095/2010, (EU) nr. 648/2012, (EU) nr. 600/2014, (EU) nr. 806/2014 en (EU) 2015/2365, en de Richtlijnen 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2007/36/EG, 2014/59/EU en (EU) 2017/1132 (PbEU 2021, L 22);

    e. afwikkelingsmaatregel:

    een overeenkomstig artikel 22 van de verordening herstel en afwikkeling centrale tegenpartijen genomen besluit om een centrale tegenpartij af te wikkelen, de toepassing van een afwikkelingsinstrument als bedoeld in artikel 27, eerste lid, van die verordening of de uitoefening van een of meer afwikkelingsbevoegdheden als bedoeld in de artikelen 48 tot en met 58 van die verordening;

    f. afwikkelingscollege:

    een college als bedoeld in artikel 4 van de verordening herstel en afwikkeling centrale tegenpartijen;

    g. toezichtscollege:

    een college als bedoeld in artikel 18 van verordening centrale tegenpartijen.

Artikel 213mm

  • 1. In afwijking van artikel 2, eerste lid, geschiedt de faillietverklaring van een in Nederland gevestigde centrale tegenpartij door de rechtbank Amsterdam.

  • 2. Een in een andere lidstaat dan Nederland gevestigde centrale tegenpartij die daar een vergunning heeft verkregen kan in Nederland niet in staat van faillissement worden verklaard.

Artikel 213nn

  • 1. De Nederlandsche Bank N.V. kan de rechtbank Amsterdam verzoeken ten aanzien van een centrale tegenpartij het faillissement uit te spreken indien is voldaan aan de voorwaarden bedoeld in artikel 22, eerste lid, onderdelen a en b, van de verordening herstel en afwikkeling centrale tegenpartijen, maar een afwikkelingsmaatregel niet in het algemeen belang, bedoeld in onderdeel c van dat artikel, is.

  • 2. De Nederlandsche Bank N.V. zendt een afschrift van het verzoekschrift aan de centrale tegenpartij, de leden van het toezichtscollege en de leden van het afwikkelingscollege.

  • 3. Een ander dan De Nederlandsche Bank N.V. kan niet het faillissement van een centrale tegenpartij aanvragen.

  • 4. Een centrale tegenpartij kan aangifte doen van haar eigen faillissement. In dat geval stelt de rechtbank De Nederlandsche Bank N.V. in staat te worden gehoord alvorens te beslissen op de aangifte. De rechtbank spreekt het faillissement pas uit nadat is voldaan aan de voorwaarden bedoeld in artikel 75, derde lid, van de verordening herstel en afwikkeling centrale tegenpartijen.

Artikel 213oo

  • 1. De centrale tegenpartij kan, na in gelegenheid te zijn gesteld te worden gehoord, zich verweren tegen het oordeel van De Nederlandsche Bank N.V. dat is voldaan aan de voorwaarden bedoeld in artikel 213nn, eerste lid.

  • 2. Ingeval een centrale tegenpartij zich heeft verweerd tegen een oordeel als bedoeld in het eerste lid, verklaart de rechtbank dat verweer uitsluitend dan gegrond indien De Nederlandsche Bank N.V. in redelijkheid niet tot dat oordeel heeft kunnen komen.

Artikel 213pp

De rechtbank spreekt het faillissement uit indien summierlijk blijkt dat is voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 22, eerste lid, onderdelen a en b van de verordening herstel en afwikkeling centrale tegenpartijen.

Artikel 213qq

De artikelen 212he, 212hga, eerste lid, en 212i zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor «bank» gelezen moet worden «centrale tegenpartij».

Artikel 213rr

Artikel 10 is niet van toepassing.

C

Artikel 214, vierde lid, komt te luiden:

  • 4. Surseance van betaling wordt niet verleend aan een natuurlijke persoon die geen zelfstandig beroep of bedrijf uitoefent, noch aan een bank als bedoeld in artikel 212g, eerste lid, onderdeel a, noch aan een beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 212oo, tweede zin, noch aan een verzekeraar als bedoeld in artikel 213, noch aan een centrale tegenpartij als bedoeld in artikel 213ll, onderdeel b.

D

Artikel 284, vijfde lid, komt te luiden:

  • 5. De schuldsaneringsregeling natuurlijke personen kan niet van toepassing worden verklaard op een bank als bedoeld in artikel 212g, onderdeel a, noch op een beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 212oo, noch op een verzekeraar als bedoeld in artikel 213.

E

In artikel 369, eerste lid, wordt na «noch op een bank als bedoeld in artikel 212g, onderdeel a,» het woord «of» vervangen door «noch op een beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 212oo, tweede zin, noch op» en wordt na «een verzekeraar als bedoeld in artikel 213, onderdeel a,» ingevoegd «noch op een centrale tegenpartij als bedoeld in artikel 213ll, onderdeel c,».

ARTIKEL V

De Algemene wet bestuursrecht wordt gewijzigd als volgt:

A

In bijlage 1 wordt in de alfabetische volgorde ingevoegd: Verordening (EU) 2021/23 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende een kader voor het herstel en de afwikkeling van centrale tegenpartijen en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1095/2010, (EU) nr. 648/2012, (EU) nr. 600/2014, (EU) nr. 806/2014 en (EU) 2015/2365, en de Richtlijnen 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2007/36/EG, 2014/59/EU en (EU) 2017/1132 (PbEU 2021, L 22): de artikelen 21 tot en met 58

B

Bijlage 2 wordt gewijzigd als volgt:

1. In artikel 1 wordt in de alfabetische volgorde ingevoegd: Verordening (EU) 2021/23 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende een kader voor het herstel en de afwikkeling van centrale tegenpartijen en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1095/2010, (EU) nr. 648/2012, (EU) nr. 600/2014, (EU) nr. 806/2014 en (EU) 2015/2365, en de Richtlijnen 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2007/36/EG, 2014/59/EU en (EU) 2017/1132 (PbEU 2021, L 22): de artikelen 21 tot en met 58, voor zover het betreft een weigering om een besluit te nemen of het niet tijdig nemen van een besluit

2. In artikel 4 wordt in de alfabetische volgorde ingevoegd: Verordening (EU) 2021/23 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende een kader voor het herstel en de afwikkeling van centrale tegenpartijen en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1095/2010, (EU) nr. 648/2012, (EU) nr. 600/2014, (EU) nr. 806/2014 en (EU) 2015/2365, en de Richtlijnen 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2007/36/EG, 2014/59/EU en (EU) 2017/1132 (PbEU 2021, L 22): de artikelen 21 tot en met 58

3. In artikel 7 wordt in de alfabetische volgorde ingevoegd: Verordening (EU) 2021/23 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende een kader voor het herstel en de afwikkeling van centrale tegenpartijen en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1095/2010, (EU) nr. 648/2012, (EU) nr. 600/2014, (EU) nr. 806/2014 en (EU) 2015/2365, en de Richtlijnen 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2007/36/EG, 2014/59/EU en (EU) 2017/1132 (PbEU 2021, L 22), met uitzondering van de artikelen 21 tot en met 58

4. In artikel 11 wordt in de alfabetische volgorde ingevoegd: Verordening (EU) 2021/23 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende een kader voor het herstel en de afwikkeling van centrale tegenpartijen en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1095/2010, (EU) nr. 648/2012, (EU) nr. 600/2014, (EU) nr. 806/2014 en (EU) 2015/2365, en de Richtlijnen 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2007/36/EG, 2014/59/EU en (EU) 2017/1132 (PbEU 2021, L 22), met uitzondering van de artikelen de artikelen 21 tot en met 58

ARTIKEL VI

Het Burgerlijk Wetboek wordt gewijzigd als volgt:

A

Aan artikel 115 van Boek 2 wordt een vijfde lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Het derde en vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing op de statuten van een centrale tegenpartij als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, indien is voldaan aan de voorwaarden van artikel 18, eerste lid, aanhef van de verordening herstel en afwikkeling centrale tegenpartijen bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht en de uitgifte van aandelen noodzakelijk is om te voorkomen dat aan de voorwaarden voor afwikkeling, bedoeld in artikel 22, eerste lid, van die verordening wordt voldaan.

B

In artikel 80, tweede lid, van Boek 3 wordt na «artikel 334a van Boek 2» ingevoegd «, door een besluit tot overgang als bedoeld in artikel 3A:21, eerste lid, onderdeel b,» en wordt na «en 3A:77, onderdelen b, c en d, van de Wet op het financieel toezicht» ingevoegd «of artikel 27, eerste lid, van de verordening herstel en afwikkeling centrale tegenpartijen als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht».

ARTIKEL VII

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

ARTIKEL VIII

Deze wet wordt aangehaald als: Uitvoeringswet verordening herstel en afwikkeling centrale tegenpartijen

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Financiën,

De Minister voor Rechtsbescherming,