Ontvangen 29 juni 2022
Met belangstelling heb ik kennis genomen van het verslag van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat met betrekking tot het onderhavige wetsvoorstel (Kamerstukken 2021–2022 II, nr. 5, 36 077) en ik dank de leden voor hun inbreng. Graag ga ik hierna in op de vragen die in het verslag zijn gesteld. Ik hoop dat met de onderstaande reactie de vragen en opmerkingen afdoende zijn beantwoord, zodat de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende is voorbereid.
Algemeen
De leden van de VVD-fractie willen weten hoe de arbeidsmarkt voor havenbeveiligers eruitziet. Daarnaast willen zij weten of er sprake is van een tekort en in hoeverre het wetsvoorstel eraan bijdraagt dit tekort op te lossen en op welke termijn.
Net als in andere sectoren, is er ook bij in de havenbeveiligingsbranche sprake van krapte op de arbeidsmarkt. Omdat havenbeveiligers geen vaste standplaats hebben, is er sprake van een landelijk tekort. Het doel van het wetsvoorstel is het verbeteren van de kwaliteit van het opleidingsniveau van havenbeveiligers. De kwaliteit van het opleidingsniveau wordt gewaarborgd door het invoeren van een landelijk examen. Het wetsvoorstel heeft bijgevolg geen directe invloed op de hoeveelheid personen die opgeleid willen en kunnen worden tot havenbeveiliger.
Opleiding en examinering van personen belast met beveiligingstaken
Opleiding havenbeveiliger
De leden van de VVD-fractie willen weten of er wachttijden zijn voor de opleiding tot beveiliger bij de havenfaciliteiten. In reactie hierop kan ik melden dat de opleiding landelijk is georganiseerd en niet per haven. De markt is verantwoordelijk voor het aanbieden van de opleiding tot havenbeveiliger. Werkgevers uit de beveiligingsbranche bieden de opleiding veelal intern aan. De voorgestelde wijziging van het systeem neemt bovendien de drempel weg voor een opleidingsinstituut om een opleiding tot havenbeveiliger aan te bieden. Aangezien het aantal af te nemen examens Havenbeveiliger door de Stichting Vakbekwaamheid voor de Particuliere Beveiligingsorganisaties (SVPB) gering zal zijn in verhouding tot het al bestaande examen Beveiliger, verwacht ik niet dat er sprake zal zijn van lange wachttijden voor het (nieuwe) examen Havenbeveiliger. De SVPB en de beveiligingsbranche zijn in gesprek over de fasering van de introductie van het nieuwe examen.
De leden van de D66-fractie lezen in de memorie van toelichting dat veiligheidsbeambten vaak opleidingen voor havenbeveiliger volgen, maar dat gezien hun rol er ook aanvullende eisen gesteld worden aan de benodigde kennis. In een ministeriële regeling zal nader invulling worden gegeven aan de onderdelen waarin de veiligheidsbeambte van de havenfaciliteit opgeleid moet zijn. In antwoord op de vraag van de D66-fractie waarom niet gekozen wordt voor een examen in plaats van eisen aan de opleiding, kan ik melden dat de opleidingseisen rechtstreeks zijn overgenomen uit Verordening nr. 725/20041 (Verordening). De veiligheidsbeambte is verantwoordelijk voor de coördinatie van de uitvoering van het havenfaciliteitsveiligheidsplan en heeft daardoor een andere rol dan de havenbeveiliger. Met dit verschil in het achterhoofd wil ik zorgvuldig nagaan of de in de in paragraaf 18.1 van bijlage III bij de Verordening genoemde onderdelen, waarin een veiligheidsbeambte van een havenfaciliteit moet worden opgeleid, goed meetbaar zijn met een examen. Momenteel ben ik hierover in gesprek met de belanghebbende partijen (o.a. vertegenwoordigers uit de havens, de beveiligingsbranche en de SVPB). In een ministeriële regeling wordt uitgewerkt welke opleidingseisen worden gesteld. Het is niet uitgesloten dat de opleiding tot veiligheidsbeambte van een havenfaciliteit in de toekomst wordt afgesloten met een examen; dat wordt nog bezien.
De leden van de D66-fractie vragen in hoeverre in de nieuwe wijze van opleiden en examineren van respectievelijk veiligheidsbeambten en havenbeveiligers expliciet aandacht wordt besteed aan de risico’s van ondermijning en corruptie. In reactie hierop verwijs ik naar de Verordening die de onderdelen vermeldt waarin een havenbeveiliger moet worden getraind. Eén van de opleidingsonderdelen is de «kennis van huidige bedreigingen met betrekking tot de veiligheid en patronen daarin». Ondermijning is een van de bedreigingen. Daarnaast geldt voor ieder havenfaciliteit de verplichting om kwartaaloefeningen te houden. Tijdens deze oefeningen worden de onderdelen van het havenfaciliteitsveiligheidsplan, zoals dreigingen met betrekking tot veiligheid, getest samen met het personeel.
Het lid van de BBB-fractie vraagt de regering hoe recht wordt gedaan aan signalen uit de branche dat deze zich zorgen maakt dat de uniformiteit ten koste gaat van de kwaliteit van de opleider, waarbij de focus verschuift naar examinering. Een soortgelijke vraag wordt gesteld door de leden van de ChristenUnie-fractie. Zij vragen hoe de kwaliteit en integriteit van de opleiding wordt geborgd, zonder het toezicht van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). Hierover kan ik het volgende opmerken. Het wetsvoorstel beoogt het kennisniveau van de havenbeveiliger te verbeteren door het invoeren van een landelijk examen. Iedere havenbeveiliger wordt geëxamineerd op grond van dezelfde inhoudelijke eisen. Dit komt de vergelijkbaarheid van de resultaten ten goede. Dat is bijvoorbeeld relevant wanneer een aantal grote beveiligingsbedrijven intern opleidingen gaat verzorgen. Dat laatste kan wanneer de erkenning van de opleidingsinstituten vervalt. De kwaliteit van de opleiding zal echter mede bepalen of een student het landelijk examen met goed gevolg afrondt of niet. Opleidingen van onvoldoende kwaliteit zullen naar verwachting vanzelf uit het aanbod verdwijnen. Bovendien zal een examencommissie zich bezighouden met het inrichten van het examen en de wijze van examineren. In de commissie zal ook een afgevaardigde van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat plaatsnemen. Op deze wijze wordt zicht gehouden op de kwaliteit van de examens en de te toetsen kennis van het onderwerp.
Opleidingseisen veiligheidsbeambte van een havenfaciliteit
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe de regering vorm wil geven aan de ministeriële regeling waarin nader invulling wordt gegeven aan de onderdelen waarin de veiligheidsbeambte van de havenfaciliteit wordt opgeleid. Kan het helpen om de rol van veiligheidsbeambte van een havenfaciliteit toch een opleidingsplichtige functie te maken, voor zover dat mogelijk is? En hoe hoopt de regering te voorkomen dat de opleiding in korte termijn kan worden doorlopen?
In reactie op deze vragen kan ik melden dat de Verordening voorschrijft dat de veiligheidsbeambte van een havenfaciliteit over bepaalde kennis moet beschikken en een bepaalde opleiding moet hebben ontvangen.2 Bij de invulling hiervan moet rekening worden gehouden met de richtsnoeren die zijn opgenomen in deel B, bijlage III, van de Verordening. Paragraaf 18.1 van deze bijlage bepaalt de onderdelen waarin de veiligheidsbeambte moet worden getraind. Het is aan de lidstaten om hier invulling aan te geven. In lagere regelgeving wordt uitgewerkt in welke onderdelen een veiligheidsbeambte van een havenfaciliteit in Nederland moet worden opgeleid. Dit omvat ook de mogelijkheid tot het invoeren van een afsluitend examen. Zoals ik eerder heb vermeld bij de beantwoording van de vraag van de leden van de D66-fractie ben ik in gesprek met de sector om na te gaan wat het beste aansluit bij de gestelde eisen uit de Verordening. Een opleidings- en/of examenplicht, maar ook een combinatie tussen een theoretisch gedeelte en een praktijkexamen behoort tot de mogelijkheden.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe potentiële veiligheidsbeambten met een dubbele loyaliteit uit de opleiding worden gevist, tegen de achtergrond van ondermijnende criminaliteit in de Nederlandse havens.
Uit de gesprekken met de vertegenwoordigers van de havens blijkt dat voor het formeel aanstellen van een veiligheidsbeambte specifiek wordt gekeken naar de gevolgde beveiligingsopleidingen en ervaring. Ook een screening van de sollicitant kan worden vereist. Momenteel zijn gesprekken gaande om dit proces te formaliseren. Dit staat los van de opleidingseisen waar dit wetsvoorstel zich op richt.
Veiligheidsinlichtingen- en controles van schepen
Beveiligingsmelding en DAO
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de regering uiteen kan zetten wat, na de aanpassingen van het wetsvoorstel op basis van de consultatie, de rol wordt van de burgemeester als het gaat om havenveiligheid en -beveiliging en op welke punten deze veranderd is ten opzichte van de huidige situatie.
In reactie hierop kan ik melden dat het conceptvoorstel een wijziging van artikel 4, eerste lid van de Havenbeveiligingswet regelde (gepubliceerd op www.internetconsultatie.nl). De bedoeling hiervan was om in de Havenbeveiligingswet wettelijk te verankeren dat een burgemeester ook een bevoegde autoriteit was in de zin van paragraaf 1.2 en 1.3. van voorschrift 9, bijlage I bij de Verordening nr. 725/2004. Concreet hield dit voor burgmeesters de mogelijkheid in om controlemaatregelen op te leggen ten aanzien van een schip als hiertoe aanleiding bestond. Gelet op de reacties in het kader van de internetconsultatie is besloten om die wijziging van artikel 4, eerste lid te laten vervallen.
Op grond van artikel 2 van de Havenbeveiligingswet heeft de burgemeester een aantal taken op het gebied van havenbeveiliging. De taken die aan de burgemeester zijn toebedeeld zijn opgesomd in de artikelen 4 tot en met 10 en 17, tweede lid, van de Havenbeveiligingswet. Het wetsvoorstel brengt thans geen wijzigingen aan in het takenpakket van de burgemeester.
Consultatie
De leden van de VVD-fractie vragen of een consultatie heeft plaatsgevonden met de havens, de vakbonden en de scheepvaartsector, en wat hun reactie is op deze wet. In reactie hierop kan ik melden dat het wetsvoorstel een terugkerend agendapunt is tijdens een regulier beleidsoverleg havenveiligheid. In dit overleg zijn onder meer de zeehavens vertegenwoordigd. Daarnaast is het wetsvoorstel voorgelegd aan de beveiligingsbranche en wordt de voortgang ervan regelmatig met de sectorpartijen besproken. De aanleiding voor dit wetsvoorstel wordt herkend en de voorgestelde wijzigingen worden ondersteund. Verder heeft iedereen de mogelijkheid gehad om via wwww.internetconsultatie.nl op het wetsvoorstel te reageren. Bij de uitwerking van de lagere regelgeving zijn belanghebbende partijen (o.a. werkgever- en werknemersvakbond, beveiligingsbranche, SVPB en havens) aangehaakt.
Regeldruk
De leden van de VVD-fractie lezen dat de opleiding tot havenbeveiliger circa € 31.000 aan examen- en verletkosten bedraagt. Zij willen weten hoe deze kosten zijn opgebouwd.
Graag wens ik te benadrukken dat de totale examen- en verletkosten worden geschat op € 31.000 en dit dus niet het bedrag per havenbeveiliger betreft. In de memorie van toelichting wordt op pagina 8 toegelicht op welke wijze deze kosten zijn berekend. De kosten van een examen bedragen naar verwachting € 115,56, inclusief btw. Voor het afleggen van het examen en de bijbehorende reistijd wordt circa vijf uur begroot. Voor de verletkosten wordt rekening gehouden met een bedrag van € 18,– per uur. Per havenbeveiliger bedragen de examen- en verletkosten € 205,56. Per jaar worden gemiddeld 150 havenbeveiligers opgeleid. In totaal bedragen de (jaarlijkse) examen- en verletkosten € 205,56 * 150 = € 30.834,–.
Het lid van de BBB-fractie vraagt de regering of externe examinering in plaats van interne examinering de kandidaat op extra kosten jaagt. Zo ja, welke extra kosten schat de regering in? Zo nee, hoe wordt dit volgens de regering voorkomen?
De examens kunnen worden afgelegd op verschillende locaties: bij de SVPB of een van de vestigingen van Eureka. Een werkgever kan ook met de SVPB afspreken dat examinering op locatie van de werkgever plaatsvindt. Doordat havenbeveiligers in deze vorm van examenafname op of dichtbij de eigen werkplek geëxamineerd worden, kunnen reis- en verletkosten lager zijn dan bij examenafname in een examencentrum van de SVPB of Eureka. Doorgaans worden de kosten van het examen betaald door de werkgever. De verletkosten zijn ook voor rekening van de werkgever. Tijdens de uren dat een beveiliger examen doet, kan hij niet als particuliere beveiliger worden ingezet.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers