Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State d.d. 19 januari 2022 en het nader rapport d.d. 10 februari 2022, aangeboden aan de Koning door de Minister voor Rechtsbescherming. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 29 oktober 2021, no.2021002124, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Rechtsbescherming, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Faillissementswet in verband met de implementatie van de Richtlijn (EU) 2019/1023 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende preventieve kwijtschelding van schuld, en tot wijziging van Richtlijn (EU) 2017/1132 (Richtlijn betreffende herstructurering eninsolventie) (PbEU 2019, L herstructureringsstelsels, betreffende kwijtschelding van schuld en beroepsverboden, en betreffende maatregelen ter verhoging van de efficiëntie van procedures inzake herstructurering, insolventie en 172) (Implementatiewet richtlijn herstructurering en insolventie), met memorie van toelichting.
De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen inhoudelijke opmerkingen bij het voorstel.
De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.
De Afdeling adviseert het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen.
Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.
De vice-president van de Raad van State,
Th.C. de Graaf
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 29 oktober 2021, nr. 2021002124, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 19 januari 2022, nr. W16.21.0320/II, bied ik U hierbij aan.
Het voorstel geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. De redactionele opmerkingen zijn in het voorstel van wet en de bijbehorende memorie van toelichting verwerkt. Verder is de toelichting op een enkel punt geactualiseerd.
Daarnaast is van de gelegenheid gebruik gemaakt om het voorstel van wet en de toelichting op de volgende punten aan te passen. De toelichting is op deze punten eveneens aangepast. Artikel 31 van de richtlijn bevat verwijzingen naar Europese regelgeving die blijft gelden, ondanks de richtlijn herstructurering en insolventie. Deze verwijzingen waren in het oorspronkelijke voorstel niet expliciet in de wet opgenomen. Om zeker te stellen dat hier aan voldaan wordt, is er bij nader inzien voor gekozen om een expliciete verwijzing in de wet op te nemen naar de in dat artikel genoemde Europese instrumenten.
Ten tweede is gekozen voor een andere vormgeving van de wettelijke verankering van de richtlijnen en uitgangspunten die de rechtspraak hanteert voor de aanstelling en de salarisvaststelling van insolventiefunctionarissen, zoals een curator in faillissement. In plaats van deze bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen, wordt hiernaar nu in de wet verwezen.
Ten slotte voorziet het voorstel in een technische wijziging van artikel 19a van de Wet griffierechten burgerlijke zaken, die verband houdt met de inwerkingtreding per 1 januari 2022 van de Wet van 29 september 2021 tot wijziging van de Wet griffierechten burgerlijke zaken in verband met het introduceren van meerdere griffierechtcategorieën voor lagere geldvorderingen en het toevoegen van een griffierechtcategorie voor hoge geldvorderingen.2 Abusievelijk was de regeling voor het griffierecht dat wordt geheven in door de Wet homologatie onderhands akkoord geïntroduceerde akkoordprocedures, hier niet op aangepast.
Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.
De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind