Ontvangen 19 mei 2022
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
Artikel XLIII, onderdeel Q, wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de onderdeelsaanduiding «1.» geplaatst en in de tekst wordt «artikel 457, eerste lid, onderdeel b,» vervangen door «onderdeel b».
2. Voor onderdeel 1 (nieuw) wordt een aanhef geplaatst, luidende:
Artikel 457, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
3. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
2. Na onderdeel b wordt, onder verlettering van onderdeel c tot d, een onderdeel ingevoegd, luidende:
c. Op grond van een uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie die is gedaan na het onherroepelijk worden van de uitspraak waarbij de gewezen verdachte is veroordeeld, indien het ernstige vermoeden ontstaat dat indien die uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie aan de rechter bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid, hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
II
In artikel XLIII, onderdeel S, wordt «Artikel 461, vijfde lid, komt te luiden:» vervangen door:
Artikel 461 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «artikel 457, eerste lid, onder c» vervangen door «artikel 457, eerste lid, onder d».
2. Het vijfde lid komt te luiden:.
III
Na artikel XLIII, onderdeel S, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Sa
Artikel 472 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «artikel 457, eerste lid, onder b» ingevoegd «of c».
2. In het tweede lid wordt «artikel 457, eerste lid, onder c» vervangen door «artikel 457, eerste lid, onder d».
Op dit moment kan in een beperkt aantal gevallen een strafzaak herzien worden. Zo kan een uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) waarin is vastgesteld dat het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is geschonden in de strafprocedure die tot de veroordeling heeft geleid tot herziening leiden (art. 457 lid 1 sub b Sv), evenals de omstandigheid dat er sprake is van een zogenoemd novum (art. 457 lid 1 sub c Sv).
Artikel 457 Sv voorziet op dit moment echter niet in herziening op grond van een na het onherroepelijk worden van de veroordeling gewezen uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) indien het ernstige vermoeden bestaat dat als die uitspraak aan de rechter bekend zou zijn geweest op het moment van de behandeling van de strafzaak, dit tot een wezenlijk andere uitkomst van die strafzaak zou hebben geleid. De indieners willen dit met dit amendement wél mogelijk maken, zodat personen een herzieningsverzoek kunnen indienen bij de Nederlandse rechter als blijkt uit rechtspraak van het HvJ EU dat een eerdere, onherroepelijke Nederlandse veroordeling niet in stand kan blijven gelet op de uitleg van het Unierecht door het HvJ EU.
Advocaat-generaal Spronken heeft in 20191 naar aanleiding van een arrest van het HvJ EU van 24 oktober 2018 C-234/17 geconcludeerd dat op dit moment het Unierecht er niet toe verplicht een strafrechtelijke veroordeling, die achteraf bezien in strijd is met de uitleg die het HvJ EU aan het Unierecht heeft gegeven, te herzien. Zij gaf daarbij echter wel aan dat dit wat haar betreft een lacune in de herzieningsregeling is, zoals ook blijkt uit de zaak van de heer De Gouw die, zo bleek achteraf, onterecht veroordeeld is voor het overtreden van de geneesmiddelenwet.2 De advocaat-generaal heeft de Hoge Raad in overweging gegeven om de wetgever te adviseren om de herzieningsregeling in die zin aan te passen. De Hoge Raad heeft in het uiteindelijke arrest in deze zaak bevestigd (m.n. in de rechtsoverwegingen 4.3.2 t/m 4.4.3) dat het op dit moment niet mogelijk is een strafrechtelijke veroordeling te herzien op de grond dat deze achteraf bezien in strijd is met de uitleg die het HvJ EU aan het Unierecht heeft gegeven.3
De indieners zijn van mening dat de wetgever nu aan zet is om de herzieningsregeling aan te passen, zodat de geconstateerde lacune in de herzieningsregeling wordt gedicht.
Van Nispen Sneller