Ontvangen 23 november 2022
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel XIX wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
C
In artikel 89, eerste lid, wordt «alsmede de Wlz-uitvoerders» vervangen door «alsmede de Wlz-uitvoerders en de in artikel 24, eerste en derde lid, bedoelde Ministers».
B
Na artikel XXIV wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel XXIVA
Indien het bij koninklijke boodschap van 30 april 2021 ingediende voorstel van wet houdende regels inzake het elektronisch delen en benaderen van gegevens tussen zorgverleners in aangewezen gegevensuitwisselingen (Wet elektronische gegevensuitwisseling in de zorg) (Kamerstukken 35 824) tot wet is of wordt verheven wordt die wet als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1.4, derde lid, onderdeel b, en in artikel 3.4, opschrift en eerste lid, wordt «de Minister» telkens vervangen door «Onze Minister».
B
Artikel 4.2, vierde lid, komt te luiden:
4. Onze Minister is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van:
a. het bepaalde in de artikelen 2.1 en 2.2; of
b. de op grond van het eerste lid gegeven aanwijzing.
C
De artikelen 8.1 en 8.2 vervallen.
Onderdeel A
Indien en zolang een persoon gedetineerd is, zijn de rechten en plichten op grond van artikel 24 van de Zorgverzekeringswet (Zvw) van rechtswege opgeschort. De kosten van medische zorg dienen in dat geval te worden betaald door de Minister van Justitie en Veiligheid (JenV). In de praktijk wordt betaald door de Dienst Justitiële Instellingen (DJI), die ressorteert onder de Minister van JenV. Het komt voor dat een persoon die gedetineerd is, zorg gebruikt buiten de justitiële instelling.
Als de verzekerde niet heeft gemeld dat er sprake is van «detentie», is dat aan de zorgverzekeraar niet bekend. Omdat er sprake is van een «actieve verzekering» worden de kosten van de zorg door de zorgverzekeraar vergoed. Deze vergoeding is onverschuldigd – en dus onrechtmatig – omdat DJI de kosten zou moeten betalen. Zorgverzekeraars hebben met DJI overeenstemming bereikt dat het over de periode 2006–2019 gaat om een bedrag van circa € 14 miljoen dat DJI aan zorgverzekeraars verschuldigd is. Het bedrag over de latere jaren is nog niet vastgesteld.
Om rechtmatig te kunnen uitbetalen moet DJI wel kunnen vaststellen welke zorg is verstrekt, aan wie en voor welk bedrag. Daarvoor dienen zorgverzekeraars persoonsgegevens te verstrekken aan DJI en moet DJI deze gegevens kunnen en mogen verwerken.
Een overeenkomende situatie doet zich voor als de verzekerde de detentie wel aan de zorgverzekeraar heeft gemeld. In dat geval wordt de verzekering door de zorgverzekeraar als «niet actieve verzekering» geregistreerd. Dat een verzekering «niet actief» is kunnen zorgaanbieders niet zien wanneer zij het verzekeringsrecht controleren, vanwege het privacygevoelige gegeven van de detentie. Omdat er geen actieve verzekering is, wordt de persoon als onverzekerde beschouwd en kunnen de zorgaanbieders de kosten van onverzekerde zorg declareren bij het CAK op grond van de Subsidieregeling medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerden. Omdat er feitelijk en juridisch sprake is van opschorting van de verzekering worden ook deze kosten onverschuldigd door het CAK vergoed. Het CAK heeft aangegeven dat het – vermoedelijk – gaat om een bedrag van circa € 5 miljoen sinds 2018.
Omdat ook de verzekering van personen die in het buitenland gedetineerd zijn van rechtswege wordt opgeschort, verstrekt de Minister van Buitenlandse Zaken persoonsgegevens aan zorgverzekeraars, zodat zorgverzekeraars deze buitenlanddetentie kunnen registreren.
Zorgverzekeraars, de DJI en het CAK hebben er belang bij dat zo spoedig mogelijk deze gegevensuitwisseling mogelijk wordt, omdat de vraag of een verzekerde valt onder de werking van artikel 24 Zvw alleen door DJI bevestigd kan worden. Op dit moment mogen ook voor nog niet vastgestelde perioden van detentie geen persoonsgegevens worden verstrekt en kan door het ontbreken van de wettelijke grondslag de vraag of een verzekerde in detentie is door DJI niet beantwoord worden. Verder is het van belang dat er niet wederom een stuwmeer van nog te declareren zorgkosten ontstaat bij zorgverzekeraars of het CAK.
De wijziging van artikel 89, eerste lid, Zvw, voorziet voor deze gegevensuitwisseling in de benodigde wettelijke grondslag. In combinatie met artikel 88 Zvw kunnen zorgverzekeraars en het CAK over en weer persoonsgegevens uitwisselen met de Minister van JenV en – voor zover het personen die in het buitenland gedetineerd zijn betreft – met de Minister van Buitenlandse Zaken.
Bij de uitwisseling van persoonsgegevens, zowel voor de uitvoering van artikel 24 Zvw als voor het indienen van declaraties, wordt gebruik gemaakt van het burgerservicenummer (BSN). Zorgverzekeraars zijn op grond van art. 13, eerste lid, Wet aanvullende bepalingen verwerking persoonsgegevens in de zorg en artikel 86, eerste lid, van de Zvw bij wet aangewezen als gebruiker van het BSN als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, onder 2°, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer (Wabb). Ook de Ministers bedoeld in artikel 24 Zvw en de onder hun ressorterende diensten zijn gebruiker als bedoeld in de Wabb op grond van artikel 1, onderdeel d, onder 1° Wabb. Artikel 11, eerste lid, Wabb bepaalt dat bij het uitwisselen van persoonsgegevens tussen gebruikers onderling, het BSN van die persoon wordt vermeld.
Onderdeel B
In zowel artikel 1.4, derde lid, -dat bij amendement is gewijzigd-, als in artikel 3.4 is per abuis «de Minister» opgenomen in plaats van «Onze Minister». Dat wordt met onderdeel A hersteld. In artikel 4.2, vierde lid, zoals dat is ingediend in de Tweede Kamer, wordt uitgegaan van de situatie zoals die gold voordat de wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en enkele andere wetten in verband met het nieuwe omgevingsrecht en nadeelcompensatierecht (Stb. 2021, 135) in werking trad. Voor de situatie dat deze wijziging van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in werking zou treden voorafgaand aan of gelijktijdig met inwerkingtreding van het wetsvoorstel, is in artikel 8.1 van het wetsvoorstel een samenloopbepaling opgenomen. Artikel 4.2, vierde lid, van het wetsvoorstel is gewijzigd bij amendement, maar artikel 8.1 niet. Hierdoor is onbedoeld de situatie ontstaan dat bij inwerkingtreding van het wetsvoorstel de regeling in artikel 8.1 zou gaan gelden, terwijl dat artikel 8.1 geen rekening houdt met het amendement. Deze omissie moet worden hersteld, omdat anders het amendement geen effect zal hebben. Echter, de wijziging van de Awb is inmiddels in werking getreden (met ingang van 1 juli 2021, zie Stb. 2021, 254). Daarom wordt niet voorgesteld om artikel 8.1 aan te passen, maar de samenloopbepalingen (artikelen 8.1 en 8.2) die zien op de wijziging van de Awb te laten vervallen en de noodzakelijke aanpassing die vanwege de wijziging van de Awb nodig is in artikel 4.2, vierde lid, van het wetsvoorstel direct te regelen.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.J. Kuipers