Ontvangen 29 augustus 2022
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel IVA wordt voor onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:
0A
In artikel 1, eerste lid, wordt in de definitie van additief na «nicotinehoudende vloeistof» ingevoegd «, niet-nicotinehoudende vloeistof».
B
In artikel XIII wordt na onderdeel A een onderdeel toegevoegd, luidende:
Aa
In artikel 8, tweede lid, onderdeel c, wordt «duur en spreiding over de in het eerste lid bedoelde periode» vervangen door «duur in de in het eerste lid bedoelde periode».
In deze nota van wijziging zijn twee technische wijzigingen opgenomen van het wetsvoorstel Verzamelwet VWS 2022.
Onderdeel A (Tabaks- en rookwarenwet)
Richtlijn 2014/40/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaks- en aanverwante producten en tot intrekking van Richtlijn 2001/37/EG) (PbEU 2014, L 127) (hierna: de Tabaksproductenrichtlijn) stelt geen eisen aan elektronische sigaretten zonder nicotine (hierna: EZN). Deze categorie is daarom niet meegenomen bij de implementatie van de Tabaksproductenrichtlijn in de Tabaks- en rookwarenwet. Omdat ook het gebruik van EZN tot gezondheidsrisico’s kan leiden, maar hiervoor nog geen specifieke regelgeving van toepassing was, zijn de EZN, patronen zonder nicotine en navulverpakkingen zonder nicotine via een apart wetgevingstraject onder de werking van de Tabaks- en rookwarenwet gebracht (zie Stb. 2020, 154). Dit geldt ook voor de niet-nicotinehoudende vloeistof die aanwezig is in deze producten. Uitgangspunt was om de regels voor elektronische sigaretten waar mogelijk ook toe te passen op EZN. Abusievelijk is niet-nicotinehoudende vloeistof niet aan de definitie additief in artikel 1, eerste lid, van de Tabaks- en rookwarenwet toegevoegd. Dat wordt met deze voorgestelde wijziging gecorrigeerd.
Onderdeel B (Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg)
Met dit onderdeel wordt voorgesteld artikel 8 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) te wijzigen. In dit artikel zijn regels vastgelegd over de eis van periodieke registratie in het BIG-register. Voorgesteld wordt in het onderdeel over de werkervaringseis de passage over het spreiden van de werkzaamheden over de registratieperiode te schrappen. Dit in aansluiting bij een in procedure zijnde wijziging van het Besluit periodieke registratie Wet BIG. Met die wijziging wordt de zogenoemde tweejaarseis losgelaten.1 Aanleiding hiervoor zijn onder meer signalen vanuit de Tweede Kamer, beroepsverenigingen en de actiegroep Herregistratie artsen bij ziekte (HABZ) over langdurig zieke beroepsbeoefenaren die vanwege deze eis tegen problemen aanlopen bij de herregistratie.2 Het wordt wenselijk geacht volledigheidshalve ook in de Wet BIG duidelijk tot uitdrukking te brengen dat de spreiding van de werkzaamheden voortaan naar eigen inzicht kan plaatsvinden over de registratieperiode van vijf jaar.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.J. Kuipers