Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is naar aanleiding van de evaluatie van de bepalingen in de Mededingingswet over markt en overheid hierin wijzigingen aan te brengen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Mededingingswet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 25h wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «aan andere bestuursorganen of aan overheidsbedrijven» vervangen door «aan andere bestuursorganen, aan overheidsbedrijven of aan overheden van de Caribische delen van het Koninkrijk of van andere staten».
2. Het vijfde en zesde lid vervallen.
B
Na artikel 25h wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op economische activiteiten en op een bevoordeling als bedoeld in artikel 25j, welke plaatsvinden respectievelijk plaatsvindt in het algemeen belang.
2. Het besluit dat economische activiteiten of een bevoordeling plaatsvinden respectievelijk plaatsvindt in het algemeen belang geschiedt voor provincies, gemeenten en waterschappen door provinciale staten, de gemeenteraad respectievelijk het algemeen bestuur en voor het Rijk en voor zelfstandige bestuursorganen als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen door de minister die het aangaat.
3. Het bestuursorgaan dat een besluit als bedoeld in het tweede lid heeft genomen, beoordeelt dit besluit telkens binnen een periode van vijf jaar op de doeltreffendheid en de effecten daarvan in de praktijk.
4. Naar aanleiding van de beoordeling, bedoeld in het derde lid, besluit het bestuursorgaan het besluit te handhaven, aan te passen of in te trekken.
5. Voordat een bestuursorgaan overgaat tot de voorbereiding van een besluit overeenkomstig het tweede lid, en als onderdeel van de beoordeling, bedoeld in het derde lid, wordt een consultatie georganiseerd.
6. Het bestuursorgaan geeft uiterlijk twee weken voor de consultatie kennis van de organisatie daarvan en vermeldt daarbij hoe aanmelding kan plaatsvinden. Artikel 3:12, eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.
7. De consultatie wordt op een zodanige manier ingericht dat eenieder die zich heeft aangemeld voldoende gelegenheid krijgt zich uit te spreken.
8. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over:
a. de elementen die bij de motivering van een besluit als bedoeld in het tweede en vierde lid in ieder geval aan de orde komen;
b. de elementen die bij de beoordeling, bedoeld in het derde lid, van het besluit worden betrokken.
C
Aan artikel 25i, tweede lid, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
d. indien de economische activiteiten inhouden het kosteloos en non-discriminatoir vrijgeven van de broncode van software ten behoeve van gebruik, wijziging of distributie daarvan, over welke broncode en software het bestuursorgaan beschikt in het kader van de uitoefening van zijn publiekrechtelijke bevoegdheden.
D
Aan hoofdstuk 14 wordt een artikel toegevoegd, luidende:
Het bepaalde bij of krachtens artikel 25ha, derde tot en met achtste lid, is van overeenkomstige toepassing op besluiten die voor de inwerkingtreding van artikel 25ha zijn genomen op grond van het destijds geldende artikel 25h, vijfde en zesde lid, met dien verstande dat deze besluiten voor de eerste keer worden beoordeeld binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van artikel 25ha.
De Wet van 24 maart 2011 tot wijziging van de Mededingingswet ter invoering van regels inzake ondernemingen die deel uitmaken van een publiekrechtelijke rechtspersoon of die hiermee zijn verbonden (aanpassing Mededingingswet ter invoering van gedragsregels voor de overheid) (Stb. 2011, 162) wordt ingetrokken.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,