Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is bepaalde financiële ondernemingen de mogelijkheid te bieden een rekening met gescheiden vermogen aan te houden, de stabiliteit van de heffingen van de Autoriteit Financiële Markten en De Nederlandsche Bank aan onder toezicht staande personen te vergroten, alsmede enige andere wijzigingen en verbeteringen in de wetgeving op het terrein van de financiële markten aan te brengen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet op het financieel toezicht wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1:1 wordt als volgt gewijzigd:
1. De definitie van agentschap komt te luiden:
het agentschap, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van verordening (EU) 2019/942 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de samenwerking tussen energieregulators (PbEU 2019, L 158);
2. De definitie van elektronischecommunicatiedienst komt te luiden:
een dienst als bedoeld in artikel 2, onderdeel 4, van Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie (herschikking) (PbEU 2018, L 321);
3. De definitie van elektronischecommunicatienetwerk komt te luiden:
een netwerk als bedoeld in artikel 2, onderdeel 1, van Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie (herschikking) (PbEU 2018, L 321);
4. In de definitie van registerhouder, onderdeel a, wordt «ingevolge de afdelingen 2.2.A1 tot en met 2.2.4B» vervangen door «ingevolge de afdelingen 2.2.A1 tot en met 2.2.0 en 2.2.1 tot en met 2.2.4c».
5. In de definitie van registerhouder, onderdeel b, wordt «ingevolge de afdelingen 2.2.5 tot en met 2.2.13» vervangen door «ingevolge de afdelingen 2.2.0A en 2.2.5 tot en met 2.2.13» en wordt «2.3.5 tot en met 2.3.8» vervangen door «2.3.4b tot en met 2.3.8».
6. De definitie van richtlijn markten voor financiële instrumenten vervalt.
B
Artikel 1:13a, eerste lid, onderdeel f, komt te luiden:
f. entiteiten met als enig doel het verrichten van securisaties of securitisatietransacties als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van Verordening (EU) nr. 1075/2013 van de Europese Centrale Bank van 18 oktober 2013 houdende statistieken betreffende de activa en passiva van lege financiële instellingen die securitisatietransacties verrichten (herschikking) (PbEU 2013, L 297); en
C
In artikel 1:19, tweede lid, wordt na «4:87,» ingevoegd «4:87aa,».
D
Artikel 1:19a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, aanhef, wordt «als bedoeld in artikel 2, onderdeel 4, van richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot intrekking van Richtlijn 2003/54/EG (PbEU 2009, L 211)» vervangen door «als bedoeld in artikel 2, onderdeel 35, van Richtlijn (EU) 2019/944 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot wijziging van Richtlijn 2012/27/EU (PbEU 2019, L 158)».
2. Het eerste lid, onderdeel a, onder 2°, komt te luiden:
2°. verordening (EU) 2019/943 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende de interne markt voor elektriciteit (PbEU 2019, L 158);
E
In artikel 1:74, zesde lid, wordt «derde of vierde lid» vervangen door «vierde of vijfde lid».
F
Artikel 1:97 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, eerste zin, wordt na «ingevolge deze wet» ingevoegd «of artikel 5:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht».
2. In het vierde lid wordt na «ingevolge deze wet» ingevoegd «of artikel 5:20, derde lid, juncto artikel 5:32, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht».
G
In artikel 1:102 wordt de aanduiding «7.» voor het laatste lid vervangen door «8.».
H
In artikel 1:103, eerste lid, wordt «artikel 3:95, eerste lid, onderdeel b of c» vervangen door «artikel 3:95, eerste lid, onderdeel c of d».
I
Artikel 1:107, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a, onder 1, wordt «2:3.0g, vierde lid» vervangen door «2:3.0g, derde lid».
2. Onderdeel c komt te luiden:
c. marktexploitanten waaraan een vergunning of een ontheffing ingevolge deze wet is verleend en welke activiteiten de ingeschreven marktexploitanten mogen verrichten; en
J
In artikel 2:3i wordt onder vervanging van «; en» aan het slot van onderdeel e door een puntkomma en onder verlettering van onderdeel f tot onderdeel g een onderdeel ingevoegd, luidende:
f. artikel 4:62na met betrekking tot het minimaal aantal personen dat het dagelijks beleid bepaalt; en
K
In artikel 2:54h, tweede lid, onderdeel c, wordt «artikel 4:75, eerste tot en met derde lid» vervangen door «artikel 4:75, eerste en tweede lid».
L
Aan artikel 2:66a wordt een lid toegevoegd, luidende:
8. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op buitenlandse beheerders van beleggingsinstellingen met zetel in een andere lidstaat indien de rechten van deelneming uitsluitend worden aangeboden aan professionele beleggers.
M
Aan artikel 2:69b wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op een beheerder met zetel in een andere lidstaat die voornemens is een icbe met zetel in Nederland te beheren indien aan artikel 2:72 is voldaan en de Autoriteit Financiële Markten met het voornemen heeft ingestemd.
N
Artikel 2:69d, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel n wordt «artikel 4:59, eerste lid» vervangen door «artikel 4:59».
2. Onderdeel o komt te luiden:
o. artikel 2:69c met betrekking tot de activiteiten van de beheerder;
O
Artikel 2:72 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Een beheerder van een icbe met zetel in een andere lidstaat die voornemens is een icbe met zetel in Nederland te beheren gaat daartoe slechts over nadat de Autoriteit Financiële Markten met het voornemen heeft ingestemd.
2. In het vierde lid, onderdeel a, wordt «het beheer van de desbetreffende icbe» vervangen door «het beheer van het desbetreffende type icbe».
P
In artikel 2:83, eerste lid, onderdeel g, wordt «artikel 4:75, eerste tot en met derde lid» vervangen door «artikel 4:75, eerste en tweede lid».
Q
In artikel 2:128a, vierde lid, wordt «de richtlijn markten in financiële instrumenten 2014» vervangen door «de richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014».
R
In artikel 3:29, eerste lid, wordt «artikel 2:10b, tweede lid» vervangen door «artikel 2:10b, derde lid».
S
Artikel 3:29a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «of elektronischgeldinstellingen» ingevoegd «op de wijze als bepaald in artikel 3:29aa, eerste lid, of».
2. In het tweede lid wordt na «in ruil voor elektronisch geld» ingevoegd «op de wijze als bepaald in artikel 3:29aa, eerste lid, of».
T
Na artikel 3:29a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Een betaalinstelling of elektronischgeldinstelling als bedoeld in artikel 3:29a, eerste lid, kan de in dat lid bedoelde geldmiddelen zekerstellen door die geldmiddelen op een rekening aan te houden die uitsluitend daarvoor is bestemd.
2. De rekening wordt aangehouden bij een bank met zetel in Nederland die een vergunning heeft voor de uitoefening van het bedrijf van bank, verleend door de Europese Centrale Bank of de Nederlandsche Bank. Uit de tenaamstelling van deze rekening blijkt dat deze door de betaalinstelling of elektronischgeldinstelling wordt aangehouden in eigen naam ten behoeve van een of meer derden, met vermelding van de hoedanigheid van de betaalinstelling of elektronischgeldinstelling.
3. In afwijking van artikel 276 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek vormen de op een rekening als bedoeld in het eerste lid aangehouden geldmiddelen een afgescheiden vermogen dat uitsluitend dient tot voldoening van vorderingen:
a. van de bank, bedoeld in het tweede lid, in verband met het beheer van de rekening en die volgens de overeenkomst tussen de bank en de betaalinstelling of elektronischgeldinstelling ten laste kunnen worden gebracht van het afgescheiden vermogen; en
b. van de derden voor wie geldmiddelen op de rekening zijn geadministreerd, voor zover die vorderingen verband houden met het toevertrouwen van de geldmiddelen aan de betaalinstelling of elektronischgeldinstelling.
4. De betaalinstelling of elektronischgeldinstelling draagt zorg voor een adequate administratie van het afgescheiden vermogen.
5. Indien de geldmiddelen op de rekening bij vereffening ontoereikend zijn voor voldoening van de vorderingen, dienen de geldmiddelen ter voldoening van de vorderingen in de volgorde van het derde lid.
6. In afwijking van het derde lid zijn andere vorderingen verhaalbaar op de geldmiddelen op de rekening indien vaststaat dat de in het derde lid bedoelde vorderingen zullen kunnen worden voldaan en dat in de toekomst dergelijke vorderingen niet meer zullen ontstaan.
7. De betaalinstelling of elektronischgeldinstelling vult een tekort in het afgescheiden vermogen terstond aan. Ingeval een tekort niet is aangevuld, keert de betaalinstelling of elektronischgeldinstelling in geval van een verzoek van een derde als bedoeld in het derde lid, onderdeel b, om uitkering van zijn aandeel in het saldo van de rekening slechts zoveel uit aan deze derde als in verband met de rechten van andere in dat onderdeel bedoelde derden mogelijk is.
8. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de inrichting, de administratie en het beheer van de rekening.
U
Na artikel 3:29c worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
1. Een afwikkelonderneming kan de geldmiddelen van derden die haar in verband met haar werkzaamheden zijn toevertrouwd, zekerstellen door die geldmiddelen aan te houden op een rekening die uitsluitend daarvoor bestemd is.
2. De rekening wordt aangehouden bij de Nederlandsche Bank. Uit de tenaamstelling van deze rekening blijkt dat deze door de afwikkelonderneming wordt aangehouden in eigen naam ten behoeve van een of meer derden, met vermelding van de hoedanigheid van de afwikkelonderneming.
3. In afwijking van artikel 276 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek vormen de op een rekening als bedoeld in het eerste lid aangehouden geldmiddelen een afgescheiden vermogen dat uitsluitend dient tot voldoening van vorderingen van:
a. de Nederlandsche Bank in verband met het beheer van de rekening en die volgens de overeenkomst tussen de Nederlandsche Bank en de afwikkelonderneming ten laste kunnen worden gebracht van het afgescheiden vermogen; en
b. de derden voor wie geldmiddelen op de rekening zijn geadministreerd, voor zover die vorderingen verband houden met het toevertrouwen van de geldmiddelen.
4. De afwikkelonderneming draagt zorg voor een adequate administratie van het afgescheiden vermogen.
5. Indien de geldmiddelen op de rekening bij vereffening ontoereikend zijn voor voldoening van de vorderingen, dienen deze geldmiddelen ter voldoening van de vorderingen in de volgorde van het derde lid.
6. In afwijking van het derde lid zijn andere vorderingen verhaalbaar op de geldmiddelen op de rekening indien vaststaat dat de in het derde lid bedoelde vorderingen kunnen worden voldaan en dat in de toekomst dergelijke vorderingen niet meer zullen ontstaan.
7. De afwikkelonderneming vult een tekort in het afgescheiden vermogen terstond aan. Ingeval een tekort niet is aangevuld, keert de afwikkelonderneming in geval van een verzoek van een derde als bedoeld in het derde lid, onderdeel b, om uitkering van zijn aandeel in het saldo van de rekening slechts zoveel uit aan deze derde als in verband met de rechten van andere in het vierde lid bedoelde derden mogelijk is.
8. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de aan een rekening als bedoeld in het eerste lid te verbinden voorwaarden en kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de inrichting, de administratie en het beheer van de rekening.
V
In artikel 3:72, zevende lid, wordt na «beheerder, » ingevoegd «betaalinstelling, » en wordt na «clearinginstelling, » ingevoegd «elektronischgeldinstelling, ».
W
Na artikel 3:99 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
X
In artikel 3A:52, vierde lid, onderdeel c, wordt na «richtlijn markten voor financiële instrumenten» ingevoegd «2014».
Y
In artikel 4:11, eerste lid, wordt «bewaarder van een icbe» vervangen door «bewaarder».
Z
In artikel 4:26, eerste lid, wordt na «2:3.0d, eerste lid, » ingevoegd «2:3i, » en wordt na «2:68, derde lid, » ingevoegd «2:69d, vierde lid, ».
AA
Na artikel 4:26 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Een datarapporteringsdienstverlener meldt wijzigingen met betrekking tot onderwerpen waarover ingevolge artikel 2:104b, tweede lid, verstrekking van gegevens is voorgeschreven aan de Autoriteit Financiële Markten.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan, onder vermelding van de te volgen procedures, worden bepaald welke gegevens worden verstrekt bij het melden van wijzigingen als bedoeld in het eerste lid en, indien van toepassing, onder welke voorwaarden de wijzigingen ten uitvoer mogen worden gelegd.
BB
In artikel 4:37l, vijfde lid, wordt «het deel Gedragstoezicht financiële markten» vervangen door «de prospectusverordening».
CC
De artikelen 4:37v, tweede lid, onderdeel g, en 4:37z, tweede lid, onderdeel g, komen telkens te luiden:
g. die zijn volgestort en die zijn uitgegeven door een beleggingsmaatschappij met een vast kapitaal in de zin van artikel 56, zevende lid, tweede alinea, van Richtlijn (EU) 2017/1132 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 aangaande bepaalde aspecten van het vennootschapsrecht (PbEU 2017, L 169). Artikel 56, zevende lid, derde alinea, onderdeel a, van die richtlijn is van toepassing. Deze verkrijgingen mogen niet tot gevolg hebben dat het eigen vermogen daalt beneden het bedrag van het geplaatste kapitaal, vermeerderd met de reserves die volgens de wet niet mogen worden uitgekeerd.
DD
Artikel 4:38 komt te luiden:
1. Deze paragraaf is niet van toepassing op beheerders met zetel in een andere lidstaat die via het verrichten van diensten rechten van deelneming in icbe’s in Nederland aanbieden, icbe’s met zetel in een andere lidstaat en aan die instellingen verbonden bewaarders.
2. Deze paragraaf, met uitzondering van de artikelen 4:46 tot en met 4:53, aanhef en onderdeel b, 4:59a tot en met 4:59e en 4:62, is niet van toepassing op beheerders met zetel in een andere lidstaat die vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of via het verrichten van diensten icbe’s met zetel in Nederland beheren of rechten van deelneming in icbe’s met zetel in Nederland aanbieden.
3. Deze paragraaf, met uitzondering van de artikelen 4:53, aanhef en onderdeel b, en 4:62, is niet van toepassing op beheerders met zetel in een andere lidstaat die vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor rechten van deelneming in icbe’s in Nederland aanbieden.
EE
Artikel 4:39 komt te luiden:
FF
In artikel 4:62n, onderdeel c, wordt na «instrumenten» ingevoegd «2014».
GG
Na artikel 4:62n wordt een artikel ingevoegd, luidende:
HH
In artikel 4:70, vierde lid, wordt «verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van de Europese Unie van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PbEG L 12),» vervangen door «Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PbEU 2012, L 351),».
II
Artikel 4:75 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot het derde en vierde lid, vervalt het derde lid.
2. In het derde lid (nieuw) wordt «eerste tot en met derde lid» vervangen door «eerste en tweede lid».
JJ
Artikel 4:76 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot derde en vierde lid, vervalt het derde lid.
2. In het derde lid (nieuw) wordt «eerste tot en met derde lid» vervangen door «eerste en tweede lid».
KK
Na artikel 4:87a worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
1. Een beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 4:87, eerste lid, kan de rechten van de cliënten met betrekking tot de door hen aan de beleggingsonderneming toevertrouwde gelden beschermen door die gelden aan te houden op een rekening die uitsluitend daarvoor bestemd is.
2. De rekening wordt aangehouden bij een bank met zetel in Nederland die een vergunning heeft voor de uitoefening van het bedrijf van bank, verleend door de Europese Centrale Bank of de Nederlandsche Bank. Uit de tenaamstelling van deze rekening blijkt dat deze door de beleggingsonderneming wordt aangehouden in eigen naam ten behoeve van cliënten, met vermelding van de hoedanigheid van de beleggingsonderneming.
3. In afwijking van artikel 276 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek vormen de op de rekening als bedoeld in het eerste lid aangehouden geldmiddelen een afgescheiden vermogen dat uitsluitend dient tot voldoening van vorderingen van:
a. de bank, bedoeld in het tweede lid, in verband met het beheer van de rekening en die volgens de overeenkomst tussen de bank en de beleggingsonderneming ten laste kunnen worden gebracht van het afgescheiden vermogen; en
b. de cliënten voor wie gelden op de rekening zijn geadministreerd, voor zover die vorderingen verband houden met het toevertrouwen van de gelden aan de beleggingsonderneming.
4. De beleggingsonderneming draagt zorg voor een adequate administratie van het afgescheiden vermogen.
5. Indien de gelden op de rekening bij vereffening ontoereikend zijn voor voldoening van de vorderingen, dienen deze gelden ter voldoening van de vorderingen in de volgorde van het derde lid.
6. In afwijking van het derde lid zijn andere vorderingen verhaalbaar op de gelden op de rekening indien vaststaat dat de in het derde lid bedoelde vorderingen kunnen worden voldaan en dat in de toekomst dergelijke vorderingen niet meer zullen ontstaan.
7. De beleggingsonderneming vult een tekort in het afgescheiden vermogen terstond aan. Ingeval een tekort niet is aangevuld, keert de beleggingsonderneming in geval van een verzoek van een cliënt als bedoeld in het derde lid, onderdeel b, om uitkering van zijn aandeel in het saldo van de rekening slechts zoveel uit aan deze cliënt als in verband met de rechten van andere in het derde lid bedoelde cliënten mogelijk is.
8. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de inrichting, de administratie en het beheer van de rekening.
LL
Artikel 5:46 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid, onderdeel c, komt te luiden:
c. personen die in het kader van de stabilisatie als omschreven in artikel 5 van Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik (Verordening marktmisbruik) en houdende intrekking van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijnen 2003/124, 2003/125/EG en 2004/72/EG van de Commissie Voor de EER relevante tekst (PbEU 2014, L 173).
2. Het derde lid, onderdeel d, komt te luiden:
d. beleggingsondernemingen met zetel in een andere lidstaat die van de toezichthoudende instantie van die andere lidstaat een vergunning hebben verkregen als bedoeld in artikel 5, eerste lid, eerste volzin, van de richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014;
MM
In artikel 5:89a, tweede lid, wordt «een duidelijke kwalitatieve drempel» vervangen door «een duidelijke kwantitatieve drempel».
NN
Artikel 5:89b, eerste lid, komt te luiden:
1. Het is een persoon niet toegestaan op enig moment een nettopositie in een grondstoffenderivaat aan te houden die de door de Autoriteit Financiële Markten overeenkomstig artikel 5:89a, eerste lid, voor het grondstoffenderivaat vastgestelde positielimiet overschrijdt.
OO
In artikel 5:89f, vierde lid, wordt na «artikel 58, vijfde lid, van de richtlijn markten voor financiële instrumenten» ingevoegd «2014».
PP
In artikel 5:89i, vijfde lid, wordt «Verordening (EG) nr. 713/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot oprichting van een Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (PbEU 2009, L 211),» vervangen door «Verordening (EU) 2019/942 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de samenwerking tussen energieregulators (PbEU 2019, L 158),».
De bijlagen behorend bij de artikelen 1:79 en 1:80 worden als volgt gewijzigd:
1. In de opsomming van artikelen uit het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen worden in de numerieke volgorde ingevoegd:
3:29aa, vierde, zevende en achtste lid
3:29d, vierde, zevende en achtste lid
3:99a
2. In de opsomming van artikelen uit het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen wordt «4:75, eerste tot en met derde lid» vervangen door «4:75, eerste en tweede lid» en wordt «4:76, eerste tot en met derde lid» vervangen door «4:76, eerste en tweede lid».
3. In de opsomming van artikelen uit het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen worden in de numerieke volgorde ingevoegd:
4:87aa, vierde, zevende en achtste lid
De Wet bekostiging financieel toezicht 2019 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 8, vierde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het slot van onderdeel a vervalt «en».
2. In onderdeel b wordt «€ 2.500.000» vervangen door «€ 4.500.000».
3. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door «; en» wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. het deel van de opbrengsten ontvangen uit dwangsommen of opgelegde bestuurlijke boetes tot een bedrag van € 4.500.000 dat aan de reserve, bedoeld in artikel 8a, wordt toegerekend.
B
Na artikel 8 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De toezichthouder kan een reserve aanhouden die gevormd wordt uit de opbrengsten ontvangen uit dwangsommen of opgelegde bestuurlijke boetes tot een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen maximum.
2. Bij de vaststelling van de jaarrekening, bepaalt de toezichthouder het in dat jaar aan de reserve toe te rekenen bedrag met een maximum van € 4.500.000.
3. De reserve heeft tot doel het dekken van incidentele kosten of andere kosten die tot onevenredig hoge tarieven voor bepaalde personen zouden leiden.
4. De inzet van de reserve behoeft de toestemming van Onze Ministers.
C
In artikel 11, eerste lid, wordt «€ 2.500.000» vervangen door «€ 4.500.000».
D
Na artikel 12 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Op verzoek van een toezichthouder kunnen Onze Ministers toestemming geven om een exploitatiesaldo of een deel daarvan over meerdere jaren aan de onder toezicht staande personen in rekening te brengen.
2. Toestemming wordt alleen gegeven in geval van een exploitatiesaldo dat is ontstaan door omstandigheden met een incidenteel karakter en waarbij doorberekening van dit exploitatiesaldo in één keer tot aanzienlijke fluctuaties in de kosten voor het doorlopend toezicht voor de onder toezicht staande personen zou leiden.
3. Bij de toestemming bepalen Onze Ministers in overleg met de desbetreffende toezichthouder in welke jaren het bedrag van het exploitatiesaldo in rekening wordt gebracht bij de onder toezicht staande personen.
E
Aan het slot van artikel 13, tweede lid, onderdeel a, wordt een zinsnede toegevoegd, luidende: en het te spreiden deel van het exploitatiesaldo overeenkomstig artikel 12a.
F
Artikel 15, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel b wordt als volgt gewijzigd:
a. Aan het slot van subonderdeel 1° vervalt «en».
b. Onder vernummering van subonderdeel 2° tot subonderdeel 4° worden na subonderdeel 1° twee subonderdelen ingevoegd, luidende:
2°. het deel dat aan de reserve is toegerekend, bedoeld in artikel 8, vierde lid, onderdeel c;
3°. het deel van het exploitatiesaldo waarvoor overeenkomstig artikel 12a toestemming is gegeven dit over meerdere jaren in rekening te brengen, tenzij een overschot wordt gespreid, dan wordt dit bedrag hierbij opgeteld;
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:
c. met aftrek van de inzet in het desbetreffende jaar van de reserve, bedoeld in artikel 8a;
d. het bedrag dat overeenkomstig artikel 12a in het desbetreffende jaar in rekening wordt gebracht.
De Wet op het giraal effectenverkeer wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 49a wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel c, onder 2°, wordt na «beheerder van een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht» ingevoegd «of een beheerder van een icbe als bedoeld in artikel 1:1 van die wet».
2. In onderdeel d wordt na «een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht» ingevoegd «of een icbe als bedoeld in artikel 1:1 van die wet».
B
In artikel 49b, eerste lid, onderdeel d, vervalt «van een beleggingsinstelling» en wordt «de beheerder van die beleggingsinstelling» vervangen door «de beheerder van de desbetreffende beleggingsinstelling of icbe».
Artikel 3.10, derde lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme BES vervalt.
In de artikelen 118, eerste lid, aanhef, 119, eerste lid, aanhef, 119, tweede lid, aanhef, 128b en 128c van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt «titel» telkens vervangen door «afdeling».
Artikel 32f van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, eerste zin, wordt na «ingevolge deze wet» ingevoegd «of artikel 5:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht».
2. In het vijfde lid wordt na «ingevolge deze wet» ingevoegd «of artikel 5:20, derde lid, juncto artikel 5:32, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht».
Artikel 61 van de Wet toezicht trustkantoren 2018 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, eerste zin, wordt na «ingevolge deze wet» ingevoegd «of artikel 5:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht».
2. In het vijfde lid wordt na «ingevolge deze wet» ingevoegd «of artikel 5:20, derde lid, juncto artikel 5:32, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht».
In artikel 69, eerste zin, van de Wet toezicht accountantsorganisaties wordt na «ingevolge deze wet» ingevoegd «of artikel 5:20, derde lid, juncto artikel 5:32, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht».
In artikel 168, vijfde lid, van de Pensioenwet wordt «derde lid» vervangen door «vierde lid».
In artikel 163, vijfde lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt «derde lid» vervangen door «vierde lid».
Degene die op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel W, reeds houder is van een verklaring van geen bezwaar in de zin van artikel 3:95, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht, wordt vermoed te voldoen aan de in artikel 3:99a van die wet opgenomen geschiktheidseis, zolang niet een wijziging in de relevante feiten of omstandigheden een redelijke aanleiding geeft tot een nieuwe beoordeling.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Financiën,
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,