Gepubliceerd: 27 september 2022
Indiener(s): Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU)
Onderwerpen: jongeren zorg en gezondheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35942-7.html
ID: 35942-7
Origineel: 35942-2

Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 28 september 2022

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In de considerans wordt «diefpar» vervangen door «die».

B

In artikel I wordt na onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:

Aa

Aan artikel 1a.2 worden twee leden toegevoegd, luidende:

5. Een vertrouwenspersoon is tot geheimhouding verplicht van hetgeen in de uitvoering van zijn taak aan hem is toevertrouwd, tenzij enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht, uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit of de betrokken jeugdige, ouder of pleegouder toestemming geeft om vertrouwelijke informatie te delen.

6. Een vertrouwenspersoon kan zich op grond van zijn geheimhoudingsplicht verschonen van het geven van getuigenis of het beantwoorden van vragen in een klachtprocedure of een rechterlijke procedure.

C

In artikel I, onderdeel D, subonderdeel 3, wordt in het voorgestelde zevende lid onder verlettering van onderdeel d tot onderdeel e een onderdeel ingevoegd, luidende:

d. beperken van de bewegingsvrijheid;

D

In artikel I, onderdeel F, wordt het voorgestelde artikel 6.2.4, vierde lid, als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b vervalt «en».

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door «;en» wordt na onderdeel c een onderdeel toegevoegd, luidende:

d. de medezeggenschapsregeling.

E

In artikel I, onderdeel G, wordt het voorgestelde artikel 6.2.9 als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid:

a. wordt in onderdeel c «;en» vervangen door «;»;

b. wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door «;en» na onderdeel d een onderdeel toegevoegd, luidende:

e. een arts, indien wordt overwogen in het hulpverleningsplan geneeskundige behandelingen op te nemen.

2. In het vijfde lid wordt «opstellen» vervangen door «opstellen en wijzigen».

F

In artikel I, onderdeel G, wordt aan het voorgestelde artikel 6.2.10 een lid toegevoegd, luidende:

3. De vaststelling of wijziging van in het hulpverleningsplan opgenomen geneeskundige behandelingen vindt niet plaats dan na instemming van een arts.

G

In artikel I, onderdeel H, wordt in het voorgestelde artikel 6.3.1.1, tweede lid, onderdeel c, «in het hulpverleningsplan opgenomen doelen» vervangen door «met de jeugdhulp beoogde doelen voor de ontwikkeling van de jeugdige, die in het hulpverleningsplan zijn opgenomen».

H

In artikel I, onderdeel H, wordt in het voorgestelde artikel 6.3.1.4, derde lid, «uiterlijk binnen vier dagen na de beslissing» vervangen door «op de kortst mogelijke termijn».

I

In artikel I, onderdeel H, wordt na het voorgestelde artikel 6.3.1.4 een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 6.3.1.5

1. Indien het niet lukt de toepassing van een vrijheidsbeperkende maatregel voor afloop van de in artikel 6.2.10, eerste lid, onderdeel d, bedoelde termijn af te bouwen, vraagt de jeugdhulpverantwoordelijke advies over het afbouwen van die maatregel aan een niet bij de jeugdhulp betrokken onafhankelijke deskundige.

2. De jeugdhulpverantwoordelijke overweegt het hulpverleningsplan aan te passen op basis van het advies van de onafhankelijke deskundige. Artikel 6.2.9, derde, vierde, vijfde en zevende lid, is van toepassing.

3. Bij of krachtens algemene maatregel kunnen eisen worden gesteld aan de onafhankelijke deskundige.

J

In artikel I, onderdeel H, wordt het voorgestelde artikel 6.3.2.2 als volgt gewijzigd:

1. Aan het slot van het eerste lid, onderdeel a, wordt de punt vervangen door een puntkomma.

2. Onder vernummering van het derde, vierde en vijfde lid tot vierde, zesde en zevende lid, wordt na het tweede lid een lid ingevoegd luidende:

3. In afwijking van artikel 6.3.1.2, vierde lid, wordt een insluiting ten hoogste gedurende één dag toegepast met dien verstande dat een gekwalificeerde gedragswetenschapper de insluiting eenmaal voor ten hoogste één dag kan verlengen indien deze oordeelt dat de noodsituatie nog niet is afgewend en de verlenging noodzakelijk en geschikt is om de noodsituatie af te wenden.

3. In het vierde lid (nieuw) wordt «artikel 6.3.1.2, vierde lid,» vervangen door «6.3.1.2, vijfde lid,» en vervalt de tweede volzin.

4. Na het vierde lid (nieuw) wordt een lid ingevoegd, luidende:

5. Zodra een gekwalificeerde gedragswetenschapper oordeelt dat een insluiting niet noodzakelijk en geschikt is om de noodsituatie af te wenden, wordt de insluiting onmiddellijk beëindigd.

K

In artikel I, onderdeel H, wordt aan het voorgestelde artikel 6.3.2.4 een lid toegevoegd, luidende:

6. Indien de in het derde lid, onderdeel l, genoemde personen vanwege dringende verplichtingen of belemmeringen niet in staat zijn de jeugdige op de in de huisregels vastgestelde tijden en plaatsen te bezoeken, stelt de jeugdhulpaanbieder hen buiten deze tijden daartoe in de gelegenheid.

L

In artikel I, onderdeel H, wordt het voorgestelde artikel 6.3.2.5 als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na onderdeel d «ed.» vervangen door «e.».

2. In het derde lid wordt «mede het bekijken van de zakken van de kleding en de eventuele voorwerpen die zich daarin bevinden» vervangen door «het bekijken van de eventuele voorwerpen die zich in de kleding bevinden».

M

In artikel I, onderdeel H, wordt in het voorgestelde artikel 6.3.2.6, eerste lid, «artikel 6.2.12, eerste lid,» vervangen door «artikel 6.2.11, eerste lid,».

N

In artikel I, onderdeel M, wordt in het voorgestelde artikel 6.5.4, derde lid, «zeven dagen» vervangen door «op de zevende dag».

O

In artikel I, onderdeel M, wordt in het voorgestelde artikel 6.5.5, eerste lid, «artikel 6.5.1, achtste lid,» vervangen door «artikel 6.5.1, zevende lid,».

P

In artikel I, onderdeel N, vervalt het voorgestelde artikel 6.6.2.

Q

In artikel I, onderdeel N, wordt in het voorgestelde artikel 6.7.1, eerste lid, «6.3.2.1tot en met» vervangen door «6.3.2.1 tot en met».

Toelichting

Met deze nota van wijziging wordt, mede naar aanleiding van schriftelijke vragen van de fracties van D66, GroenLinks, SGP, PVV en BBB ter verdere verbetering van de rechtspositie van jeugdigen een aantal wijzigingen voorgesteld in het wetsvoorstel tot wijziging van de Jeugdwet in verband met het versterken van de rechtspositie van jeugdigen die worden opgenomen in een gesloten accommodatie (Wet rechtspositie gesloten jeugdhulp). Tevens wordt een aantal wetstechnische en redactionele verbeteringen doorgevoerd.

Onderdeel A – wijziging considerans

Dit onderdeel betreft een redactionele verbetering.

Onderdelen B en P – nieuw onderdeel Aa en wijziging van artikel I, onderdeel N (artikelen 1a.2 en 6.6.2 Jeugdwet)

In het oorspronkelijke voorgestelde artikel 6.6.2 was de geheimhoudingsplicht en het verschoningsrecht voor vertrouwenspersonen die in een gesloten accommodatie bijstand en advies verlenen opgenomen. Het is van belang dat jeugdigen en hun ouders of pleegouders erop kunnen vertrouwen dat wat zij de vertrouwenspersoon vertellen vertrouwelijk blijft. Vertrouwenspersonen verlenen niet uitsluitend bijstand en advies in gesloten accommodaties. Ook in geval van jeugdhulp in andere accommodaties of ambulante jeugdhulp is het uiteraard van belang dat die vertrouwelijkheid is gewaarborgd. Tegen deze achtergrond wordt voorgesteld het oorspronkelijke artikel 6.6.2 op te nemen in Hoofdstuk 1a van de Jeugdwet, waar ook andere voor de Jeugdwet in het geheel geldende regels over vertrouwenspersonen zijn opgenomen.

Onderdeel C – wijziging van artikel I, onderdeel D (artikel 6.1.4, zevende lid Jeugdwet)

In het voorgestelde zevende lid van artikel 6.1.4 is opgenomen welke vrijheidsbeperkende maatregelen toegepast mogen worden bij een voorwaardelijke machtiging. Daaraan wordt het beperken van de bewegingsvrijheid toegevoegd. Daarbij wordt met name gedacht aan de maatregel dat een jeugdige niet zelfstandig het gebouw van een jeugdhulpaanbieder kan verlaten. De voorwaardelijke machtiging kan worden verleend zodat de betreffende jeugdige thuis kan blijven wonen of in een zogeheten open accommodatie kan blijven. Jeugdhulpaanbieders die jeugdhulp bieden in open accommodaties hebben in recente gesprekken aangegeven dat het regelmatig voorkomt dat jeugdigen als enige maatregel nodig hebben dat zij het gebouw niet zelfstandig kunnen verlaten. Indien een voorwaardelijke machtiging wordt verleend waarbij het beperken van de bewegingsvrijheid is opgenomen, kunnen jeugdigen in de open accommodatie blijven. Indien er geen voorwaardelijke machtiging met die maatregel wordt afgegeven, hebben die jeugdhulpaanbieders geen wettelijke basis om deze maatregel toe te passen en moeten de betreffende jeugdigen na verlening van een machtiging gesloten jeugdhulp worden overgeplaatst naar gesloten jeugdhulp.

Deze aanpassing draagt ook bij aan de verduidelijking over de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen waar de IGJ en de vertrouwenspersonen van het Advies- en Klachtenbureau Jeugdzorg (AKJ) om vroegen in hun signalement Vrijheidsbeperkende maatregelen in open residentiële jeugdhulp.1

Onderdeel D – wijziging van artikel I, onderdeel F (artikel 6.2.4, vierde lid Jeugdwet)

In artikel 6.2.4, vierde lid, van het wetsvoorstel, is opgenomen over welke zaken een jeugdige na opname zo spoedig mogelijk geïnformeerd moet worden. In eerste instantie was abusievelijk niet opgenomen dat de jeugdigen geïnformeerd moeten worden over de medezeggenschapsregeling. In onderdeel C wordt dit gecorrigeerd.

Onderdelen E en F – wijziging van artikel I, onderdeel G (artikelen 6.2.9, vierde en vijfde lid en 6.2.10, derde lid (nieuw) Jeugdwet)

In artikel 6.2.9, vierde lid, van het wetsvoorstel, is opgenomen met welke personen een jeugdhulpverantwoordelijke moet overleggen voorafgaand aan het vaststellen of wijzigen van een hulpverleningsplan. Mede naar aanleiding van de vragen van de leden van de BBB-fractie en de PVV-fractie over geneeskundige behandelingen, wordt met de wijziging in onderdeel D toegevoegd dat altijd met een arts overlegd moet worden indien wordt overwogen in het hulpverleningsplan geneeskundige behandelingen op te nemen. In samenhang hiermee wordt voorgesteld aan artikel 6.2.10 toe te voegen dat de vaststelling of wijziging van in het hulpverleningsplan opgenomen geneeskundige behandelingen niet plaats mag vinden dan na instemming van een arts. Deze wijzigingen dragen bij aan de rechtsbescherming van de betrokken jeugdigen.

De wijziging in het vijfde lid van artikel 6.2.9 betreft een redactionele verbetering.

Onderdeel G – wijziging van artikel I, onderdeel H (artikel 6.3.1.2, vierde lid, Jeugdwet)

Mede naar aanleiding van vragen van de leden van de D66-fractie, GroenLinks-fractie en de SGP-fractie wordt met deze wijziging onderdeel c van het in het wetsvoorstel opgenomen artikel 6.3.1.1, tweede lid, verduidelijkt. Onderdeel c houdt daarmee in dat een vrijheidsbeperkende maatregel ook gericht mag zijn op het bereiken van met de jeugdhulp beoogde doelen voor de ontwikkeling van de jeugdige, die in het hulpverleningsplan zijn opgenomen. Samen met de jeugdige worden de doelen die gericht zijn op de verdere ontwikkeling van de jeugdige in het hulpverleningsplan vastgelegd. Tevens wordt bij het opstellen van dit plan nagedacht over welke situaties tijdens het verblijf kunnen ontstaan in verband met de problematiek van de jeugdige. De ontwikkeling van de jeugdige kan op sommige momenten door de jeugdige zelf worden gehinderd vanwege diens (gedrags)problematiek. Dan kan het soms noodzakelijk zijn maatregelen te treffen in verband met de in het plan vastgelegde doelen. Bij het opstellen van het hulpverleningsplan wordt dan ook gesproken over de vrijheidsbeperkende maatregelen die kunnen worden toegepast in dergelijke situaties. Zo kan gedacht worden aan het onderzoeken van de kleding of het lichaam bij een vermoeden van aanwezigheid van gedragsbeïnvloedende middelen bij een jeugdige die kampt met verslavingsproblematiek.

Onderdeel H – wijziging van artikel I, onderdeel H (artikel 6.3.1.4, derde lid Jeugdwet)

In eerste instantie was in artikel 6.3.1.4, derde lid, van het wetsvoorstel, opgenomen dat een jeugdige uiterlijk binnen vier dagen geïnformeerd moest worden over de klachtwaardigheid van een beslissing tot toepassing van een vrijheidsbeperkende maatregel en van de mogelijkheid tot advies en bijstand door de vertrouwenspersoon. Mede naar aanleiding van de vragen van de leden van de SGP-fractie en GroenLinks-fractie over deze termijn, wordt met dit onderdeel opgenomen dat de jeugdige op de kortst mogelijke termijn moet worden geïnformeerd. In principe zal dit tegelijkertijd met het overhandigen van het afschrift van de beslissing plaatsvinden. In bepaalde omstandigheden zal dat wellicht niet mogelijk zijn. In dat geval moet de jeugdige hierover zo spoedig mogelijk na de overhandiging van dat afschrift alsnog geïnformeerd worden.

Onderdeel I – wijziging van artikel I, onderdeel H (artikel 6.3.1.5 (nieuw) Jeugdwet)

Met onderdeel G wordt, mede naar aanleiding van vragen van de leden van de D66-fractie en GroenLinks-fractie, een artikel aan het wetsvoorstel toegevoegd. Met het nieuwe artikel wordt geregeld dat de jeugdhulpverantwoordelijke advies moet vragen aan een niet bij de jeugdhulp betrokken onafhankelijke deskundige indien het niet lukt de toepassing van een vrijheidsbeperkende maatregel voor afloop van de in het hulpverleningsplan opgenomen termijn af te bouwen. Vervolgens wordt voorgesteld te bepalen dat de jeugdhulpverantwoordelijke moet overwegen het hulpverleningsplan aan te passen op basis van het advies van de onafhankelijke deskundige. Artikel 6.2.9, derde, vierde, vijfde en zevende lid, is daarbij van toepassing. Dat betekent dat dezelfde personen geraadpleegd moeten worden als bij het vaststellen of vanwege andere redenen wijzigen van het hulpverleningsplan. Ook moet bij deze aanpassing zoveel als mogelijk rekening worden gehouden met de wensen en voorkeuren van de jeugdige die het betreft. Ten slotte is opgenomen dat bij of krachtens algemene maatregel eisen kunnen worden gesteld aan de onafhankelijke deskundige.

Onderdeel J – wijziging van artikel I, onderdeel H (artikel 6.3.2.2, eerste, derde (nieuw), vierde en vijfde lid (nieuw) Jeugdwet)

Naar aanleiding van gesprekken met ervaringsdeskundigen en vragen van de leden van de GroenLinks-fractie en PVV-fractie, wordt met de wijziging in onderdeel H de termijn van insluiting verder ingekort. Voorgesteld wordt te bepalen dat een insluiting ten hoogste gedurende één dag toegepast mag worden, met dien verstande dat een gekwalificeerde gedragswetenschapper de insluiting eenmaal voor ten hoogste één dag kan verlengen. De verlenging wordt uitsluitend toegestaan indien de gekwalificeerde gedragswetenschapper oordeelt dat de noodsituatie nog niet is afgewend en de verlenging noodzakelijk en geschikt is om de noodsituatie af te wenden. Dat de maatregel geschikt moet zijn betekent dat er voor de jeugdige, gelet op het beoogde doel, geen minder bezwarende alternatieven zijn, dat de insluiting evenredig is en dat redelijkerwijs te verwachten is dat de insluiting effectief is.

Tevens wordt in het nieuwe vijfde lid opgenomen dat de insluiting onmiddellijk moet worden beëindigd zodra een gekwalificeerde gedragswetenschapper oordeelt dat een insluiting niet noodzakelijk en geschikt is om de noodsituatie af te wenden. Een hiermee vergelijkbare bepaling was eerder opgenomen in het vierde lid. De overige wijzigingen in artikel 6.3.2.2 zijn redactionele verbeteringen.

Onderdeel K – wijziging van artikel I, onderdeel H (artikel 6.3.2.4, zesde lid (nieuw) Jeugdwet)

Omdat het van groot belang is dat ouders, andere gezinsleden, de voogd of de pleegouders van de jeugdige op bezoek kunnen komen, wordt aan het oorspronkelijke artikel 6.3.2.4 een nieuw lid toegevoegd, mede naar aanleiding van vragen van de leden van de GroenLinks-fractie, de BBB-fractie, de SGP-fractie en de PVV-fractie. Daarin is opgenomen dat indien die personen vanwege dringende verplichtingen of belemmeringen niet in staat zijn de jeugdige op de in de huisregels vastgestelde tijden en plaatsen te bezoeken, de jeugdhulpaanbieder hen buiten deze tijden daartoe in de gelegenheid moet stellen. Uiteraard houdt de jeugdhulpaanbieder daarbij rekening met de uren waarin de jeugdige onderwijs volgt en met voor de jeugdige belangrijke activiteiten.

Onderdeel L – wijziging van artikel I, onderdeel H (artikel 6.3.2.5 Jeugdwet)

De wijziging in het eerste lid betreft een redactionele verbetering. De wijziging in het derde lid is aangebracht om interpretatieproblemen, mede gelet op artikel 6.3.2.6, eerste lid, onder b, te voorkomen. Bovendien zijn de eventuele zakken van een kledingstuk automatisch een onderdeel van die kleding. De betreffende bijzin was daarmee niet noodzakelijk.

Indien een jeugdige meereist met een voor de gesloten jeugdhulp aangewezen vervoerder, kan de vervoerder de kleding van die jeugdige onderzoeken. Verschil met het onderzoek aan de kleding dat in een gesloten accommodatie mag plaatsvinden, is dat de vervoerder slechts mag nagaan of de jeugdige voorwerpen bij zich heeft die een gevaar voor de jeugdige of anderen kunnen opleveren. Ten aanzien van de gesloten accommodatie is in het wetsvoorstel opgenomen dat tevens een controle kan plaatsvinden als er een gegrond vermoeden is dat de jeugdige voorwerpen bij zich heeft die hij niet mag hebben. Voor het vervoer is die verdergaande bevoegdheid niet noodzakelijk. Wel kan het nodig zijn de zakken van de kleding te bekijken.

Onderdelen M, N, O en Q – wijzigingen in artikel I, onderdelen H, M en N, (artikelen 6.3.2.5, eerste lid, 6.3.2.6, eerste lid, 6.5.4, derde lid, 6.5.5., eerste lid en 6.7.1, eerste lid Jeugdwet)

Deze onderdelen betreffen redactionele verbeteringen.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. van Ooijen