Voorgesteld 29 juni 2022
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat academische vrijheid op de universiteiten een groot goed vormt dat ook niet indirect in gevaar mag worden gebracht;
constaterende dat universiteiten vrezen dat het onderhavige wetsvoorstel wel degelijk inbreuk mogelijk maakt op de institutionele autonomie en daarmee de academische vrijheid;
verzoekt de regering om telkens expliciete bescherming van de academische vrijheid te betrekken in de afweging of bij universiteiten een spoedaanwijzing proportioneel en gewenst is,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Hoop
Westerveld