Ontvangen 14 juni 2022
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel IV, onderdeel E, wordt in het voorgestelde artikel 6.2.3c in het opschrift en in het eerste lid, onderdeel b, «ernstig vermoeden» telkens vervangen door «redelijk vermoeden».
B
Artikel V wordt als volgt gewijzigd:
1. In het in onderdeel A voorgestelde artikel 9.9a, vierde lid, wordt «artikel 11 of artikel 15» vervangen door «artikel 12a».
2. In het in onderdeel D voorgestelde artikel 10.3e, vierde lid, wordt «artikel 11 of artikel 15» vervangen door «artikel 12a».
3. In het in onderdeel F voorgestelde artikel 11.7a, vierde lid, wordt «artikel 11 of artikel 15» vervangen door «artikel 12a».
C
In artikel VII, onderdeel D, wordt in het voorgestelde artikel 6.2.6 in het opschrift en in het eerste lid, onderdeel b, «ernstig vermoeden» telkens vervangen door «redelijk vermoeden».
Onderdelen A en C
Beoogd was voorgestelde wijzigingen op te nemen in de eerste nota van wijziging bij het wetsvoorstel. Abusievelijk is in de eerste nota van wijziging echter verwezen naar het tweede lid van de betreffende artikelen, in plaats van naar het eerste lid. Deze tweede nota van wijziging herstelt deze fout. Voor een inhoudelijke toelichting op de wijzingen, wordt verwezen naar paragraaf 2 van de toelichting bij de eerste nota van wijziging.1 Tevens is middels deze nota van wijziging het opschrift overeenkomstig aangepast.
Onderdeel B
In de bepalingen die de aanwijzing in het hoger onderwijs betreffen (artikelen 9.9a, 10.3e en 11.7a) is abusievelijk verwezen naar een onderzoek van de Inspectie van het onderwijs, bedoeld in de artikelen 11 en 15 van de Wet op het onderwijstoezicht. In het hoger onderwijs betreft het echter een onderzoek op grond van artikel 12a van voornoemde wet. Met deze nota van wijziging wordt dit gecorrigeerd.
Deze nota van wijziging wordt gegeven mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma