Voorgesteld 7 december 2021
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het WODC in de evaluatie van de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding (Twbmt) stelt dat deze wet wordt ingezet om terrorismeveroordeelden maatregelen op te leggen in situaties waarin dat ofwel niet meer kan via het strafrecht, ofwel de strafrechter bewust heeft gekozen geen strafrechtelijke maatregelen op te leggen;
overwegende dat de regering met betrekking tot de eerste situatie heeft aangekondigd de Wlt te wijzigen, zodanig dat expliciet wordt opgenomen dat de strafrechter ook een zelfstandige gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel kan opleggen aan terrorismeveroordeelden, aansluitend aan het eindigen van de gevangenisstraf of de voorwaardelijke invrijheidstelling;
overwegende dat met betrekking tot de tweede situatie het strafrecht in onze rechtsstaat wordt beschouwd als ultimum remedium, en dat als de strafrechter besluit geen maatregelen op te leggen, dat besluit door bestuurlijke maatregelen niet doorkruist dient te worden;
verzoekt de regering te bewerkstelligen dat, in gevallen waarin de strafrechter bewust van de mogelijkheid afziet om maatregelen op te leggen, het niet meer mogelijk is om in strijd met die keuze van de strafrechter via de Twbmt toch bestuurlijke maatregelen op te leggen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Van der Werf