Ontvangen 7 december 2021
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
In artikel I, onderdeel B, vervalt in het voorgestelde artikel 7a, eerste lid, «ras of etnische afkomst,».
Gedurende de behandeling van dit wetsvoorstel is naar het oordeel van indiener niet gebleken dat het kunnen verwerken van gegevens waaruit ras of etnische afkomst blijkt, noodzakelijk is voor de uitvoering van de wet. Indiener wenst deze bevoegdheid daarom uit de wet te schrappen.
Daarmee wil indiener tevens de grondslag voor het verwerken van bijzondere categorieën persoonsgegevens gelijktrekken met de grondslag die daarvoor wordt voorgesteld in het wetsvoorstel tot wijziging van Rijkswet op het Nederlanderschap en de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017, alsmede intrekking van de Rijkswet van 10 februari 2017, houdende wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap in verband met het intrekken van het Nederlanderschap in het belang van de nationale veiligheid (Stb. 2017, 52)1. In dat wetsvoorstel stelde de regering tevens een grondslag voor de verwerking van ras of etnische afkomst voor. Na kritiek van de Raad van State over het ontbreken van onderbouwing voor een aantal categorieën persoonsgegevens, paste de regering het wetsvoorstel aan en werd de grondslag beperkt tot de verwerking van bijzondere categorieën van persoonsgegevens waaruit politieke opvattingen, religieuze of levensbeschouwelijke overtuigingen of gegevens over gezondheid blijken. Dit amendement op het onderhavige wetsvoorstel zou daarom tevens consistentie aanbrengen in de grondslagen voor de verwerking van persoonsgegevens in de twee wetsvoorstellen.
Van der Werf