Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is Verordening (EU) 2019/816 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 tot invoering van een gecentraliseerd systeem voor de vaststelling welke lidstaten over informatie beschikken inzake veroordelingen van onderdanen van derde landen en staatlozen (Ecris-TCN) ter aanvulling van het Europees Strafregisterinformatiesysteem en tot wijziging van Verordening (EU) 2018/1726 (PbEU 2019, L 135), en Richtlijn (EU) 2019/884 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 tot wijziging van Kaderbesluit 2009/315/JBZ van de Raad, betreffende de uitwisseling van informatie over onderdanen van derde landen en betreffende het Europees Strafregisterinformatiesysteem (Ecris) en ter vervanging van Besluit 2009/316/JBZ van de Raad (PbEU 2019, L 151) uit te voeren, en dat het wenselijk is de hiervoor noodzakelijke bepalingen aan te passen in de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 worden onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel ab door een puntkomma twee onderdelen toegevoegd, luidende:
de centrale autoriteit, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van het kaderbesluit 2009/315/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 26 februari 2009 betreffende de organisatie en de inhoud van uitwisseling van gegevens uit het strafregister tussen de lidstaten (PbEU L 93/23);
Het Europees strafregisterinformatiesysteem-derdelanders, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van Verordening (EU) 2019/816.
B
Na artikel 2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Onze Minister maakt gebruik van Ecris-TCN ten behoeve van de strafrechtspleging en daarnaast voor de volgende doelen:
a. een verzoek van de betrokkene om hem betreffende justitiële gegevens als bedoeld in artikel 18;
b. veiligheidsonderzoek in verband met werving of vrijwillige activiteiten waarbij sprake is van rechtstreeks en geregeld contact met kinderen, nadat betrokkene een aanvraag heeft gedaan om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 28;
2. Onze Minister verzoekt de centrale autoriteit van een lidstaat om doorgifte van justitiële gegevens ten behoeve van de in het eerste lid genoemde doelen.
3. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over het doen van een verzoek om doorgifte van justitiële gegevens aan de centrale autoriteiten van andere lidstaten van de Europese Unie en over de ontvangst van justitiële gegevens vanuit andere lidstaten van de Europese Unie.
C
Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het tweede tot het derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. Justitiële gegevens kunnen worden ter beschikking gesteld ten behoeve van andere doelen dan de strafrechtspleging aan de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat van de Europese Unie.
2. In het derde lid wordt «bedoeld in het eerste lid» vervangen door «bedoeld in het eerste en tweede lid».
3. In het derde lid vervalt «, en over de ontvangst van justitiële gegevens vanuit andere lidstaten van de Europese Unie».
D
In artikel 17a, onderdeel d, wordt «artikelen 18, eerste lid, en 22, eerste en tweede lid» vervangen door «artikelen 18 en 22, eerste en tweede lid».
E
In artikel 17b, tweede lid, wordt «inzage, op grond van artikel 18, eerste lid,» vervangen door «een overzicht, op grond van artikel 18,».
F
Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «binnen vier weken» vervangen door «binnen zes weken» en wordt «om die justitiële gegevens in te zien» vervangen door «om een overzicht van die justitiële gegevens te verkrijgen».
2. Het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid vervallen.
G
Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «om inzage, op grond van artikel 18, eerste lid,» vervangen door «om een overzicht, op grond van artikel 18,».
2. In het tweede lid wordt «artikel 18, eerste lid,» vervangen door «artikel 18».
H
In artikel 25, eerste lid, wordt «artikelen 18, eerste lid, en 22, eerste lid,» vervangen door «artikelen 18 en 22, eerste lid,».
I
In artikel 36, eerste lid, wordt «artikel 18, eerste lid» vervangen door «artikel 18».
J
Artikel 51b, tweede en derde lid, komt te luiden:
2. Onverminderd het verder bij wet bepaalde over kennisneming of inzage van tenuitvoerleggingsgegevens heeft de betrokkene het recht om op diens schriftelijke verzoek binnen vier weken van Onze Minister uitsluitsel te krijgen over de al dan niet verwerking van hem betreffende tenuitvoerleggingsgegevens en, wanneer dat het geval is, om die tenuitvoerleggingsgegevens in te zien en hierover de informatie, bedoeld in artikel 18, onderdelen a tot en met g, te verkrijgen. Onze Minister doet daarbij geen mededelingen in schriftelijke vorm over de verwerking van de betrokkene betreffende tenuitvoerleggingsgegevens, tenzij hij weigert een mededeling te doen. Een gehele of gedeeltelijke afwijzing vindt schriftelijk plaats.
3. Indien de verwerking betrekking heeft op tenuitvoerleggingsgegevens waarvoor het College van procureurs-generaal verwerkingsverantwoordelijke is, wordt bij de overeenkomstige toepassing van de artikelen, bedoeld in het eerste lid, in die artikelen alsmede in het tweede lid waar wordt gesproken over «Onze Minister» gelezen «het College van procureurs-generaal».
K
In artikel 51d, derde lid, onderdeel c, tweede gedachtestreepje, wordt «voor wat betreft de overeenkomstige toepassing van artikel 18» vervangen door «met uitzondering van het verder bij wet bepaalde over kennisneming of inzage van tenuitvoerleggingsgegevens».
L
Artikel 51f wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «artikelen 3, 7, 7a, 7b, 7d tot en met 7f, 15, 16, 16a, 17a, 17b, 18 en 20 tot en met 25» vervangen door «artikelen 3, 7, 7a, 7b, 7d tot en met 7f, 15, 16, 16a, 17a, 17b en 20 tot en met 25».
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. De betrokkene heeft het recht om op diens schriftelijke verzoek binnen vier weken van een gerecht als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de rechterlijke organisatie uitsluitsel te krijgen over de al dan niet verwerking van hem betreffende gerechtelijke strafgegevens en, wanneer dat het geval is, om die gerechtelijke strafgegevens in te zien en hierover de informatie, bedoeld in artikel 18, onderdelen a tot en met g, te verkrijgen. Het gerecht doet daarbij geen mededelingen in schriftelijke vorm over de verwerking van de betrokkene betreffende gerechtelijke strafgegevens, tenzij het gerecht weigert een mededeling te doen. Een gehele of gedeeltelijke afwijzing vindt schriftelijk plaats.
M
In artikel 51h, derde lid, onderdeel c, tweede gedachtestreepje, wordt «artikelen 7e, 17a, 17b, 18, 22 en 24» vervangen door «artikelen 7e, 17a, 17b, 22 en 24, alsmede artikel 51f, derde lid».
Artikel 27b van het Wetboek van Strafvordering wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vijfde lid wordt «artikelen 1, onderdelen i, j, l tot en met z, 3, 7 tot en met 7b, 7d tot en met 7f, 15, 16, 16a, 17a, 17b, 18, 20 en 22 tot en met 26h en 27, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens» vervangen door artikelen 1, onderdelen i, j, l tot en met z, 3, 7 tot en met 7b, 7d tot en met 7f, 15, 16, 16a, 17a, 17b, 20 en 22 tot en met 26h en 27, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens».
2. Onder vernummering van het zesde lid tot zevende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
6. De betrokkene heeft het recht om op diens schriftelijke verzoek binnen vier weken van Onze Minister van Justitie en Veiligheid uitsluitsel te krijgen over de al dan niet verwerking van hem betreffende gegevens, bedoeld in het derde lid, en, wanneer dat het geval is, om die gegevens in te zien en hierover de informatie, bedoeld in artikel 18, onderdelen a tot en met g, te verkrijgen. Onze Minister van Justitie en Veiligheid doet daarbij geen mededelingen in schriftelijke vorm over de verwerking van de betrokkene betreffende gegevens, tenzij hij weigert een mededeling te doen. Een gehele of gedeeltelijke afwijzing vindt schriftelijk plaats.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister voor Rechtsbescherming,