Ontvangen 22 maart 2022
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
Artikel I, onderdeel A, wordt als volgt gewijzigd:
1. De aanhef, onderdeel 1 en de aanduiding «2.» vervallen.
2. In de tekst wordt na «In» ingevoegd «artikel 1, in» en wordt «, 3a of 3b» vervangen door «of 3a».
II
In artikel I, onderdeel B, wordt in de aanhef «worden twee artikelen» vervangen door «wordt een artikel» en vervalt het voorgestelde artikel 3b.
III
In artikel I, onderdeel C, wordt «, artikel 3a en artikel 3b,» vervangen door «, en 3a,».
IV
In artikel I, onderdeel E, wordt in het voorgestelde artikel 5a, eerste lid, «de artikelen» vervangen door «artikel» en vervalt «en, indien hieraan toepassing is gegeven, 3b».
V
In artikel I, onderdeel F, onderdeel 1, vervalt «en artikel 3b».
VI
In artikel I, onderdeel G, vervalt in het voorgestelde onderdeel a van artikel 7, tweede lid, «en 3b».
VII
In artikel I, onderdeel H, vervalt in het voorgestelde derde lid van artikel 8 «en, indien hieraan toepassing is gegeven, artikel 3b» en wordt «of de beschikbare bedragen worden» vervangen door «wordt».
VIII
In artikel I, onderdeel I, wordt «3b» vervangen door «3a».
IX
In artikel I, onderdeel J, wordt «3b» vervangen door «3a».
Ondergetekenden zijn van mening dat het aanwijzen van een rechtspersoon voor het informeren van het kennisveld over het beleid van de Europese Unie inzake onderwijs en onderzoek niet tot de verantwoordelijkheid van de Minister behoort, zeker niet in een volwassen sector als het hoger onderwijs en onderzoek. Deze sector dient op eigen benen te kunnen staan en blijkt zelf de nodige voorzieningen te kunnen treffen. Het introduceren van een publieke taak ondermijnt de eigen verantwoordelijkheid en rekt de grenzen van de stelselverantwoordelijkheid verder op. De Raad van State pleit in zijn advies over de ministeriële verantwoordelijkheid juist voor een scherpere afbakening van de stelselverantwoordelijkheid (Kamerstukken II 2019/20, 35 300, nr. 78, bijlage). Dit amendement schrapt daarom de bevoegdheid een rechtspersoon te kunnen aanwijzen.
Bisschop Van der Molen