Ontvangen 12 november 2021
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een verslag uitgebracht over het bovengenoemde wetsvoorstel. De regering is de leden van de fracties van VVD, D66, CDA, GroenLinks en SGP erkentelijk voor de belangstelling en de gestelde vragen. De volgorde van het verslag is aangehouden en voor de goede leesbaarheid van de beantwoording zijn de gestelde vragen cursief weergegeven.
De leden van de VVD-fractie vragen welke mogelijkheden niet-Nederlandstaligen die al een mbo-niveau 2 diploma hebben behaald of een door ervaring verworven mbo-niveau 2 denk- en werkniveau hebben bereikt, hebben om Nederlands te leren en zo een vervolg te kunnen geven aan hun loopbaan? Waarom kiest de regering ervoor om het beroepsonderwijs op mbo-niveau 3 en 4 en de daaraan verbonden examens op Bonaire in het Papiaments aan te bieden, in plaats van deze studenten te stimuleren om Nederlands te leren? Zou dit deze studenten niet veel verder brengen in hun loopbaan, ook wanneer zij bijvoorbeeld willen deelnemen aan de arbeidsmarkt in Nederland? Kan de regering deze leden informeren over het huidige taalniveau, uitgesplitst per niveau, van de mbo’ers op Bonaire als het gaat om Nederlands, Engels en Papiaments? Welk Nederlands, Engels en Papiaments taalniveau, uitgesplitst per niveau, is voor mbo’ers op Bonaire nodig voor een goede start van hun loopbaan, zo vragen de leden.
Het uitgangspunt is en blijft dat beroepsonderwijs in het Nederlands wordt aangeboden. De mogelijkheid een mbo-opleiding in het Papiaments aan te bieden, betreft een uitzondering. Als een school besluit van deze uitzonderingsmogelijkheid gebruik te maken, dient zij in haar afwegingen de in de wet geformuleerde criteria te betrekken, zoals de aard van de doelgroep en de instructietaal die bij deze doelgroep in de vooropleiding werd gehanteerd. In het initieel onderwijs op Bonaire worden leerlingen in het primair onderwijs onderwezen in het Papiaments en in het Nederlands; in het voortgezet onderwijs en mbo is de instructietaal hoofdzakelijk Nederlands. Uitzonderingen daarop kunnen worden gemaakt in het praktijkonderwijs en in de mbo-niveau 1 en 2 opleidingen. Voor studenten in het initieel onderwijs ligt het daarom niet voor de hand om opleidingen in het Papiaments aan te bieden, met uitzondering van de leerlingen die vanuit het praktijkonderwijs doorstromen naar een mbo-opleiding.
Echter, in het mbo worden ook post-initiële studenten opgeleid die niet vanuit het Nederlandstalige voortgezet onderwijs instromen. De regering wil mensen die, ondanks dat zij de Nederlandse taal onvoldoende beheersen, nog een stap in hun loopbaanontwikkeling kunnen maken, die mogelijkheid bieden. Dit bevordert het leven lang ontwikkelen en de participatie op de (lokale) arbeidsmarkt.
Voor de meeste inwoners op Bonaire is Nederlands niet de moedertaal en op diverse werkplekken wordt geen Nederlands gesproken. Papiaments is één van de twee officiële talen op Bonaire. Voor een goed maatschappelijk functioneren is het Nederlands, anders dan in Europees Nederland, geen vereiste. Werkenden worden, waar mogelijk en waar nodig, gestimuleerd hun beroepsvaardigheden te verbeteren. Indien zij eerst Nederlands – voor hen een vreemde taal die ver van hun eigen taalachtergrond en dagelijkse taalomgeving afstaat – moeten leren om een beroepsopleiding te kunnen volgen, is dat een noch aantrekkelijk noch realistisch perspectief. Zij kiezen er dan veeleer voor geen verdere opleiding te volgen, en op die manier dus geen verdere stap in hun loopbaan te zetten.
Het wetsvoorstel betreft alleen de taal waarin het onderwijs wordt gegeven en de examens worden afgenomen. Nederlands als (generiek) vak is in alle mbo-opleidingen een verplicht vak, ook indien de instructietaal van de opleiding Papiaments is.
De Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen geldt in Caribisch Nederland niet.
Mbo-scholen in Caribisch Nederland hanteren in hun eigen beleid echter wel referentieniveaus. Voor een aantal opleidingen liggen die referentieniveaus lager dan de voor Europees Nederland vastgestelde referentieniveaus. Deze referentieniveaus zijn voor het mbo op Bonaire: mbo-niveau 1: 1F; mbo-niveau 2: 1F; mbo-niveau 3: 2F; en mbo-niveau 4: 3F. Er worden op alle mbo-niveaus examens Nederlandse taal afgenomen, maar de resultaten tellen niet mee bij de slaag-zakbepaling.
Papiaments en Engels zijn, met uitzondering van Engels in de mbo-niveau 4 opleidingen, geen verplichte vakken maar worden in diverse opleidingen als keuzedeel «moderne vreemde talen» aangeboden op niveau A2/B1.
Mensen die op Bonaire, buiten de mogelijkheden binnen het reguliere onderwijs, de Nederlandse taal willen leren kunnen terecht bij particuliere aanbieders van online cursussen. Daarnaast zijn er op Bonaire ook enkele particuliere aanbieders van individuele of klassikale lessen Nederlands.
De leden van de VVD-fractie vragen hoe groot het aantal studenten ongeveer is dat niet vanuit een Nederlandstalige vooropleiding komt en op deze manier toch in het beroepsonderwijs in Bonaire kan instromen.
Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie waarom er destijds voor gekozen is om de uitzondering enkel voor mbo niveau 1 en 2 te laten gelden.
De leden van de VVD-fractie vragen voor welke doelgroepen het mogelijk wordt het mbo-niveau 3 en 4 in het Papiaments aan te gaan bieden. Geldt een uitzondering dan enkel voor het gegeven voorbeeld van een koksopleiding, of kan dit bijvoorbeeld ook gelden voor zorgopleidingen of onderwijsopleidingen? Wat is de waarde van een dergelijk diploma in Nederland? Is deze gelijk aan een mbo 3 of 4 diploma van een opleiding die wel in het Nederlands is gegeven? Op welke manier wordt precies de afweging gemaakt of het wel nodig is dat een opleiding in het Nederlands wordt gegeven of niet, zo vragen de leden.
Op Bonaire nemen momenteel in totaal 640 mbo-studenten deel aan het bekostigd onderwijs. Papiamentstalige opleidingen op de hogere mbo-niveaus zullen alleen in uitzonderlijke gevallen worden aangeboden. Een voorbeeld is de koks-opleiding op mbo-niveau 3 in de beroepsbegeleidende leerweg (bbl), waarbij een groepje studenten de Papiamentstalige opleiding mbo-niveau 2 heeft afgerond, voldoende gemotiveerd is en door hun werkgevers gestimuleerd wordt om ook een opleiding mbo-niveau 3 te volgen. Daarmee kunnen ze van een functie als assistent-kok doorgroeien naar een functie als zelfstandig kok. In dit geval gaat het om 12–14 studenten per jaar of, wanneer de instroom onvoldoende is, per twee jaar. Vergelijkbare trajecten waarin in samenspraak met werkgevers en studenten wordt besloten dat een Papiamentstalige opleiding wenselijk is, zijn in de toekomst denkbaar in tekortsectoren als techniek en bouw waar werkgevers op dit moment nog veel werknemers uit het buitenland werven. Het zal daarbij vermoedelijk om vergelijkbare aantallen studenten gaan. Voor aan het onderwijs gerelateerde mbo-opleidingen als pedagogisch medewerker of onderwijsassistent liggen Papiamentstalige opleidingen niet voor de hand aangezien de Nederlandse taalvaardigheid in de beroepspraktijk van deze beroepen relevant is.
In de wetsgeschiedenis zijn de eerder gemaakte keuzes ten aanzien van de instructietaal van het onderwijs slechts summier toegelicht. Aanvankelijk gold de uitzondering alleen voor mbo-niveau 1. Van de zijde van de BES-eilanden is vervolgens aangegeven dat het ook voor mbo-niveau 2 wenselijk was dat afgeweken kon worden van het uitgangspunt dat het onderwijs wordt gegeven en de examens worden afgenomen in het Nederlands. Naar aanleiding daarvan is dit wettelijk mogelijk gemaakt. Vermoedelijk zijn de hogere mbo-niveaus destijds niet in deze overweging betrokken, omdat in die tijd de opleidingen op hogere mbo-niveaus op Saba en Sint Eustatius helemaal niet en op Bonaire slechts zeer zelden werden aangeboden.
De doelgroep van dit wetsvoorstel betreft niet-Nederlandstalige volwassenen die al werken of door middel van een bbl-opleiding naar werk begeleid kunnen worden. Verder betreft de doelgroep niet-Nederlandstalige studenten die vanuit een Papiamentstalige mbo-2 opleiding kunnen doorstromen (dit zijn overigens ook uitsluitend volwassenen).
De waarde van een mbo-3 of 4 diploma blijft gelijk, onafhankelijk van de instructietaal die tijdens de opleiding is gehanteerd. Voor een diploma van een Papiamentstalige opleiding geldt echter geen automatisch toelatingsrecht tot een vervolgopleiding in Europees Nederland.
Zoals bij de inleiding is toegelicht, blijft het uitgangspunt dat opleidingen in het Nederlands worden verzorgd. De uitzondering maakt het mogelijk de afweging te maken om een bepaalde opleiding (ook) in het Papiaments te verzorgen.
In artikel 7.1.1, tweede lid Web BES is aangegeven dat het bevoegd gezag bij het bepalen van zijn keuze in zijn overwegingen ten minste het volgende betrekt:
a. de dominante taal op een eilandgebied,
b. de gehanteerde instructietaal in de vooropleiding,
c. de aard van de doelgroep en de mate aan kennis van de dominante taal of van de geëigende instructietaal op een eilandgebied bij deze doelgroep,
d. de instructietaal van vervolgopleidingen, en
e. de beschikbaarheid van lesmateriaal in de desbetreffende instructietaal.
Daarnaast geldt (ook voor de Nederlandstalige opleidingen) dat uitsluitend opleidingen met voldoende (lokale) arbeidsmarktrelevantie kunnen worden aangeboden. Als de school een nieuwe opleiding overweegt, adviseert de Raad Onderwijs Arbeidsmarkt Caribisch Nederland (ROA CN) de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) over de arbeidsmarktrelevantie van de opleiding. Na toestemming van de Minister kan de school de nieuwe opleiding starten.
In de praktijk betrekt de school de studenten, werkgevers en de ROA CN nauw bij haar afwegingen. Zeker in de kleinschalige context van Bonaire (22.000 inwoners) is het belangrijk van te voren verzekerd te zijn van voldoende studenten en werkgevers (erkende leerbedrijven voor stage- of bbl-plaatsen waarbij de leermeesters dus ook Nederlandse en/of Papiamentse taalvaardigheid zullen moeten hebben) alvorens te investeren in docenten, praktijkfaciliteiten, lesplannen en lesmateriaal.
De leden van de D66-fractie vragen hoeveel studenten naar verwachting van de regering gebruik zullen maken van de mogelijkheid om op mbo-niveau 3 en 4 examens in het Papiaments af te leggen. Verwacht de regering problemen voor studenten die later toch beogen te gaan studeren in Europees Nederland? Is er voor hen een mogelijkheid om dan alsnog deze keuze te maken? Welke stappen kunnen studenten dan doorlopen, zo vragen deze leden.
Gelet op het afwegingskader in artikel 7.1.1, tweede lid Web BES, en het feit dat er een urgente vraag vanuit de arbeidsmarkt moet zijn, zal het slechts om een zeer beperkt aantal opleidingen en een beperkt aantal studenten gaan. Bij de koksopleiding, die aanleiding was voor de voorgestelde wetswijziging, gaat het om 12–14 studenten. Daarbij is nog niet zeker of er elk jaar voldoende nieuwe instroom zal zijn of dat de opleiding bijvoorbeeld eens in de twee jaar zal worden aangeboden. Concrete plannen voor andere Papiamentstalige opleidingen zijn er nog niet. Maar in het belang van een goede aansluiting van onderwijs op de arbeidsmarkt zullen betrokken partijen (school, werkgevers en de ROA CN) wel verdere verkenningen hiernaar doen. Mochten er in de toekomst ook andere opleidingen in aanmerking komen, dan zal het naar verwachting om vergelijkbare aantallen gaan. Het blijft maatwerk. Er is geen aanleiding om te verwachten dat deze werknemers, voor wie de nu aangeboden mbo-opleiding al een vervolgstap is, in de toekomst een vervolgopleiding in Europees Nederland zouden beogen. Daarvoor is de taalbarrière te groot, maar ook hun persoonlijke leefomstandigheden (waaronder werk en gezin) maken een dergelijke stap zeer onwaarschijnlijk. Het zal dan meer voor de hand liggen in de regio zelf nog enige bijscholing te volgen.
De leden van de CDA-fractie vragen wat de reden is dat met het aanbieden van mbo-niveau 2 opleidingen in het Papiaments momenteel terughoudend omgegaan wordt, terwijl dit al kan. Wat zijn de verwachtingen voor het toepassen van het Papiaments na invoering van het wetsvoorstel? Is het dan de bedoeling dat wel alle niveau 2 opleidingen in het Papiaments aangeboden gaan worden? In hoeverre is het verzoek tot het uitbreiden van de uitzonderingsmogelijkheid voor het Papiaments gekomen vanuit de SGB, zo vragen de leden.
Het aanbieden van opleidingen op mbo-niveau 2 in het Papiaments betreft een uitzonderingsmogelijkheid. De Nederlandse taal als instructietaal is de norm. Studenten die na het behalen van hun vmbo-diploma doorstromen naar een mbo-niveau 2 opleiding hebben een Nederlandstalige vooropleiding gedaan en worden in principe in staat geacht een aansluitende mbo-opleiding in het Nederlands te volgen. De uitzondering van Papiamentstalige mbo-niveau 2 opleidingen wordt vooral gebruikt voor studenten die vanuit de entree-opleiding (dus zonder vmbo-diploma) doorstromen naar mbo-niveau 2 en voor werkenden die, veelal gestimuleerd door hun werkgevers, via een bbl-opleiding nog een diploma willen behalen.
Het is niet de verwachting noch de bedoeling dat in de toekomst alle mbo-niveau 2 opleidingen in het Papiaments worden aangeboden. Voor leerlingen die vanuit het vmbo instromen blijven de Nederlandstalige mbo-opleidingen de norm. Papiaments als instructietaal is en blijft een uitzondering.
Op Bonaire heeft het aanbieden van opleidingen in het Papiaments een breed draagvlak. Dit blijkt uit gesprekken met de SGB waarin dit verzoek herhaaldelijk is geuit, mede naar aanleiding van de wens van de huidige groep studenten in de Papiamentstalige koksopleiding (mbo-niveau 2). Ook de ROA CN geeft in haar adviezen te kennen de wens om ook op hoger niveau Papiamentstalige opleidingen te kunnen aanbieden, te ondersteunen in het belang van de arbeidsmarkt en de ontwikkelingsmogelijkheden van de desbetreffende studenten.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de regering contact heeft gehad met mbo-studenten in Bonaire over deze wetswijziging. Zo nee, waarom niet? Gaat de regering stappen zetten om hen die het aangaat te betrekken bij dit initiatief?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen op welke wijze de regering de communicatie gaat vormgeven, waarmee duidelijk wordt dat, indien de mbo-opleiding in het Papiaments wordt gevolgd, de student geen toelatingsrecht heeft tot het onderwijs in Europees Nederland.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen voorts of de regering uiteen kan zetten welke aanvullende stappen deze mbo-studenten moeten ondernemen indien ze toch wel willen doorstromen tot het onderwijs in Europees Nederland.
Tot slot vragen de leden van de GroenLinks-fractie of de regering van plan is om een evaluatie van de wetswijziging uit te voeren. Zo nee, waarom niet, zo vragen de leden.
De regering heeft geen direct contact gehad met mbo-studenten over deze wetswijziging. De school en ook de ROA CN hebben hierover wel uitvoerig gesproken met zowel studenten als werkgevers. De regering gaat ervan uit dat de bevindingen van de school en de ROA CN in dit verband een voldoende betrouwbaar beeld geven van de wensen en ambities van zowel studenten als werkgevers.
Het toelatingsrecht tot vervolgopleidingen in het Europees Nederlandse mbo op basis van een op grond van de Web BES behaald mbo-diploma, is sinds 1 augustus 2021 vastgelegd in artikel 2a van de Regeling aanwijzing diploma’s beroepsonderwijs. Vóór die datum bestond op basis van in Caribisch Nederland behaalde diploma’s voortgezet onderwijs of beroepsonderwijs geen automatisch toelatingsrecht tot Europees Nederlandse mbo-instellingen. Nu bestaat dat toelatingsrecht wel mits de mbo-opleiding in het Nederlands is gevolgd en examens in het Nederlands zijn afgenomen. Overigens betekent het feit dat geen toelatingsrecht is vastgelegd niet dat deze studenten niet toegelaten zouden kunnen worden. Het betekent alleen dat zij geen automatisch recht op toelating hebben.
Over deze wetswijziging is nog niet formeel gecommuniceerd op informatiesites die zich specifiek richten op informatie over doorstroommogelijkheden voor studenten. Hierin kan alsnog voorzien worden, bijvoorbeeld na inwerkingtreding van onderhavig wetsvoorstel.
Voor studenten die de Nederlandse taal niet of niet voldoende beheersen en toch in Europees Nederland willen studeren, ligt het voor de hand dat zij eerst Nederlands leren, of, indien zij de Engelse taal wel goed beheersen een Engelstalige opleiding te kiezen. Bij die laatste optie dienen zij rekening te houden met het feit dat in het Engelstalige mbo-onderwijs in Europees Nederland de Nederlandse taal wel een verplicht vak is dat ook meetelt voor het diploma. In de praktijk zijn de studenten die in aanmerking komen voor Papiamentstalig beroepsonderwijs op Bonaire echter niet de taalvaardige studenten die makkelijk een nieuwe vreemde taal leren. De kans dat zij na het behalen van een diploma op Bonaire (vaak al een hele stap voor hen) door willen stromen tot het onderwijs in Europees Nederland acht ik uiterst gering, zo niet nihil. De doelgroep betreft werknemers/studenten die gericht zijn op wonen en werken in de Caribische regio.
Een formele evaluatie is, gelet op de geringe impact van deze wetswijziging niet voorzien. De regering is echter zeker voornemens de ontwikkeling, inschrijvingen en resultaten van deze Papiamentstalige opleidingen te monitoren.
De leden van de SGP-fractie vragen in hoeverre het criterium dat leerlingen geen opleiding in het Papiaments volgen indien zij daarna nog een Nederlandstalige vervolgopleiding willen volgen, werkbaar is, aangezien niet alle studenten die een vervolgopleiding beginnen dit meteen aansluitend aan de beroepsopleiding doen. Hoe wordt voorkomen dat de gevolgde opleiding in het Papiaments een belemmering vormt voor degenen die later een vervolgopleiding starten? Kan de regering ook aangeven of studenten van niveau-3 en niveau-4 vaker in het Europees deel van Nederland terechtkomen en in hoeverre dat aanleiding vormt om juist bij deze niveaus terughoudender te zijn met het toestaan van het Papiaments?
Is overwogen om de criteria voor afwijking van het Nederlands stringenter te formuleren nu het bereik van de afwijking groter wordt, zo vragen de leden.
De Papiamentstalige beroepsopleidingen zijn vooral bedoeld voor volwassenen. Voor de meesten van hen is het doen van de beroepsopleiding al een hele stap. Uiteraard is het niet uitgesloten dat zij later nog weer verder zouden willen leren. Maar het ligt niet voor de hand dat zij dit in Europees Nederland zullen willen doen, gelet op de forse extra inspanning die dat alleen al zou vragen vanwege de taal. Daarbij zullen ook andere overwegingen een rol spelen, aangezien dit mensen zijn die veelal gezinnen hebben en wonen en werken in de Caribische regio. Juist vanwege het taalprobleem kiezen zij nu voor een Papiamentstalige (vervolg)opleiding. Om daarna nogmaals een vervolgstap te zetten naar een ander werelddeel en een opleiding in een vreemde taal, lijkt geen voor de hand liggende route.
In de huidige wetgeving is het al mogelijk een mbo-niveau 2 opleiding in het Papiaments aan te bieden. Met een mbo-niveau 2 diploma op zak kunnen studenten in principe doorstromen naar een mbo-niveau 3 of 4 opleiding, ook in Europees Nederland. In de praktijk kiezen deze studenten echter niet voor het Nederlandstalige mbo-onderwijs op Bonaire, laat staan in Europees Nederland. De taaldrempel is daarvoor te groot.
Uit informatie van de SGB blijkt dat vanuit het Nederlandstalige mbo-onderwijs op Bonaire gemiddeld minder dan 10 mensen per jaar doorstromen naar vervolgopleidingen in Europees Nederland. Ook op de Nederlandstalige mbo-opleidingen zijn de studenten hoofdzakelijk gericht op wonen en werken in de regio. Vanuit het huidig Papiamentstalig onderwijs is de doorstroom naar Europees Nederlands vervolgonderwijs nul. De verwachting is dat dat niet verandert indien er meer mogelijkheden voor Papiamentstalige opleidingen op Bonaire zijn.
Dat een Papiamentstalige opleiding een belemmering vormt voor de toekomstperspectieven van studenten wordt voorkomen door de Papiamentstalige opleidingen alleen aan te bieden aan mensen voor wie juist de Nederlandse taal een belemmering vormt om een vervolgopleiding te gaan doen. De Papiamentstalige opleidingen zijn voor deze studenten juist al een vervolgopleiding, die ze niet zouden kunnen doen als er geen Papiamentstalig onderwijs wordt aangeboden. Gelet op het afwegingskader in artikel 7.1.1, tweede lid Web BES, en het feit dat er een urgente vraag vanuit de arbeidsmarkt moet zijn, zal het slechts om een zeer beperkt aantal opleidingen en een beperkt aantal studenten gaan. Verder wordt ervan uitgegaan dat de school de student goed informeert over de opleiding en over de eventuele voor- en nadelen van het volgen van deze opleiding.
De doorstroom van studenten die op Bonaire een mbo-diploma hebben behaald en daarna nog verder willen studeren in Europees Nederland, is heel gering. Het gaat jaarlijks om minder dan 10 studenten. Veelal kiezen studenten die in Europees Nederland willen studeren in een eerder stadium (na het behalen van hun diploma voor voortgezet onderwijs) voor deze stap. De keuze voor mbo op Bonaire wordt waarschijnlijk ook ingegeven vanuit de wens om in de Caribische regio te blijven wonen en werken.
Volgens de huidige criteria in artikel 7.1.1, tweede lid, Web BES betrekt het bevoegd gezag ook de instructietaal uit de vooropleiding bij zijn afweging. Gelet op de wijze waarop in de afgelopen jaren met deze mogelijkheid is omgegaan – i.e. alle entree-opleidingen worden in het Papiaments verzorgd maar slechts een klein deel van de mbo-2 opleidingen aangezien leerlingen uit het vmbo doorstromen naar Nederlandstalig mbo – is een stringentere formulering niet nodig. Het bereik van de afwijking wordt weliswaar uitgebreid naar de mbo-niveaus 3 en 4, maar de doelgroep is juist kleiner.
De leden van de VVD-fractie vragen op welke manier de afweging om gebruik te maken van de uitzonderingsregeling, wordt getoetst door het Ministerie van OCW. Moet er dan bijvoorbeeld sprake zijn van urgente lokale behoefte op de arbeidsmarkt of welke andere vereisten zijn er dan nodig, zo vragen de leden.
De behoefte op de arbeidsmarkt moet aangetoond worden voor alle opleidingen die de SGB aanbiedt, dat geldt evenzeer voor opleidingen die in het Papiaments worden aangeboden. In haar advies over de opleidingen aan de Minister van OCW neemt de ROA CN het taalaspect ook mee. Verder geldt weliswaar dat de SGB zelf een afweging maakt maar, gelet op het afwegingskader in artikel 7.1.1, tweede lid, Web BES, moet die afweging goed onderbouwd kunnen worden. Hierop kan de Inspectie van het Onderwijs toezicht houden.
De leden van de VVD-fractie vragen op welke manier de inspectie toezicht kan houden op de kwaliteit van Papiamentstalige opleidingen. Heeft de inspectie momenteel de expertise als het bijvoorbeeld gaat om het Papiaments of is het bij zijn oordeel dan afhankelijk op het oordeel van derden, zo vragen de leden.
De Inspectie van het Onderwijs houdt nu ook al toezicht op de Papiamentstalige opleidingen in het mbo en in het praktijkonderwijs en op het primair onderwijs dat voor een deel in het Papiaments wordt verzorgd. Zij beoordeelt het onderwijs (al het onderwijs, dus ook het Nederlandstalige onderwijs) door middel van triangulatie. Dat wil zeggen dat zij informatie verkrijgt uit onder meer documenten, uit gesprekken met studenten, docenten, begeleiders en management en uit lesobservaties. Dat is bij Papiamentstalig onderwijs in het mbo niet anders. Waar nodig kan de inspectie daarbij een beroep doen op vertalers.
De leden van de VVD-fractie vragen of de kosten die samenhangen met het aanbieden van bepaalde opleidingen in het Papiaments, bijvoorbeeld het vertalen van lesmateriaal, worden doorberekend aan de student. Is daarnaast een inventarisatie gemaakt of sprake is van voldoende onderwijzend personeel dat voldoende vaardig is in het Papiaments? Zo niet, waarom niet, zo vragen de leden.
De school is niet voornemens deze kosten door te berekenen aan de studenten, aangezien de draagkracht van deze studenten zeer gering is. In haar afwegingen een opleiding in het Papiaments aan te bieden zal de school ook de beschikbaarheid van lesmateriaal en eventuele kosten voor vertaling van lesmateriaal moeten meewegen.
De school moet voor elke opleiding die zij wil aanbieden – Nederlandstalig en Papiamentstalig – bezien wat dit vraagt aan personele bezetting en eisen die aan hen worden gesteld. Voor het concrete plan voor een Papiamentstalige bbl-koksopleiding op niveau 3, heeft de school momenteel voldoende Papiamentstaalvaardige docenten.
De leden van de VVD-fractie vragen of een aantal specifieke voorbeelden gegeven kunnen worden van andere opleidingen waarvoor op termijn een Papiamentstalige bbl-variant zou kunnen worden ontwikkeld.
Op dit moment kunnen nog geen andere concrete voorbeelden worden gegeven. Zoals al eerder naar voren is gebracht, is de school terughoudend in het aanbieden van Papiamentstalige mbo-opleidingen. De vraag moet echt vanuit de arbeidsmarkt komen.
Techniek en bouw zijn op Bonaire tekortsectoren waarvoor veel personeel uit het buitenland wordt geworven. Het zou een goede ontwikkeling zijn als er meer inwoners van Bonaire in aanmerking zouden kunnen komen voor de vacatures in deze sectoren. Het zal echter nog de nodige stappen en overtuigingskracht vergen om de scholingsbereidheid in deze sectoren te vergroten.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven