Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 27 september 2021

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

Inhoudsopgave

blz.

       

I

ALGEMEEN

2

 

1.

Inleiding

3

 

2.

Hoofdlijnen voorstel

3

 

3.

Regeldruk

5

 

4.

Toezicht en handhaving

5

 

5.

Financiële gevolgen

5

 

6.

Inwerkingtreding

5

I ALGEMEEN

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel in verband met uitbreiding van de uitzonderingsmogelijkheid om het onderwijs en de examens van mbo-opleidingen op Bonaire in het Papiaments aan te bieden en hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de wetswijziging ten behoeve van het beroepsonderwijs op de BES1-eilanden. Zij hebben nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden vinden het ook belangrijk om aan de behoefte van de doelgroep en de behoefte op de lokale arbeidsmarkt tegemoet te komen en daarom de uitzonderingsmogelijkheid voor het Papiaments uit te breiden. Tevens hebben deze leden nog een enkele vraag.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van onderliggend wetsvoorstel inzake het uitbreiden van de uitzonderingsmogelijkheid om het onderwijs en de examens van mbo-opleidingen op Bonaire in het Papiaments aan te bieden. De voornoemde leden hebben hierover enkele vragen.

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel.

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie lezen dat de aanleiding van dit wetsvoorstel is dat niet-Nederlandstaligen die al een mbo-niveau 2 diploma hebben behaald of een door ervaring verworven mbo-niveau 2 denk- en werkniveau hebben bereikt, hinder ondervinden in het vervolg van hun loopbaan. Welke mogelijkheden hebben deze studenten om Nederlands te leren en zo een vervolg te kunnen geven aan hun loopbaan? Waarom kiest de regering ervoor om het beroepsonderwijs op mbo-niveau 3 en 4 en de daaraan verbonden examens op Bonaire in het Papiaments aan te bieden, in plaats van deze studenten te stimuleren om Nederlands te leren? Zou dit deze studenten niet veel verder brengen in hun loopbaan, ook wanneer zij bijvoorbeeld willen deelnemen aan de arbeidsmarkt in Nederland? Kan de regering deze leden informeren over het huidige taalniveau, uitgesplitst per niveau, van de mbo’ers op Bonaire als het gaat om Nederlands, Engels en Papiaments? Welk Nederlands, Engels en Papiaments taalniveau, uitgesplitst per niveau, is voor mbo’ers op Bonaire nodig voor een goede start van hun loopbaan, zo vragen de leden.

2. Hoofdlijnen voorstel

De leden van de VVD-fractie lezen dat dit wetsvoorstel het mogelijk maakt voor studenten die niet vanuit een Nederlandstalige vooropleiding komen op deze manier toch in het beroepsonderwijs in Bonaire kunnen instromen. Om hoeveel studenten gaat het hier ongeveer?

Daarnaast lezen de leden van de VVD-fractie dat door de uitzondering van Papiamentstalige opleidingen te beperken tot de eerste twee niveaus van het mbo-onderwijs, niet-Nederlandstaligen hierbij hinder ondervinden wanneer zij een volgende stap willen zetten in hun loopbaan. Dat kan namelijk alleen in het Nederlands. Waarom is er destijds gekozen om de uitzondering enkel voor mbo niveau 1 en 2 te laten gelden?

De leden van de VVD-fractie lezen dat met dit wetsvoorstel het voor het bevoegd gezag mogelijk wordt om voor bepaalde doelgroepen het mbo-niveau 3 en 4 in het Papiaments aan te gaan bieden. Voor welke «doelgroepen» gaat dit gelden? Geldt een uitzondering dan enkel voor het gegeven voorbeeld van een koksopleiding, of kan dit bijvoorbeeld ook gelden voor zorgopleidingen of onderwijsopleidingen? Wat is de waarde van een dergelijk diploma in Nederland? Is deze gelijk aan een mbo 3 of 4 diploma van een opleiding die wel in het Nederlands is gegeven? Op welke manier wordt precies de afweging gemaakt of het wel nodig is dat een opleiding in het Nederlands wordt gegeven of niet, zo vragen de leden.

De leden van de D66-fractie zijn van mening dat alle studenten de beste kansen verdienen op goed onderwijs, ook in het Caribische deel van ons koninkrijk. Zij zijn daarom positief over de mogelijkheid die dit wetsvoorstel studenten op mbo-niveau 3 en 4 biedt om in het beroepsonderwijs examens in het Papiaments af te nemen. Hierdoor kunnen studenten die mbo-niveau 2 denk- en werkniveau hebben bereikt, geen hinder ondervinden om verder te studeren. Deze leden lezen dat dit echter wel ervoor zorgt dat studenten hiermee toelatingsrecht verliezen tot het onderwijs in Europees Nederland. Hoeveel studenten zullen naar verwachting van de regering gebruik maken van deze mogelijkheid? Verwacht de regering problemen voor studenten die later toch beogen te gaan studeren in Europees Nederland? Is er voor hen een mogelijkheid om dan alsnog deze keuze te maken? Welke stappen kunnen studenten dan doorlopen, zo vragen deze leden.

De leden van de CDA-fractie vragen wat de reden is dat met het aanbieden van mbo-niveau 2 opleidingen in het Papiaments momenteel terughoudend omgegaan wordt, terwijl dit al kan. Wat zijn de verwachtingen voor het toepassen van het Papiaments na invoering van het wetsvoorstel? Is het dan de bedoeling dat wel alle niveau 2 opleidingen in het Papiaments aangeboden gaan worden? In hoeverre is het verzoek tot het uitbreiden van de uitzonderingsmogelijkheid voor het Papiaments gekomen vanuit de SGB2, zo vragen de leden.

De leden van de GroenLinks-fractie zijn positief over het onderhavige wetsvoorstel. Deze leden vinden het goed dat mbo-studenten hun studie ook in het Papiaments kunnen voortzetten na niveau 2 van het beroepsonderwijs. De voornoemde leden lezen dat daarmee het beroepsonderwijs op Bonaire beter kan inspelen op de specifieke behoefte van de lokale arbeidsmarkt. De leden vinden het ook belangrijk dat het beroepsonderwijs zo kan aansluiten bij de wensen van de student en er sprake is van keuzevrijheid.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de regering contact heeft gehad met mbo-studenten in Bonaire over deze wetswijziging. Zo nee, waarom niet? Gaat de regering stappen zetten om hen die het aangaat te betrekken bij dit initiatief?

De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat een gevolg van dit voorstel is dat, indien de mbo-opleiding in het Papiaments wordt gevolgd, de student geen toelatingsrecht heeft tot het onderwijs in Europees Nederland. De voornoemde leden vinden het belangrijk dat dit duidelijk gecommuniceerd wordt naar aankomende studenten. Hoe gaat de regering deze communicatie vormgeven?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen voorts of de regering uiteen kan zetten welke aanvullende stappen deze mbo-studenten moeten ondernemen indien ze toch wel willen doorstromen tot het onderwijs in Europees Nederland.

Tot slot vragen de leden van de GroenLinks-fractie of de regering van plan is om een evaluatie van de wetswijziging uit te voeren. Zo nee, waarom niet, zo vragen de leden.

De leden van de SGP-fractie constateren dat de regering het van belang vindt dat leerlingen geen opleiding in het Papiaments volgen indien zij daarna nog een Nederlandstalige vervolgopleiding willen volgen. Deze leden vragen in hoeverre dit criterium werkbaar is, aangezien niet alle studenten die een vervolgopleiding beginnen dit meteen aansluitend aan de beroepsopleiding doen. Hoe wordt voorkomen dat de gevolgde opleiding in het Papiaments een belemmering vormt voor degenen die later een vervolgopleiding starten? Kan de regering ook aangeven of studenten van niveau-3 en niveau-4 vaker in het Europees deel van Nederland terechtkomen en in hoeverre dat aanleiding vormt om juist bij deze niveaus terughoudender te zijn met het toestaan van het Papiaments?

Het valt de leden van de SGP-fractie op dat in de toelichting duidelijk gesteld wordt dat het volgen van een opleiding in het Papiaments niet de bedoeling is als leerlingen een Nederlandstalige vooropleiding hebben gehad, maar die beperking is in de wet niet duidelijk te vinden. De afwijking van het Nederlands is ter keuze van het bevoegd gezag, bij welke keuze ook de instructietaal uit de vooropleiding moet worden betrokken. Is overwogen om de criteria voor afwijking van het Nederlands stringenter te formuleren nu het bereik van de afwijking groter wordt, zo vragen de leden.

3. Regeldruk

De leden van de VVD-fractie lezen dat de SGB zelf een afweging moet maken als het gebruik wil maken van de uitzonderingsregeling. Op welke manier wordt deze afweging getoetst door het Ministerie van OCW3? Moet er dan bijvoorbeeld sprake zijn van urgente lokale behoefte op de arbeidsmarkt of welke andere vereisten zijn er dan nodig, zo vragen de leden.

4. Toezicht en handhaving

De leden van de VVD-fractie vragen op welke manier de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) toezicht kan houden op de kwaliteit van Papiamentstalige opleidingen. Heeft de inspectie momenteel de expertise als het bijvoorbeeld gaat om het Papiaments of is het bij zijn oordeel dan afhankelijk op het oordeel van derden, zo vragen de leden,

5. Financiële gevolgen

De leden van de VVD-fractie lezen dat het voor het bevoegd gezag vooral financiële gevolgen heeft om bepaalde opleidingen in het Papiaments aan te bieden, bijvoorbeeld in het vertalen van lesmateriaal. Worden deze kosten doorberekend aan de student? Aangezien de leden lezen dat de school dit dient te realiseren binnen de bestaande bekostiging. Daarnaast lezen de leden dat de school ook moet zorgen voor voldoende onderwijzend personeel die voldoende vaardig is in het Papiaments. Is er een inventarisatie gemaakt of dat zo is? Zo niet, waarom niet, zo vragen de leden.

6. Inwerkingtreding

De leden van de VVD-fractie lezen dat in samenspraak met branchevertegenwoordigers ook zal worden bezien voor welke andere opleidingen op termijn een Papiamentstalige bbl4-variant zou kunnen worden ontwikkeld. Kan de regering hier een aantal specifieke voorbeelden van geven, zo vragen de leden.

De fungerend voorzitter van de commissie, Tellegen

De adjunct-griffier van de commissie, Bosnjakovic