Met dit wetsvoorstel wordt conform het huidige artikel 6, tweede lid, van de Wet op de Sociaal-Economische Raad (hierna Wet op de SER) de bekrachtigingsprocedure vormgegeven van het Besluit benoemingsprocedure SER. Het betreft artikel 5 van dat besluit, dat gaat over de onverenigbaarheid van functies met functies van een lidmaatschap van de Sociaal-Economische Raad: binnen twee maanden na afkondiging van een algemene maatregel van bestuur over dat onderwerp, wordt aan de Staten-Generaal een voorstel gedaan om deze bij de wet te bekrachtigen.
Nu betrokkenheid van de Kamers bij lagere regelgeving tegenwoordig op andere manieren wordt verankerd in de wetgeving en een wetgevingsprocedure ter bekrachtiging van lagere reeds vastgestelde besluiten tot onoverzichtelijke situaties kan leiden, is voorts met dit wetsvoorstel voor toekomstige wijzigingen de goedkeuringsprocedure vervangen door een voorhangprocedure.
Goedkeuring
Het Besluit benoemingsprocedure SER (hierna het Besluit) bevat procedurebepalingen betreffende de benoeming van de leden van de Sociaal-Economische Raad en bevat bepalingen omtrent de onverenigbaarheid van het lidmaatschap van de Sociaal-Economische Raad met andere functies en werkzaamheden.
Het besluit dient ter vervanging van een tweetal besluiten, te weten:
– het Besluit van 24 september 1959, houdende regelen betreffende de aanvaarding van hun functie door leden van de Sociaal-Economische Raad en door bestuursleden van produkt-, hoofdbedrijf- en bedrijfschappen en enige aanverwante onderwerpen;
– het Besluit van 22 september 1955, houdende regelen omtrent de onverenigbaarheid van het lidmaatschap van de Sociaal-Economische Raad met enige andere werkzaamheden.
De voornaamste reden om de besluiten uit 1959 en 1955 te vervangen en samen te voegen is om de procedure rondom deze benoemingen te actualiseren en vereenvoudigen.
De grondslag van het Besluit is gelegen in de artikelen 4, zesde lid, 6, eerste lid, en 7 van de Wet op de SER. Artikel 6, eerste lid, van de Wet op de SER bepaalt dat bij algemene maatregel van bestuur (hierna amvb) regels kunnen worden gesteld omtrent de onverenigbaarheid van het lidmaatschap van de Raad met andere werkzaamheden. Het tweede lid van artikel 6 omvat vervolgens de figuur van delegatie onder het vereiste van goedkeuring: na afkondiging van de amvb, moeten de Staten-Generaal worden verzocht deze bij wet te bekrachtigen. Indien het voorstel wordt teruggenomen, of door de Staten-Generaal wordt verworpen, dient deze gedelegeerde amvb onverwijld te worden ingetrokken.
Aangezien artikel 5 van het Besluit regels stelt over de onverenigbaarheid van het lidmaatschap van de Raad met andere werkzaamheden, is conform artikel 6, tweede lid, van de Wet op de SER, verzocht om goedkeuring bij wet.
Voorhangprocedure
De Wet op de SER waarin de figuur van delegatie onder het vereiste van goedkeuring is opgenomen dateert uit 1950. Een dergelijke «zware nahangprocedure», dat er een wet aan te pas moet komen om het Besluit goed te keuren, is niet gebruikelijk meer. Hoewel betrokkenheid van de Kamers van de Staten-Generaal bij delegatie aanvankelijk meestal werd vormgegeven door controle achteraf, namelijk door het toezenden van een vastgestelde regeling voor deze in werking trad, is de standaardpraktijk inmiddels dat gekozen wordt voor controle vooraf, dat wil zeggen betrokkenheid bij een ontwerpregeling die nog niet is vastgesteld.1
Omdat de regeling al is vastgesteld, kunnen de Kamers slechts instemmen óf instemming aan de regeling onthouden. Dat betekent dat bij bezwaar uiteindelijk besloten moet worden om de regeling in te trekken. Om die reden is het uitgangspunt dat deze figuur moet worden beperkt tot regelingen die zich niet lenen voor partiële aanpassing.2
Dit uitgangspunt is hier niet aan de orde. Voorts is snelle interventie niet geboden, zodanig dat niet gewacht kan worden met de vaststelling van het besluit, of betrokkenheid van de Kamers daaraan niet vooraf zou kunnen gaan. In het onderhavige geval kent deze procedure dan ook vooral nadelen. Er is sprake van «dubbel» regelgeven doordat zowel een amvb als een wet moet worden gemaakt. Bovendien is er het risico op een onoverzichtelijke situatie indien de amvb zou worden ingetrokken.
De betrokkenheid van de Kamers zou dan ook niet na de totstandkoming van het besluit moeten plaatsvinden, maar vooraf. Met het oog hierop wordt de zogenoemde zware nahangprocedure vervangen door een voorhangprocedure. Ingeval van toekomstige wijzigingen van het Besluit die zien op de onverenigbaarheid van functies met het SER-lidmaatschap, zullen de Kamers op voorhand in de gelegenheid moeten worden gesteld om opmerkingen over de ontwerpamvb te maken.
Inwerkingtredingsdatum
Met het oog op de eerstvolgende reguliere benoemingen per 1 april 2022, treedt deze wet in werking met ingang van de eerste dag van de eerste kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst. Essentieel is dat de bekrachtiging van artikel 5 van het Besluit benoemingsprocedure SER eerder geschiedt dan dat de wijziging van artikel 6, tweede lid, Wet op de SER, in werking treedt.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees