Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 juni 2021
Bij uw Kamer is ingediend het wetsvoorstel tot wijziging van de Tijdelijke Wet maatregelen covid-19 in verband met de regeling van het vereiste van goedkeuring bij wet van een koninklijk besluit tot verlenging als bedoeld in artikel VIII, derde lid, van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 (Kamerstuk 35 874).
Artikel VIII, vierde lid, van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 (Kamerstuk 35 526) (hierna: Twm) schrijft een lichte voorhangprocedure voor ten aanzien van de voordracht voor een koninklijk besluit waarbij de wettelijke grondslagen waarop bepaalde maatregelen ter bestrijding van de epidemie van covid-19 zijn of kunnen worden gebaseerd, worden verlengd (hierna: verlengingsbesluit).
Bij de parlementaire behandeling van het voorstel tot de Twm zijn twee amendementen ingediend om de Tweede Kamer of beide Kamers meer zeggenschap over een verlengingsbesluit te geven via een zware voorhangprocedure. Het betreft hier het amendement van de leden Van Haga en Baudet dat tot strekking had dat de Tweede Kamer verlenging van de Twm kon blokkeren1 en een door het lid Hijink ingediend amendement dat dat recht zowel aan de Tweede Kamer als de Eerste Kamer toekende.2 Beide amendementen zijn door de Tweede Kamer verworpen.3 Bij de behandeling van een ander wetsvoorstel heeft het lid Van Houwelingen bij wege van amendement getracht opnieuw zowel de Tweede als de Eerste Kamer via een zware voorhangprocedure meer zeggenschap toe te kennen.4 Echter, ook dat amendement is door de Tweede Kamer verworpen.
In de Eerste Kamer is onverlet deze voorgeschiedenis de wens tot meer zeggenschap over een verlengingsbesluit geuit via aanvaarding van de motie-Janssen c.s.5 In deze motie is de regering verzocht om op de kortst mogelijke termijn mogelijk te maken dat over de verlenging van de Twm bepalende zeggenschap aan de Staten-Generaal toekomt. Bij brief van 1 december 20206 heb ik de Eerste Kamer bericht dat voor de vormgeving van de verzochte voorziening verschillende modaliteiten denkbaar zijn. De mogelijke modaliteiten heb ik vervolgens uiteengezet in een brief van 28 januari 2021.7 Na schriftelijke vragen hierover van zowel de Tweede als de Eerste Kamer is in de Eerste Kamer op 23 februari 2021 de motie-De Boer c.s. aangenomen.8 In deze motie is voor wat betreft de bepalende zeggenschap van de Staten-Generaal bij verlenging van de Twm de voorkeur uitgesproken voor de modaliteit van delegatie onder het vereiste van goedkeuring bij wet en is de regering verzocht dit oordeel van de Eerste Kamer over te brengen aan de Tweede Kamer in nieuwe samenstelling, en deze optie nadrukkelijk met de Tweede Kamer te bespreken, en vervolgens de Eerste Kamer te berichten.
Bij brief van 20 april 2021 heb ik uw Kamer geïnformeerd.9 De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid van uw Kamer heeft vervolgens in een procedurevergadering de brief van 20 april 2021 voor kennisgeving aangenomen. Ik heb de Eerste Kamer hierover bericht bij brief van 21 mei 202110 en in die brief vermeld dat de Tweede Kamer zo spoedig mogelijk alsnog om de gewenste duidelijkheid zal worden gevraagd. Zover is het echter niet gekomen omdat tijdens een debat op 25 mei 2021 dit onderwerp opnieuw is besproken in de Eerste Kamer. Bij die gelegenheid is namens het kabinet uitgesproken dat, om meer recht te kunnen doen aan de wensen van de Eerste Kamer, het voortvarender kan worden aangepakt door zo snel mogelijk een wetsvoorstel voor te bereiden waarin de voorkeursvariant uit de motie-De Boer c.s. is opgenomen. Naar aanleiding hiervan is bovengenoemd wetsvoorstel ingediend, zodat uw Kamer zich daarover kan buigen.
Hierbij wil ik uw Kamer verzoeken om spoedige behandeling van het wetsvoorstel, zodat – indien uw Kamer het wetsvoorstel aanvaardt – behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer op 13 juli nog mogelijk kan zijn en het wetsvoorstel van toepassing kan zijn bij de eerstvolgende verlenging van de Twm met ingang van 1 september a.s.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge