Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 april 2023
Tijdens de mondelinge behandeling in uw Kamer van bovengenoemd wetsvoorstel tot wijziging van de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting (hierna: Wdkb) op 12 april 2023 (Handelingen II 2022/23, nr. 73, debat inzake wijziging van de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting) heb ik toegezegd schriftelijk nader in te gaan op het door het lid Paulusma c.s. ingediende amendement om de leeftijdsgrenzen in de Wdkb te laten vervallen (Kamerstuk 35 870, nr. 16). Met deze brief kom ik die toezegging na. Ook ga ik in deze brief nog nader in op de motie van het lid Ellemeet c.s. (Kamerstuk 35 870, nr. 24).
Amendement van het lid Paulusma c.s. (Kamerstuk 35 870, nr. 16)
Bij brief van 1 februari 20231 heb ik uw Kamer het rapport van het door ZonMw uitgevoerde onderzoek «Zorgvuldigheid in de omvang met leeftijdsgrenzen in de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting» met bijbehorend advies toegezonden. De onderzoekers adviseren de leeftijdsgrenzen in de Wdkb los te laten, omdat uit het onderzoek naar voren komt dat er geen algemeen passende leeftijdsgrenzen zijn aan te geven voor het nemen van een beslissing over het ontvangen van de (persoonsidentificerende) gegevens van een eicel- of spermadonor.
In de brief heb ik aangegeven dat ik uw Kamer vóór de zomer van 2023 een reactie op de uitkomsten van het onderzoeksrapport zal geven. Momenteel worden gesprekken gevoerd met betrokkenen over de mogelijke consequenties van het laten vervallen van de leeftijdsgrenzen. Deze consequenties wil ik duidelijk in beeld hebben om een zorgvuldig besluit te kunnen nemen. Gelet hierop heb ik tijdens de mondelinge behandeling in reactie op het amendement van het lid Paulusma c.s. aangegeven dat ik het op dit moment te vroeg vind om nu al te bepalen of de leeftijdsgrenzen in de Wdkb kunnen komen te vervallen.
Het amendement is zodanig vormgegeven dat de wijzigingsbepalingen op een later tijdstip in werking kunnen treden dan de andere wijzigingsbepalingen in het wetsvoorstel. Dit betekent dat als uw Kamer het wetsvoorstel en het betreffende amendement aanneemt en vervolgens de Eerste Kamer eveneens het wetsvoorstel aanneemt, de inwerkingtredingsbepaling in artikel VIII van het wetsvoorstel de mogelijkheid biedt om de onderdelen die strekken tot het laten vervallen van de leeftijdsgrenzen2 op een ander tijdstip in werking te laten treden dan andere onderdelen van het wetsvoorstel.
Het amendement biedt daarmee voor mij en uw Kamer de ruimte om eerst een zorgvuldig besluit te nemen over het wel of niet afschaffen van de leeftijdsgrenzen. Zoals gezegd, zal ik vóór de zomer een reactie op het onderzoeksrapport van ZonMw geven. Hierover treed ik vervolgens graag met uw Kamer in gesprek. Mocht mijn besluit ertoe strekken om de leeftijdsgrenzen in de Wdkb in het geheel – dus conform het door het lid Paulusma c.s. ingediende amendement – af te schaffen en uw Kamer geeft in meerderheid blijk van steun voor dat besluit, dan kan ik zeer snel uitvoering aan dat besluit geven door de betreffende onderdelen in werking te laten treden.3 Hiervoor hoeft dan niet opnieuw een geheel wetstraject te worden doorlopen.
Mocht ik evenwel tot een andersluidend besluit komen, dan zal ik de betreffende onderdelen van het amendement niet in werking laten treden. Indien mijn besluit ertoe strekt om de leeftijdsgrenzen in de Wdkb ongewijzigd te handhaven, zal ik de betreffende onderdelen via een daarvoor geschikt wetstraject laten vervallen. Mocht ik besluiten om in de Wdkb wel een of meerdere leeftijdsgrenzen te behouden maar in aangepaste vorm, dan zal ik daartoe een wetstraject opstarten.
Uit het voorgaande volgt dat het amendement van het lid Paulusma c.s. de ruimte openlaat voor zorgvuldige besluitvorming en nader overleg met uw Kamer en tegelijkertijd de mogelijkheid biedt om indien ik daartoe besluit en dit besluit op steun van de meerderheid van uw Kamer kan rekenen, met het oog op de belangen van de donorkinderen de leeftijdsgrenzen in de Wdkb snel te kunnen laten vervallen. Om die reden heb ik het amendement oordeel Kamer gegeven.
Motie-Ellemeet c.s. (Kamerstuk 35 870, nr. 24).
In deze motie wordt de regering opgeroepen te onderzoeken op welke manier het maximum aantal gezinnen ook van toepassing kan zijn op donoren die in de privésfeer doneren en te onderzoeken of en, zo ja, op welke wijze zij gestraft kunnen worden als zij dit maximum willens en wetens overschrijden.
Over deze motie heb ik overleg gevoerd met mijn ambtgenoot van Justitie en Veiligheid. Wij vinden het kwalijk als donoren grote aantallen kinderen verwekken. De donatie of het gebruik van zaadcellen door personen in de privésfeer is niet verboden. Het stellen van een maximum aan het aantal zaadceldonaties in de privésfeer zou een vorm van geboortebeperking zijn die diep ingrijpt op de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen. Bovendien is een dergelijk verbod niet controleerbaar en handhaafbaar. Tegen deze achtergrond zien wij geen aanleiding te onderzoeken op welke manieren donoren van wie zaadcellen bij meer dan twaalf gezinnen in de privésfeer zijn gebruikt kunnen worden bestraft. De motie wordt daarom ontraden.
Wensouders die in het belang van hun toekomstige kind naleving van het maximumaantal van belang achten, kunnen gebruik maken van de Nederlandse klinieken. Deze zullen op grond van het voorliggende wetsvoorstel tot wijziging van de Wdkb gehouden zijn aan het maximumaantal te behandelen vrouwen per donor.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.J. Kuipers