Gepubliceerd: 23 juni 2021
Indiener(s): Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA)
Onderwerpen: burgerlijk recht openbare orde en veiligheid organisatie en beleid recht zorg en gezondheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35870-2.html
ID: 35870-2

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is om in verband met de tweede evaluatie van de wet, het actieplan ter ondersteuning van donorkinderen en de omvorming van de Stichting donorgegevens kunstmatige donorbevruchting tot publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting te wijzigen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a komt te luiden:

a. Onze Minister:

Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;.

2. Onderdeel b komt te luiden:

b. College:

College donorgegevens kunstmatige bevruchting als bedoeld in artikel 4, eerste lid;.

3. In onderdelen c en d wordt «zaad» telkens vervangen door «zaadcellen» en «een eicel» telkens vervangen door «eicellen».

4. Onder vervanging van de punt door een puntkomma aan het slot van onderdeel e, worden vijf onderdelen toegevoegd, luidende:

f. verrichter:

instelling of een natuurlijke persoon die, anders dan in dienst of onmiddellijk of middellijk in opdracht van een instelling, kunstmatige donorbevruchting verricht;

g. instelling:

rechtspersoon die kunstmatige donorbevruchting verricht of doet verrichten, een organisatorisch verband van natuurlijke personen die kunstmatige donorbevruchting verricht of doet verrichten, dan wel een natuurlijk persoon die kunstmatige donorbevruchting doet verrichten;

h. donorcode:

het als zodanig overeenkomstig deze wet aan een donor toegekend nummer;

i. moedercode:

het als zodanig overeenkomstig deze wet aan een donorcode gekoppeld nummer;

j. wettelijk maximumaantal moedercodes:

het bij algemene maatregel van bestuur bepaalde maximumaantal moedercodes dat aan een donorcode wordt gekoppeld.

B

Na artikel 1 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 1a. Donorcode en moedercode

Artikel 1a

  • 1. Kunstmatige donorbevruchting is uitsluitend toegestaan indien de verrichter beschikt over:

    • a. de donorcode van de donor van wiens zaadcellen of eicellen de verrichter gebruik wenst te maken, en

    • b. een reservering voor een aan die donorcode gekoppelde moedercode of een aan die donorcode gekoppelde moedercode die reeds aan de te behandelen vrouw is toegekend.

  • 2. Indien ten tijde van de behandeling de te behandelen vrouw de echtgenote of geregistreerde partner is van de vrouw aan wie de in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde

    moedercode reeds is toegekend, of een samenlevingscontract met die vrouw heeft gesloten, is in afwijking van het eerste lid, onderdeel b, kunstmatige donorbevruchting toegestaan met gebruikmaking van de reeds toegekende moedercode.

Artikel 1b

  • 1. Ten behoeve van het verkrijgen van de donorcode, bedoeld in artikel 1a, onderdeel a,

    verstrekt de verrichter aan het College:

    • a. de geslachtsnaam, voornamen, geboortedatum, geslacht en woonplaats van de donor,

    • b. het burgerservicenummer van de donor, tenzij aan de donor geen burgerservicenummer is toegekend krachtens de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer, en

    • c. het door de donor bepaalde maximumaantal aan de donorcode te koppelen moedercodes, indien dat aantal lager is dan het wettelijk maximumaantal moedercodes.

  • 2. Gelijktijdig met de verstrekking, bedoeld in het eerste lid, verstrekt de verrichter aan het College:

    • a. het aantal aan de donorcode gekoppelde moedercodes dat de verrichter wenst te reserveren, indien dat aantal lager is dan het wettelijk maximumaantal moedercodes dan wel het door de donor bepaalde lagere maximumaantal, of

    • b. ten behoeve van het verkrijgen van een aan de donorcode gekoppelde moedercode die reeds aan een vrouw is toegekend, de geslachtsnaam, voornamen, geboortedatum en burgerservicenummer van die vrouw, tenzij aan de vrouw geen burgerservicenummer is toegekend krachtens de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer.

  • 3. De verrichter stelt de donor op de hoogte van de gegevensverstrekking, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 1c

Het College kent aan een donor van wie niet eerder de gegevens, bedoeld in artikel 1b, eerste lid, onderdeel a, zijn verstrekt, eenmalig een donorcode toe en koppelt daaraan het wettelijk maximumaantal moedercodes of het door de donor bepaalde lagere maximumaantal moedercodes, bedoeld in artikel 1b, eerste lid, onderdeel c.

Artikel 1d

  • 1. Het College verstrekt aan de verrichter die de gegevens, bedoeld in artikel 1b, eerste lid, heeft verstrekt, de donorcode. Indien de donorcode reeds eerder na verstrekking van de gegevens door een andere verrichter is toegekend, wordt daarvan mededeling gedaan.

  • 2. Gelijktijdig met de verstrekking, bedoeld in het eerste lid, reserveert het College ten behoeve van de verrichter het maximale aantal aan de donorcode gekoppelde moedercodes, tenzij de verrichter gegevens als bedoeld in artikel 1b, tweede lid, heeft verstrekt.

  • 3. Indien de verrichter de gegevens, bedoeld in artikel 1b, tweede lid, onderdeel a, heeft verstrekt, reserveert het College gelijktijdig met de verstrekking, bedoeld in het eerste lid, ten behoeve van de verrichter het aantal door de verrichter verzochte moedercodes.

  • 4. Indien de verrichter de gegevens, bedoeld in artikel 1b, tweede lid, onderdeel b, heeft verstrekt, verstrekt het College, gelijktijdig met de verstrekking, bedoeld in het eerste lid, aan de verrichter de aan die donorcode gekoppelde moedercode die reeds aan een vrouw is toegekend.

  • 5. Het eerste, tweede of derde lid zijn niet van toepassing, indien er geen aan de donorcode gekoppelde moedercode meer beschikbaar is. In dat geval volstaat het College met mededeling daarvan aan de verrichter.

Artikel 1e

  • 1. Indien een verrichter, anders dan met toepassing van artikel 1b, een reservering voor een aan een donorcode gekoppelde moedercode wenst te verkrijgen, verstrekt de verrichter aan het College:

    • a. de donorcode van de donor van wiens zaadcellen of eicellen de verrichter gebruik wenst te maken, en

    • b. het aantal aan die donorcode gekoppelde moedercodes dat de verrichter wenst te reserveren.

  • 2. Naar aanleiding van de verstrekking, bedoeld in het eerste lid, reserveert het College ten behoeve van de verrichter het aantal door de verrichter verzochte moedercodes, tenzij er

    geen aan de donorcode gekoppelde moedercode meer beschikbaar is. In dat geval volstaat het College met mededeling daarvan aan de verrichter.

Artikel 1f

  • 1. Indien een verrichter, anders dan met toepassing van artikel 1b, een aan een donorcode gekoppelde moedercode die reeds aan een vrouw is toegekend wenst te verkrijgen, verstrekt de verrichter aan het College:

    • a. de donorcode van de donor van wiens zaadcellen of eicellen de verrichter gebruik wenst te maken, en

    • b. de geslachtsnaam, voornamen, geboortedatum en burgerservicenummer van die vrouw, tenzij aan de vrouw geen burgerservicenummer is toegekend krachtens de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer.

  • 2. Naar aanleiding van de verstrekking, bedoeld in het eerste lid, verstrekt het College aan de verrichter de aan de donorcode gekoppelde moedercode die reeds aan de vrouw is toegekend.

Artikel 1g

  • 1. Indien de donor het maximumaantal moedercodes wenst te verlagen, doet de verrichter daarvan mededeling aan het College.

  • 2. Het College verlaagt het aantal moedercodes tot het door de donor bepaalde aantal en draagt ervoor zorg dat een reservering voor een niet langer beschikbare moedercode ongedaan wordt gemaakt. Het College doet daarvan mededeling aan de verrichter, bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Toepassing van het tweede lid geschiedt niet ten aanzien van een moedercode die naar aanleiding van een reeds plaatsgevonden behandeling aan een vrouw is toegekend. Het College doet daarvan mededeling aan de verrichter, bedoeld in het eerste lid. De verrichter dient hiervan mededeling te doen aan de donor.

Artikel 1h

  • 1. Indien na toepassing van artikel 1c aan een donorcode minder dan het wettelijk maximumaantal moedercodes zijn gekoppeld en de donor het aantal moedercodes wenst te verhogen, doet de verrichter daarvan mededeling aan het College.

  • 2. Het College verhoogt het aantal moedercodes tot het door de donor bepaalde aantal met inachtneming van het wettelijk maximumaantal moedercodes en reserveert deze moedercodes ten behoeve van de verrichter, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 1i

Indien een verrichter geen gebruik meer wenst te maken van een ten behoeve van hem gereserveerde moedercode, doet hij daarvan mededeling aan het College. Het College draagt ervoor zorg dat de reservering ongedaan wordt gemaakt.

Artikel 1j

  • 1. Het College kan uit eigener beweging aan een donor een donorcode toekennen of aan een donorcode een moedercode koppelen en deze moedercode toekennen aan een behandelde vrouw. Het College kan daartoe gegevens opvragen bij een verrichter die gehouden is de gevraagde gegevens aan het College te verstrekken.

  • 2. Bij de toepassing van het eerste lid maakt het College een reservering voor een moedercode ongedaan indien daarmee overschrijding van het wettelijk maximumaantal moedercodes of het door de donor bepaalde lagere maximumaantal wordt voorkomen. Het College doet hiervan mededeling aan de verrichter ten behoeve van wie de moedercode was gereserveerd.

  • 3. Indien toepassing van het tweede lid niet mogelijk is, is het College bevoegd om bij de toepassing van het eerste lid het wettelijk maximumaantal moedercodes of het door de donor bepaalde lagere maximumaantal te overschrijden.

C

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste en tweede lid komen te luiden:

  • 1. De verrichter is ter zake van een kunstmatige donorbevruchting verplicht om binnen een door het College bij reglement te bepalen termijn de volgende gegevens aan het College te verstrekken:

    • a. de donorcode van de donor van wiens zaadcellen of eicellen de verrichter gebruik heeft gemaakt, en

    • b. de volgende gegevens van de donor: fysieke kenmerken, opleiding en beroep, alsmede gegevens omtrent de sociale achtergrond en een aantal persoonlijke kenmerken, een en ander zoals bij algemene maatregel van bestuur nader bepaald.

  • 2. De verrichter is tevens verplicht om binnen de termijn, bedoeld in het eerste lid, de volgende gegevens aan het College te verstrekken:

    • a. de geslachtsnaam, voornamen, geboortedatum, woonplaats van de vrouw bij wie kunstmatige donorbevruchting heeft plaatsgevonden, alsmede het burgerservicenummer, tenzij aan de vrouw geen burgerservicenummer is toegekend krachtens de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer, of de reeds aan deze vrouw toegekende moedercode die gekoppeld is aan de donorcode van de donor, bedoeld in het eerste lid. In de situatie, bedoeld in artikel 1a, tweede lid, dient de verrichter zowel de persoonsidentificerende gegevens van de behandelde vrouw als de gebruikte reeds toegekende moedercode te verstrekken,

    • b. het tijdstip waarop de donorbevruchting heeft plaatsgevonden, en

    • c. de aantekening of de identiteit van de donor, bedoeld in het eerste lid, bekend is aan de vrouw.

2. In het derde lid wordt «onder b» vervangen door «onderdeel b».

3. Aan het slot van het vierde lid wordt toegevoegd «, tenzij de terbeschikkingstelling van de betreffende gegevens voor het College noodzakelijk is ter uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 3a.

D

Na artikel 2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2a

Indien de verrichter ten tijde van de kunstmatige donorbevruchting beschikte over een reservering voor een aan de donorcode gekoppelde moedercode, als bedoeld in artikel 1a, onderdeel b, kent het College na de verstrekking van de gegevens, bedoeld in artikel 2, tweede lid, aan de behandelde vrouw de moedercode toe en verstrekt het deze moedercode aan de verrichter.

E

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef wordt «De Stichting» vervangen door «Het College» en wordt «bij haar» vervangen door «bij hem».

b. Onderdeel a vervalt, onder verlettering van onderdelen b en c tot a en b.

c. In onderdeel a (nieuw) vervalt de zinsnede «weet of vermoedt dat hij».

2. In het tweede lid vervalt de zinsnede «weet of vermoedt dat hij» en wordt aan het slot een zin toegevoegd, luidende «De naar aanleiding van deze belangenafweging te nemen beslissing wordt door het College genomen na daarover advies te hebben ingewonnen van een adviescommissie, tenzij naar het oordeel van het College de noodzaak daartoe ontbreekt.».

3. Het vierde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de eerste zin wordt «de Stichting» vervangen door «het College».

b. De tweede zin komt te luiden «Tegen de voorgenomen verstrekking kan de donor bezwaar maken bij het College.»,

c. In de derde zin wordt na «Verstrekking geschiedt» ingevoegd «, indien deze niet berust op instemming van de donor,».

d. Aan het slot wordt een zin toegevoegd, luidende «Indien verstrekking van de persoonsgegevens achterwege blijft op de grond, bedoeld in het slot van het tweede lid, kan de aanvrager tegen het daartoe strekkende besluit bezwaar maken bij het College.».

4. In het zevende lid wordt «De Stichting» vervangen door «Het College» en wordt «onder b» vervangen door «onderdeel b».

5. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 9. Het College stelt bij reglement in ieder geval regels vast omtrent de samenstelling van de adviescommissie, bedoeld in het tweede lid.

F

In artikel 3a wordt «de Stichting» vervangen door «het College».

G

In paragraaf 2 worden na artikel 3a twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 3b

  • 1. Het College verstrekt aan degene die is verwekt door en ten gevolge van kunstmatige donorbevruchting en die de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt, op diens verzoek de persoonsidentificerende gegevens van elke andere persoon die verwekt is door en ten gevolge van kunstmatige donorbevruchting waarbij gebruik is gemaakt van zaadcellen of eicellen van dezelfde donor, indien de betreffende persoon daarmee heeft ingestemd.

  • 2. Gelijktijdig met de verstrekking, bedoeld in het eerste lid, verstrekt het College de persoonsidentificerende gegevens van de verzoeker aan de betreffende persoon.

  • 3. Het College draagt zorg voor deskundige begeleiding bij de verstrekking van de gegevens.

  • 4. Artikel 3, achtste lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 5. Indien de verzoeker, bedoeld in het eerste lid, uitsluitend inzage wenst in het aantal behandelingen waarbij gebruik is gemaakt van zaadcellen of eicellen van dezelfde donor, verstrekt het College uitsluitend dat gegeven.

Artikel 3c

  • 1. De verrichter die ten behoeve van kunstmatige donorbevruchting gebruik heeft gemaakt van een donor ten aanzien van wie gegevens over een genetische aandoening bekend zijn geworden die van belang kunnen zijn voor een gezonde ontwikkeling van een kind, doet hiervan onverwijld mededeling aan het College.

  • 2. Indien meerdere verrichters gebruik hebben gemaakt van de geslachtscellen van een donor ten aanzien van wie een mededeling als bedoeld in het eerste lid is gedaan, informeert het College deze verrichters daarover.

  • 3. Het College informeert degene die is verwekt door en ten gevolge van kunstmatige donorbevruchting, of indien deze nog niet de leeftijd van twaalf jaren heeft bereikt, de ouders of een van hen, op verzoek, of een mededeling als bedoeld in het eerste lid is gedaan. Indien dat niet het geval is, maar na afhandeling van een verzoek alsnog een mededeling als bedoeld in het eerste lid wordt gedaan, informeert het College, indien de betrokkene daarvoor toestemming heeft verleend, alsnog degene die het verzoek heeft gedaan hierover, of indien deze nog niet de leeftijd van twaalf jaren heeft bereikt, de ouders of een van hen die het verzoek hebben of heeft gedaan. Artikel 3, zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 4. De verrichter die ten behoeve van kunstmatige donorbevruchting gebruik heeft gemaakt van een donor ten aanzien van wie gegevens over een genetische aandoening bekend zijn geworden die van belang kunnen zijn voor een gezonde ontwikkeling van een kind, is bevoegd tot het verwerken van persoonsgegevens van die donor, waaronder gegevens over gezondheid of genetische gegevens, indien de verwerking noodzakelijk is voor het verschaffen van informatie hierover aan:

    • a. de vrouw bij wie kunstmatige donorbevruchting heeft plaatsgevonden met gebruikmaking van geslachtscellen van de betreffende donor;

    • b. de huisarts of behandelend zorgverlener van degene die is verwekt door en ten gevolge van kunstmatige donorbevruchting waarbij gebruik is gemaakt van zaadcellen of eicellen van de betreffende donor.

H

Het opschrift van paragraaf 3 komt te luiden:

§ 3. Het College donorgegevens kunstmatige bevruchting.

I

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het eerste tot en met derde lid tot tweede tot en met vierde lid, wordt een nieuw eerste lid ingevoegd, luidende:

  • 1. Er is een College donorgegevens kunstmatige bevruchting.

2. Het tweede lid (nieuw) komt te luiden:

  • 2. Het College heeft tot taak:

    • a. de gegevens, bedoeld in paragraaf 1a en de artikelen 2, eerste en tweede lid, en 3c, eerste lid, te bewaren, te beheren en te verstrekken overeenkomstig de bepalingen bij of krachtens de wet gesteld. Het College stelt ter uitvoering van deze taak bij reglement regels;

    • b. bij reglement te bepalen op welke wijze en op welk moment de gegevens bedoeld in de artikelen 2, eerste en tweede lid, en 3c, eerste lid, aan het College worden verstrekt en op welke wijze deze gegevens door het College aan een persoon als bedoeld in de artikelen 3 en 3c worden verstrekt;

    • c. bij reglement te bepalen op welke wijze de gegevens, bedoeld in artikel 3b, aan een persoon als bedoeld in dat artikel worden verstrekt;

    • d. voorlichting te verschaffen, voor zover de onder a, b en c omschreven taken van het College dat vereisen, alsmede zorg te dragen voor de begeleiding bij de verstrekking van deze gegevens;

    • e. andere bij regeling van Onze Minister opgedragen taken die verband houden met het door deze wet bestreken terrein.

3. In het derde lid (nieuw) wordt «artikel 2» vervangen door «paragraaf 1a of de artikelen 2 en 3c, eerste lid,» en wordt «de reglementen van de Stichting» vervangen door «het reglement van het College».

4. In het vierde lid (nieuw) wordt «de Stichting» telkens vervangen door «het College» en wordt «artikel 2» vervangen door «paragraaf 1a of de artikelen 2 en 3c, eerste lid».

J

Artikel 5 komt te luiden:

Artikel 5

  • 1. Het College bestaat uit zeven leden, onder wie een voorzitter.

  • 2. Het College bestaat in elk geval uit:

    • a. een persoon die door en ten gevolge van kunstmatige donorbevruchting is verwekt,

    • b. een persoon die als arts kunstmatige bevruchting beroepsmatig toepast of nauw daarbij betrokken is,

    • c. een persoon die deskundig is op psychosociaal terrein op het gebied van kunstmatige bevruchting,

    • d. een persoon die deskundig is op pedagogisch terrein,

    • e. een persoon die deskundig is op juridische terrein, en

    • f. een persoon die deskundig is op ethisch terrein.

  • 3. De leden worden benoemd voor een periode van ten hoogste vier jaar. Herbenoeming kan eenmaal voor ten hoogste eenzelfde periode plaatsvinden.

  • 4. Het College wordt in en buiten rechte vertegenwoordigd door de voorzitter.

K

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid komt de eerste zin te luiden «Het reglement van het College alsmede wijziging daarvan behoeft de goedkeuring van Onze Minister».

2. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.

L

Artikel 7 komt te luiden:

Artikel 7

Onze Minister voorziet in het secretariaat van het College.

M

In artikel 8 wordt «De Stichting» vervangen door «Het College», wordt «gegevens van de donor» vervangen door «gegevens, bedoeld in paragraaf 1a en de artikelen 2, eerste en tweede lid, en 3c, eerste lid,» en wordt «zij» vervangen door «het».

N

Artikel 9 vervalt.

O

In artikel 10, tweede lid, wordt «artikel 2» vervangen door «de artikelen 1a, 2, eerste of tweede lid, of 3c, eerste lid,», wordt «de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die kunstmatige donorbevruchting verricht of doet verrichten» vervangen door «de verrichter» en wordt «de Stichting» vervangen door «het College».

P

Artikel 10a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste en tweede lid vervalt de zinsnede «van Volksgezondheid, Welzijn en Sport».

2. In het tweede lid wordt «artikelen 2 en 10, tweede lid» vervangen door «artikelen 2, eerste of tweede lid, 3c, eerste lid, 10, tweede lid, en 13, derde lid».

Q

In artikel 11, eerste lid, wordt «artikel 2» vervangen door «de artikelen 1a, 2, eerste of tweede lid, of 3c, eerste lid».

R

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste en tweede lid wordt «de Stichting» telkens vervangen door «de Stichting donorgegevens kunstmatige bevruchting».

2. In het vierde lid vervalt de eerste zin en wordt in de tweede zin «onder b en c» vervangen door «onderdelen a en b».

S

Artikel 13 komt te luiden:

Artikel 13

  • 1. Indien een verrichter gebruik wenst te maken van zaadcellen of eicellen van een donor van wie de geslachtscellen reeds voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wet van [#datum#] tot wijziging van de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting in verband met de tweede evaluatie van de wet, het actieplan ter ondersteuning van donorkinderen en de omvorming van de Stichting donorgegevens kunstmatige bevruchting tot publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan (Stb. [#jaartal#], [#nummer#]), door hem zijn gebruikt bij een kunstmatige donorbevruchting, doet de verrichter bij de verstrekking van de gegevens, bedoeld in artikel 1b, eerste lid, daarvan mededeling aan het College.

  • 2. Alvorens op grond van artikel 1c aan de toegekende donorcode een of meerdere moedercodes te koppelen, verstrekt het College aan de verrichter, bedoeld in het eerste lid, een overzicht van de bij hem berustende gegevens over elke vrouw bij wie kunstmatige donorbevruchting heeft plaatsgevonden met gebruikmaking van zaadcellen of eicellen van de donor, bedoeld in het eerste lid. Indien uit de bij het College berustende gegevens blijkt dat ook een andere verrichter de geslachtscellen van de betreffende donor bij een kunstmatige donorbevruchting heeft gebruikt, verstrekt het College ook een overzicht aan die andere verrichter.

  • 3. De verrichter, bedoeld in het tweede lid, vergewist zich van de juistheid en volledigheid van het overzicht en doet daarvan mededeling aan het College. De verrichter vult het overzicht aan door verstrekking van de gegevens, bedoeld in artikel 2, tweede lid, van elke vrouw bij wie kunstmatige donorbevruchting heeft plaatsgevonden met gebruikmaking van zaadcellen of eicellen van de donor, bedoeld in het eerste lid, indien deze gegevens in het door het College verstrekte overzicht ontbreken.

  • 4. Bij de toepassing van artikel 1c bedraagt het aantal door het College aan de donorcode van de donor, bedoeld in het eerste lid, te koppelen moedercodes ten hoogste het wettelijk maximumaantal moedercodes of het door de donor bepaalde lagere maximumaantal minus het aantal vrouwen bij wie blijkens het overzicht of de overzichten kunstmatige donorbevruchting heeft plaatsgevonden met gebruikmaking van zaadcellen of eicellen van de donor.

  • 5. Het College kent eenmalig een moedercode toe aan elke vrouw bij wie voorafgaand aan de inwerkingtreding van de in het eerste lid genoemde wet kunstmatige donorbevruchting heeft plaatsgevonden met gebruikmaking van zaadcellen of eicellen van de donor, bedoeld in het eerste lid. Het College doet hiervan mededeling aan de betrokken verrichter of verrichters.

  • 6. Bij de toepassing van artikel 1d, tweede of derde lid, reserveert het College ten behoeve van de verrichter, bedoeld in het eerste lid, ten hoogste het aantal moedercodes dat na toepassing van het vierde en vijfde lid nog beschikbaar is.

T

Na artikel 13 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 13a

Het College verstrekt aan de huisarts van degene die is verwekt door en ten gevolge van kunstmatige donorbevruchting, op zijn verzoek, de medische gegevens, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, zoals deze luidde voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wet van [#datum#] tot wijziging van de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting in verband met de tweede evaluatie van de wet, het actieplan ter ondersteuning van donorkinderen en de omvorming van de Stichting donorgegevens kunstmatige bevruchting tot publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan (Stb. [#jaartal#], [#nummer#]), met uitzondering van gegevens over de bloedgroep, rhesusfactor of bloedgroeptypering van de donor.

ARTIKEL II

De voorzitter en leden die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet zijn benoemd als voorzitter onderscheidenlijk lid van het bestuur van de Stichting donorgegevens kunstmatige bevruchting, worden met ingang van dat tijdstip benoemd tot voorzitter onderscheidenlijk lid van het College, ieder voor de resterende duur van diens benoemingsperiode.

ARTIKEL III

  • 1. De gegevens die de Stichting donorgegevens kunstmatige bevruchting ter uitvoering van haar taken in bewaring en in beheer heeft op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, worden overgedragen aan het College.

  • 2. Archiefbescheiden van de Stichting donorgegevens kunstmatige bevruchting betreffende zaken die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet nog niet zijn afgedaan, worden overgedragen aan het College, voor zover zij niet overeenkomstig de Archiefwet 1995 zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats.

ARTIKEL IV

In wettelijke procedures en rechtsgedingen, waarbij de Stichting donorgegevens kunstmatige bevruchting is betrokken, treedt op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet het College in de plaats van de Stichting donorgegevens kunstmatige bevruchting.

ARTIKEL V

De rechten en verplichtingen die de Stichting donorgegevens kunstmatige bevruchting heeft op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, gaan op dat tijdstip over op de Staat.

ARTIKEL VI

Bijlage 1 bij artikel 1.3, eerste lid, onderdeel d, van de Wet normering topinkomens wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder het opschrift Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • 15. Het College donorgegevens kunstmatige bevruchting, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting.

2. Onder het opschrift Ministerie van Justitie en Veiligheid vervalt onderdeel 7.

ARTIKEL VII

1. Indien artikel 4.98 van de Wet van 3 maart 2021 tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en enkele andere wetten in verband met het nieuwe omgevingsrecht en nadeelcompensatierecht (Stb. 2021, 135) eerder in werking is getreden of treedt dan deze wet, komt artikel I, onderdeel P, van deze wet te luiden:

P

In artikel 10a vervalt de zinsnede «van Volksgezondheid, Welzijn en Sport» en wordt «artikelen 2 en 10, tweede lid» vervangen door «artikelen 2, eerste of tweede lid, 3c, eerste lid, 10, tweede lid, en 13, derde lid».

2. Indien artikel 4.98 van de Wet van 3 maart 2021 tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en enkele andere wetten in verband met het nieuwe omgevingsrecht en nadeelcompensatierecht (Stb. 2021, 135) later in werking treedt dan deze wet, vervalt in artikel 4.98 van die wet de zinsnede «van Volksgezondheid, Welzijn en Sport» en wordt «artikelen 2 en 10, tweede lid» vervangen door «artikelen 2, eerste of tweede lid, 3c, eerste lid, 10, tweede lid, en 13, derde lid».

ARTIKEL VIII

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,