Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 juni 2022
Bij Koninklijke Boodschap van 27 mei 2021 is het voorstel van wet houdende het niet-indexeren van het basiskinderbijslagbedrag en het extra bedrag van de kinderbijslag in de Algemene Kinderbijslagwet over de jaren 2022, 2023 en deels over 2024 of totdat de beoogde dekking is gerealiseerd, aangeboden aan uw Kamer.1 Op 26 oktober 2021 (Handelingen II 2021/22, nr. 13, items 20, 21 en 22) heeft uw Kamer het wetsvoorstel aanvaard waarmee het wetgevingsproces werd vervolgd in de Eerste Kamer.
In de Voorjaarsnota2 is het voornemen van het kabinet om het door het vorige kabinet ingediende wetsvoorstel in te trekken, opgenomen. Ik heb dit voornemen op 30 mei 2022 aan de Eerste Kamer gemeld.3 Het niet-indexeren van de kinderbijslag kan voor ouders negatieve gevolgen hebben voor hun inkomen. Veel Nederlandse gezinnen hebben het momenteel zwaar door de huidige inflatie. Het kabinet acht daarom voortzetting van het wetsvoorstel niet wenselijk. Dit besluit is mede tot stand gekomen naar aanleiding van een motie uit de Eerste Kamer.4
Daartoe gemachtigd door Zijne Majesteit de Koning trek ik het voorstel van wet hierbij in.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip