Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 oktober 2021
Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel niet-indexeren kinderbijslag op 13 oktober jl. (Handelingen II 2021/21, nr. 11, Debat over het wetsvoorstel Het niet-indexeren van het basiskinderbijslagbedrag en het extra bedrag van de kinderbijlsag in de Algemene Kinderbijslagweg over de jaren 2020, 2023 en deels over 2024 (Kamerstuk 35 845)) heeft het lid Kwint (SP) een motie ingediend over niet indexeren van salarissen van Kamerleden en bewindspersonen1. Hierbij stuur ik u namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de appreciatie op die motie en ga ik tevens in op de vragen van het lid Omtzigt over de Commissie Sociaal Minimum.
Motie Kwint over het niet indexeren van salarissen van Kamerleden en bewindspersonen
De motie van het lid Kwint verzoekt het salaris van Kamerleden en bewindspersonen over de jaren 2022, 2023 en deels over 2024 niet te indexeren. Het salaris van genoemde politieke ambtsdragers is vastgesteld in de Wet rechtspositie Ministers en Staatssecretarissen, de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer en de Wet vergoeding leden Eerste Kamer. In deze wetten wordt geen verbinding gemaakt tussen de arbeidsvoorwaarden van politieke ambtsdragers en beleidsmaatregelen vanuit de regering, zoals het voorstel over de indexatie van de kinderbijslag. Daarom ontraadt het kabinet deze motie.
Commissie Sociaal Minimum
Het lid Omtzigt heeft bij de appreciatie van motie van het lid Omtzigt c.s.2 enkele vragen gesteld over de opdracht en invulling van de voorziene commissie sociaal minimum. Het kabinet deelt het standpunt van het lid Omtzigt over de noodzaak van onafhankelijkheid van de commissie. Het is van groot belang dat het onderzoek en rapport van de commissie zonder politieke sturing tot stand komen. Zoals gebruikelijk zorgt het kabinet voor de opstelling van de taakopdracht en deelt deze bij het instellingsbesluit van de commissie met de Tweede Kamer. Desgewenst kan over de taakopdracht met uw Kamer het gesprek gevoerd worden. Daarna gaat de commissie onafhankelijk en zonder politieke sturing aan het werk; pas na afronding van het rapport zal dit met kabinet en vervolgens met de Tweede Kamer worden gedeeld.
Om de onafhankelijkheid te waarborgen zal een onafhankelijke voorzitter aangesteld worden. De commissie zal bestaan uit (ambtelijke) experts en wetenschappers. In het debat is het NIBUD al aan de orde gekomen als kandidaat. Vanwege privacyoverwegingen worden de beoogde leden niet voorafgaand aan de instelling van de commissie met de Tweede Kamer gedeeld.
Het kabinet heeft toegezegd dat het kabinet een commissie zal instellen om onderzoek te doen naar de hoogte van het sociaal minimum voor verschillende huishoudtypen, zoals alleenstaanden, paren en huishoudens met en zonder kinderen. De motie vraagt voorts om in te gaan op huishoudens in een Wlz-instelling, en op welke toegankelijkheid tot welke voorziening nodig is (zoals aanwezigheid van een betaalbare woning of reiskostenvergoeding woon-werkverkeer). Indien de motie wordt aangenomen, zullen deze elementen terugkomen in de taakopdracht. Tot slot is in het debat over het wetsvoorstel niet-indexeren van de kinderbijslag op 13 oktober jl. toegezegd dat de commissie ook in kan gaan op de systematiek van het sociaal minimum en alternatieven hiervoor.
Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A.D. Wiersma