Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 mei 2021
Hierbij stuur ik u de reactie op het verzoek van de vaste commissie OCW naar aanleiding van de vergadering van 15 april 2021 inzake de vraag van een student over de (vergoeding voor een) premaster.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven
Een premaster (ook wel schakelprogramma genoemd) is een manier om doorstroom te bevorderen in het hoger onderwijs. Studenten die een master willen volgen in het hbo of wo, maar die nog niet volledig voldoen aan het instroomniveau van de desbetreffende master, hebben met een premaster de mogelijkheid om hun deficiënties weg te werken wanneer redelijkerwijs kan worden verwacht dat zij dit binnen een redelijke termijn kunnen doen. De wet stelt geen nadere eisen aan de vormgeving van premasters, aangezien het aan de instelling is om samen met de persoon die een premaster wil volgen, te bekijken welk premastertraject het meest passend is. Denk aan de vakken die gevolgd dienen te worden, wat de omvang en duur van de premaster is en binnen welke termijn de premaster dient te worden afgerond. Maatwerk staat dus centraal.
Een student die een premaster volgt, betaalt hiervoor geen collegegeld maar een door de instelling te bepalen vergoeding. Wettelijk is vastgelegd dat deze vergoeding maximaal de hoogte van het volledig wettelijk collegegeld bedraagt bij een premaster van 60 ECTS.1 Bij een premaster kleiner dan 60 ECTS mag maximaal een proportioneel deel van het volledig wettelijk collegegeld worden gevraagd. Studenten die een premaster volgen, terwijl zij een opleiding volgen waarvoor zij wettelijk collegegeld betalen, zijn vrijgesteld van het betalen voor een vergoeding voor de premaster. In verband met COVID-19 is voorgesteld om het volledig wettelijk collegegeld voor studiejaar 2021–2022 vast te stellen op € 1.084).2 Als dit wetsvoorstel wordt aangenomen, betaalt een Nederlandse of EER-student die een premaster volgt in studiejaar 2021–2022 dus een vergoeding van maximaal € 1.084 (zonder wetswijziging zou dit € 2.168 zijn geweest).
Bijzonder aan de situatie van deze student is dat hij reeds in studiejaar 2020–2021 was ingeschreven voor een premaster en voor dat studiejaar een vergoeding heeft betaald aan zijn universiteit. De universiteit waar deze student de premaster volgt, biedt – blijkens de brief van de student – studenten twee jaar de tijd om de premaster af te ronden. Voor het tweede inschrijfjaar vraagt de universiteit geen vergoeding.
Met het betoog van de student dat hij bij uitloop van zijn premaster naar studiejaar 2021–2022 wordt benadeeld, kan ik niet meegaan. De student wordt juist door de universiteit tegemoet gekomen doordat de universiteit voor een uitloop naar studiejaar 2021–2022 geen aanvullende vergoeding vraagt.
Deze student vraagt mij om voor zijn situatie het eerder genoemde wetsvoorstel aan te passen. Ik zie hier geen aanleiding toe. Met de generieke verlaging van het collegegeld voor studiejaar 2021–2022 is namelijk beoogd om studenten te compenseren voor mogelijk opgelopen vertraging in verband met COVID-19. Deze student wordt reeds door zijn universiteit gecompenseerd voor mogelijk opgelopen vertraging doordat hij twee jaar de tijd krijgt om de premaster af te ronden en hij voor het tweede jaar geen vergoeding verschuldigd is.