Vastgesteld 4 juni 2021
De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid
De fungerend voorzitter van de commissie, Tielen
Adjunct-griffier van de commissie, Schukkink
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel tot goedkeuring van de Overeenkomst tot wijziging van de Overeenkomst betreffende de overdracht en mutualisatie van de bijdragen aan het gemeenschappelijk afwikkelfonds. Zij hebben hierbij geen nadere vragen.
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel tot goedkeuring van de Overeenkomst tot wijziging van de Overeenkomst betreffende de overdracht en mutualisatie van de bijdragen aan het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds. Naar aanleiding daarvan brengen de leden van de PVV-fractie enkele punten naar voren.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel aangaande de goedkeuring van de Overeenkomst tot wijziging van de Overeenkomst betreffende de overdracht en mutualisatie van de bijdragen aan het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds. Deze leden hebben enkel vragen ter verduidelijking van de inhoud en gevolgen van het gesloten overeenkomst.
De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Overeenkomst tot wijziging van de Overeenkomst betreffende de overdracht en mutualisatie van de bijdragen aan het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds.
1. Inleiding
De leden van de CDA-fractie ondersteunen de aanpassingen in het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds omdat dit de monetaire stabiliteit van de EU verstevigt. De financiële crisis is een directe aanleiding geweest. Met deze wijziging tot het realiseren van een solide achtervang is het Europese financiële bestel beter voorbereid op eventuele nieuwe financiële en economische crises.
De leden van de SP-fractie vragen de regering waarom zonder deze verdragswijziging er een beperkende invloed is op de effectiviteit bij het afwikkelen van banken. Op welke manier schieten de huidige instrumenten tekort en welke recente casus is hier exemplarisch voor? Hoe proportioneel acht de regering deze verdragswijziging als zij tegelijkertijd bij elke mogelijkheid constateert dat de banken er tegenwoordig goed voor staan? De leden van de SP-fractie vragen de regering uitdrukkelijk naar haar mening over de proportionaliteit, en of die na het ontstaan van het idee voor deze verdragswijziging in de loop der jaren is veranderd.
De leden van de SP-fractie vragen de regering waarom er slechts voor een bail-in-percentage van 8 procent is gekozen. Zij vragen om een toelichting van de regering.
De leden van de SP-fractie vragen zich ook af wat nog niet (volledig) gebruikte onderdelen van het Single Resolution Board (SRB) zijn. Zij lezen dat er voor uitzonderlijke gevallen, waarin het niet (tijdig) nemen van een beslissing over een kredietaanvraag door het SRB de economische en financiële houdbaarheid van de eurozone in gevaar kan brengen, er overgegaan kan worden tot een spoedstemprocedure, waarbij een meerderheid van 85 procent volstaat. Hoe lang zal zo een spoedprocedure (moeten) duren, als de reguliere duur al heel kort is, namelijk 12 tot maximaal 24 uur? Zij vragen bovendien wie besluit of er daadwerkelijk sprake is van een spoedsituatie en hoe dit vooraf en achteraf getoetst kan worden. Wat is de invloed van nationale parlementen hierop?
6. Totstandkoming
De leden van de PVV-fractie merken op dat als onderdeel van de terms of reference onder meer is overeengekomen dat de gemeenschappelijke achtervang eerder dan eind 2023 ingevoerd kan worden bij aantoonbare risicoreductie. De leden van de PVV-fractie willen weten op welke wijze risicoreductie is aangetoond. Op welke wijze is aangetoond dat banken hun balans hebben opgeschoond en voorzieningen hebben getroffen om risico’s op faillissementen te verminderen?
Tevens willen de leden van de PVV-fractie weten of de risico’s voor de bankensector als gevolg van de uitbraak van COVID-19 juist niet zijn toegenomen. Zo ja, hoe valt dit te rijmen met risicoreductie en met een vervroegde invoering van de gemeenschappelijke achtervang?
Voorts vragen de leden van de PVV-fractie naar een overzicht van de omvang van niet-presterende leningen in alle EU-lidstaten. Verwacht de regering dat de omvang van niet-presterende leningen zal stijgen wanneer alle steunmaatregelen aflopen? Zo ja, hoe valt dit te rijmen met risicoreductie en met een vervroegde invoering van de gemeenschappelijke achtervang?
Ook willen de leden van de PVV-fractie weten welke aanvullende maatregelen er zijn getroffen voor lidstaten waar het aantal niet-presterende leningen nog moet worden gereduceerd. Wat is er precies afgesproken met Cyprus en Griekenland?
De leden van de CDA-fractie lezen dat als onderdeel van de terms of reference is overeengekomen dat de gemeenschappelijke achtervang eerder dan eind 2023 ingevoerd kan worden bij aantoonbare risicoreductie. Zij vragen de regering op welke manier periodiek de mate van risicoreductie en schuldenbeheersbaarheid wordt gecontroleerd en in welke mate en waar dit in de begrotingssystematiek van de EU wordt opgenomen.
7. Huidige werking gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme
De leden van de PVV-fractie willen weten hoeveel de Nederlandse banken inmiddels al hebben bijgedragen aan het SRF (zowel een vast en een risico-gewogen deel). Hoeveel hebben de Nederlandse banken nog te gaan? Tevens willen de leden van de PVV-fractie weten of alle lidstaten op schema lopen als het gaat om de bijdragen aan het SRF.
De leden van de CDA-fractie lezen in de memorie van toelichting dat op grond van de SRM-verordening het SRF over een periode van acht jaar wordt opgebouwd tot een minimale omvang van 1 procent van gedekte deposito’s van alle instellingen in de aan de bankenunie deelnemende lidstaten, Zij vragen de regering hoe deze storting er voor staat bij de Nederlandse instellingen.
In het geval er tijdens de overgangsperiode een beroep wordt gedaan op het SRF, dan is er een zogenaamd getrapt systeem van vijf treden. De vijfde en laatste houdt in dat, indien deze buitengewone achteraf te betalen bijdragen niet onmiddellijk beschikbaar zijn, het SRB op de vijfde en laatste trede de mogelijkheid heeft om leningen of andere vormen van steun af te sluiten (externe financieringsmogelijkheden), dan wel om te besluiten tot tijdelijke overdracht tussen de compartimenten (indien de betrokken lidstaten daarmee instemmen). De leden van de CDA-fractie vragen de regering deze externe financieringsmogelijkheden nader toe te lichten en daarbij duidelijk aan te geven of het SRB daarbij zelfstandig de kapitaalmarkt kan betreden en niet via andere Europese instellingen als de Europese Commissie of middels het ESM.
Verder merken de leden van de CDA-fractie op dat na de overgangsperiode de eerste drie stappen vervallen. In stap 5 staat echter beschreven dat, indien de buitengewone achteraf te betalen bijdragen niet onmiddellijk beschikbaar zijn, de SRB op de vijfde en laatste trede de mogelijkheid heeft om leningen of andere vormen van steun af te sluiten (externe financieringsmogelijkheden), dan wel om te besluiten tot tijdelijke overdracht tussen de compartimenten (indien de betrokken lidstaten daarmee instemmen). Deze compartimenten zijn dan toch juist gemutaliseerd, zo vragen de leden van de CDA- fractie.
8. Voorgestelde wijziging
De leden van de PVV-fractie merken op dat het SRB ook andere financieringsbronnen dan de gemeenschappelijke achtervang kan benutten indien de mogelijkheden binnen het SRF zijn uitgeput. De leden van de PVV-fractie willen weten wanneer er sprake is van een uitputting binnen het SRF. Kan de regering tevens toelichten welke alternatieve financieringsbronnen dit zijn en hoe deze zullen worden toegepast? Wat is het limiet hiervoor?
Ten slotte willen de leden van de PVV-fractie weten in welke situatie er sprake kan zijn van het gegeven dat de belastingbetaler alsnog kan opdraaien voor de kosten van falende banken. Kan de regering tevens toelichten op welke wijze dit zal worden voorkomen?