Ontvangen 14 september 2022
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
Artikel 1.4, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. De dubbele punt aan het slot van de aanhef, onderdeel a en de onderdeelsaanduiding «b.» voor onderdeel b vervallen.
2. Er wordt een zin toegevoegd, luidende: Bij ministeriële regeling kan tevens bepaald worden dat de gegevensuitwisseling plaatsvindt op een functionele, technische of organisatorische wijze.
II
In artikel 3.1 vervalt «, onderdeel b».
III
In artikel 3.5, eerste lid, vervalt «, onderdeel b».
IV
In artikel 3.6, eerste lid, vervalt «, onderdeel b».
V
Na paragraaf 8 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
VI
Artikel 9.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. In het eerste lid (nieuw) wordt na «vastgesteld» ingevoegd «, met dien verstande dat artikel 8a.1 een jaar na inwerkingtreding van artikel 1.4, derde lid, in werking treedt.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Bij koninklijk besluit kan worden bepaald dat artikel 8a.1 op een later tijdstip in werking treedt, met dien verstande dat dit tijdstip steeds ten hoogste twaalf maanden na het tijdstip ligt waarop dat artikel in werking zou treden.
Met het wetsvoorstel worden zorgaanbieders verplicht om bij gegevensuitwisseling dit in ieder geval elektronisch te doen. Daarbij wordt in het wetsvoorstel nu geregeld dat gegevensuitwisselingen kunnen worden aangewezen in «spoor 1», waardoor de uitwisseling in ieder geval elektronisch plaatsvindt, of in «spoor 2», waarbij volledige interoperabiliteit gerealiseerd wordt. In het geval van een spoor 1-aanwijzing is het voldoende om met het mailen van beveiligde pdf-bestanden te werken, zonder dat gegevens gestandaardiseerd tussen informatiesystemen worden uitgewisseld. De indieners vinden dit niet meer van deze tijd, en willen dat zorgaanbieders zo spoedig mogelijk verplicht worden om met systemen te gaan werken met volledige interoperabiliteit.
Aangezien het voor diverse zorgaanbieders bij inwerking treden van de wet nog niet mogelijk zal zijn om te voldoen aan de eisen van «spoor 2», wordt bij ministeriële regeling voorzien in een tijdelijk alternatief. In de ministeriële regeling zal dan het alternatief van «spoor 1» opgenomen worden. Dit alternatief zal in principe voor één jaar gelden, met een mogelijkheid voor de Minister om dit telkenmale met één jaar te verlengen. Hiermee wordt in de wetstekst duidelijk gemaakt dat «spoor 2» het uitgangspunt is voor alle zorgaanbieders, en dat het alternatief van «spoor 1» van tijdelijke aard is.
Zorgaanbieders weten hierdoor dat zij haast moeten maken met het werken aan gegevensuitwisseling met volledige interoperabiliteit, omdat zij mogelijk een jaar later niet meer aan de wettelijke eisen kunnen voldoen als de Minister het alternatief van de ministeriële regeling niet verlengt.
Van den Berg Hijink