Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de Wet publieke gezondheid te wijzigen in verband met de invoering van aanvullende maatregelen voor het internationaal personenverkeer in verband met de bestrijding van de epidemie van covid-19;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling Advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet publieke gezondheid wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 58a wordt in de alfabetische volgorde ingevoegd:
de krachtens artikel 58nb of 58nh geldende verplichting voor een reiziger om op een bepaalde locatie te verblijven in verband met de bestrijding van de epidemie;
B
Na artikel 58n worden zeven artikelen ingevoegd, luidende:
1. Degene die het Europese deel van Nederland inreist en voor inreis heeft verbleven in een door Onze Minister aangewezen gebied in het buitenland of, indien door Onze Minister aangewezen, in Bonaire, Sint Eustatius of Saba, gaat onverwijld na inreis gedurende een ononderbroken periode van een bij ministeriële regeling te bepalen aantal dagen in thuisquarantaine op zijn woonadres of het krachtens artikel 58ne opgegeven adres van een verblijfplaats.
2. Het bij ministeriële regeling te bepalen aantal dagen van de thuisquarantaine bedraagt ten hoogste 14 dagen.
3. In afwijking van het eerste lid, eindigt de periode van thuisquarantaine op het moment dat de betrokkene beschikt over een testuitslag waaruit blijkt dat hij zich na het verstrijken van een bij ministeriële regeling te bepalen aantal dagen na het moment van inreis heeft laten testen en op het moment van testen niet was geïnfecteerd met het virus SARS-CoV-2. De betrokkene bewaart de testuitslag gedurende het resterende aantal dagen van de periode, bedoeld in het eerste lid, en toont deze op verzoek aan een toezichthouder.
4. Gedurende de periode van thuisquarantaine is de betrokkene in het kader van de op hem rustende verplichting tot het verlenen van medewerking aan een toezichthouder, bedoeld in artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, gehouden om bereikbaar te zijn voor een toezichthouder.
5. De verplichting van het eerste lid is niet of niet langer van toepassing ingeval van en voor de duur van een noodsituatie als gevolg waarvan de betrokkene genoodzaakt is zich aan thuisquarantaine te onttrekken.
6. De verplichting van het eerste lid mag uitsluitend worden onderbroken ten behoeve van en voor de duur van het laten testen op infectie met het virus SARS-CoV-2.
7. Bij ministeriële regeling worden nadere eisen gesteld aan de test, bedoeld in het derde lid, die in elk geval betrekking hebben op:
a. de vaststelling van de identiteit van de geteste persoon;
b. het type test dat is uitgevoerd;
c. de wijze waarop de testuitslag wordt aangetoond.
8. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent het bepaalde in het eerste en derde lid.
9. Dit artikel laat de toepassing van artikel 35 onverlet.
1. De verplichting, bedoeld in artikel 58nb, eerste lid, is niet van toepassing op:
a. personen die na inreis korter dan een bij ministeriële regeling te bepalen aantal uren in Nederland zullen verblijven;
b. personen die korter dan een bij ministeriële regeling te bepalen aantal uren in een aangewezen hoogrisicogebied hebben verbleven;
c. personen die voorafgaand aan de inreis ten minste een bij ministeriële regeling te bepalen aantal dagen aaneengesloten in een gebied hebben verbleven dat niet is aangewezen als hoogrisicogebied;
d. personen tot en met 12 jaar;
e. personen die reizen in verband met co-ouderschap ten aanzien van een eigen kind;
f. personen die reizen in verband met het verlenen van noodzakelijke mantelzorg ten behoeve waarvan zij ten minste eenmaal per week de grens moeten passeren;
g. personen die inreizen in verband met het bijwonen van een uitvaart;
h. personen die inreizen in verband met een noodzakelijke medische behandeling;
i. grenswerkers, grensstudenten en grensscholieren die reizen in verband met hun werkzaamheden of het volgen van onderwijs en die hiervoor ten minste eenmaal per week de grens moeten passeren;
j. personen werkzaam in het transport van goederen en ander transportpersoneel, voor zover noodzakelijk en op het moment dat zij in de uitoefening van hun functie reizen of als zij van of naar hun werkzaamheden reizen;
k. personen die werkzaam zijn in het personenvervoer als zij in de uitoefening van hun functie reizen of als zij van of naar hun werkzaamheden reizen;
l. zeevarenden op andere schepen dan commerciële jachten en pleziervaartuigen in het bezit van een monsterboekje als zij in de uitoefening van hun functie reizen of als zij van of naar hun werkzaamheden reizen;
m. personen die reizen in verband met het verrichten van urgente, incidentele werkzaamheden in een cruciale sector, waarvoor specialistische kennis of expertise is vereist;
n. personen die een medisch beroep uitoefenen als zij in de uitoefening van hun functie reizen of als zij van of naar hun werkzaamheden reizen;
o. personen die noodzakelijke werkzaamheden verrichten ter bestrijding van de epidemie van het virus SARS-CoV-2 als zij in de uitoefening van hun functie reizen of als zij van of naar hun werkzaamheden reizen;
p. journalisten die noodzakelijke beroepsmatige werkzaamheden verrichten, waarbij werken op afstand niet mogelijk is, als zij in de uitoefening van hun functie reizen of als zij van of naar hun werkzaamheden reizen;
q. houders van een door het Ministerie van Buitenlandse Zaken verstrekte diplomatieke identiteitskaart of een door een ambassade, consulaat of het Ministerie van Buitenlandse Zaken verstrekte Note Verbale;
r. houders van diplomatieke paspoorten;
s. staatshoofden en leden van een buitenlandse regering;
t. ambtenaren, leden van een regering of andere personen die zijn uitgenodigd door de Nederlandse overheid, als zij in de uitoefening van hun functie reizen of als zij van of naar hun werkzaamheden reizen;
u. personen die werkzaam zijn bij een internationale of humanitaire organisatie als zij in de uitoefening van hun functie reizen of als zij van of naar hun werkzaamheden reizen;
v. personen die werkzaamheden verrichten gerelateerd aan de gereedstelling of daadwerkelijke inzet van personeel ingedeeld bij Defensie, personeel ingedeeld bij Defensie dat een noodzakelijke korte opleiding moet volgen of experts noodzakelijk voor het functioneren van de krijgsmacht, als zij in de uitoefening van hun functie reizen of als zij van of naar hun werkzaamheden reizen;
w. personen die inreizen omdat zij aanwezig moeten zijn bij een strafproces;
x. functionarissen die reizen in verband met het uitvoeren van taken in opdracht van Onze Minister van Justitie en Veiligheid alsmede de personen die door deze functionarissen worden begeleid.
2. In aanvulling op het eerste lid is de verplichting, bedoeld in artikel 58nb, eerste lid, tevens niet van toepassing op bij ministeriële regeling aangewezen categorieën van personen vanwege de uitoefening van bij die ministeriële regeling beschreven werkzaamheden of dwingende persoonlijke omstandigheden.
1. De in artikel 58nb, eerste lid, bedoelde persoon kan de burgerlijke rechter schriftelijk verzoeken om opheffing van de ten aanzien van hem geldende verplichting om in thuisquarantaine te gaan op de grond dat deze verplichting niet op hem van toepassing is.
2. Het verzoekschrift wordt ingediend bij de voorzieningenrechter van de rechtbank binnen wiens rechtsgebied de woon- of verblijfplaats, bedoeld in artikel 58nb, eerste lid, van de indiener van het verzoekschrift is gelegen. Voor de behandeling van het verzoekschrift wordt geen griffierecht geheven. Artikel 46 is van overeenkomstige toepassing.
3. In aanvulling op artikel 278, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bevat het verzoekschrift het e-mailadres en telefoonnummer waarop de verzoeker bereikbaar is en eventuele bewijsstukken die het verzoek ondersteunen.
4. Voordat op het verzoekschrift wordt beslist, hoort de rechter de indiener van het verzoekschrift door middel van een tweezijdig elektronisch communicatiemiddel, tenzij de indiener niet beschikbaar was op het door de rechter vastgestelde tijdstip waarop het horen plaatsvindt. Artikel 41, derde lid, is van toepassing.
5. De rechter beslist zo spoedig mogelijk op het verzoek, doch uiterlijk binnen drie dagen te rekenen vanaf de dag na die van het indienen van het verzoekschrift. Tegen de beslissing van de rechter staat geen voorziening open.
Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat op de in artikel 58nb, eerste lid, bedoelde persoon een verplichting rust om:
a. een papieren of digitale verklaring naar waarheid in te vullen, waarin hij verklaart dat hij na inreis onverwijld in thuisquarantaine zal gaan op zijn woonadres of het opgegeven adres van een verblijfplaats, dan wel behoort tot een van de categorieën van personen, bedoeld in artikel 58nc, en om daarbij de in die regeling te bepalen gegevens aan Onze Minister te verstrekken;
b. bij inreis te beschikken over een papieren verklaring of een bevestiging van een digitaal ingevulde verklaring als bedoeld in onderdeel a, zo nodig vergezeld van het in die regeling voorgeschreven document indien het gaat om een persoon die verklaart dat hij behoort tot een van de categorieën van personen, bedoeld in artikel 58nc;
c. de verklaring of bevestiging en het eventuele voorgeschreven document op verzoek te tonen aan een toezichthouder;
d. de verklaring of bevestiging en het eventuele voorgeschreven document te bewaren tot een bij ministeriële regeling te bepalen tijdstip.
1. In het kader van de taak van Onze Minister, bedoeld in artikel 7, eerste lid, en ter monitoring van de naleving van de verplichting van artikel 58nb, eerste lid, is Onze Minister bevoegd tot verwerking van de krachtens de artikelen 58ne of 58ng verstrekte gegevens van een in artikel 58nb, eerste lid, bedoelde persoon.
2. Indien Onze Minister op grond van bevindingen in het kader van de monitoring nader onderzoek door een toezichthouder naar de naleving van de verplichting tot thuisquarantaine door een in artikel 58nb, eerste lid, bedoelde persoon wenselijk acht, of een in artikel 58nb, eerste lid, bedoelde persoon telefonisch niet heeft kunnen bereiken, kan Onze Minister een melding doen aan de burgemeester van de gemeente waar de woon- of verblijfplaats van die persoon is gelegen.
3. Onze Minister, de burgemeester en de bij of krachtens deze wet aangewezen toezichthouders zijn bevoegd tot het verwerken en onderling uitwisselen van een melding als bedoeld in het tweede lid, en de krachtens de artikelen 58ne of 58ng verstrekte gegevens van een in artikel 58nb, eerste lid, bedoelde persoon, voor zover dit noodzakelijk is voor het toezicht op en de handhaving van de naleving van artikel 58nb, eerste lid.
4. De krachtens de artikelen 58ne of 58ng verstrekte gegevens worden door Onze Minister niet langer bewaard dan de krachtens artikel 58nb, eerste lid, bij ministeriële regeling bepaalde duur van de thuisquarantaine.
1. Met het oog op het toezicht op en de handhaving van de naleving van artikel 58nb, eerste lid, kan bij ministeriële regeling worden bepaald dat:
a. op de in artikel 58nb, eerste lid, bedoelde persoon die bij inreis in Nederland gebruik maakt van bedrijfsmatig personenvervoer als bedoeld in artikel 58p, een verplichting rust om een in artikel 58ne bedoelde papieren verklaring op verzoek te verstrekken aan de aanbieder van personenvervoer of een toezichthouder;
b. op de in onderdeel a bedoelde aanbieder van bedrijfsmatig personenvervoer een verplichting rust om een aan hem krachtens onderdeel a verstrekte verklaring in te nemen en deze verklaring te verstrekken aan de voorzitter van de veiligheidsregio of een toezichthouder;
c. op de voorzitter van de veiligheidsregio een verplichting rust om een aan hem krachtens onderdeel b verstrekte verklaring op verzoek aan Onze Minister te verstrekken of te vernietigen;
d. op een toezichthouder een verplichting rust om een aan hem krachtens onderdeel a of b verstrekte verklaring op diens verzoek aan Onze Minister te verstrekken of de verklaring te vernietigen;
e. op de aanbieder van bedrijfsmatig personenvervoer als bedoeld in artikel 58p waarvan een in artikel 58nb, eerste lid, bedoelde persoon bij inreis in Nederland gebruik maakt, een verplichting rust om de bij de aanbieder beschikbare persoonsidentificerende gegevens en het telefoonnummer van die persoon op verzoek te verstrekken aan Onze Minister.
2. De aanbieder van personenvervoer, de voorzitter van de veiligheidsregio en de toezichthouder zijn bevoegd tot het verwerken van de krachtens het eerste lid aan hen verstrekte verklaringen, voor zover dit noodzakelijk is om te voldoen aan de op hen krachtens dat lid rustende verplichtingen.
1. Bij ministeriële regeling kan, na overleg met de gezaghebber, worden bepaald dat op degene die reist tussen Bonaire, Sint Eustatius of Saba of die een van deze eilanden inreist en voor inreis heeft verbleven in het Europese deel van Nederland of in een door Onze Minister, na overleg met de gezaghebber, aangewezen gebied in het buitenland, de verplichting, bedoeld in artikel 58nb, eerste lid, rust.
2. Indien toepassing wordt gegeven aan het eerste lid, zijn de artikelen 58nb tot en met 58ng van overeenkomstige toepassing, tenzij bij ministeriële regeling anders is bepaald.
3. In de regeling, bedoeld in het eerste lid, kan worden bepaald dat de gezaghebber met het oog op bijzondere omstandigheden in een individueel geval ontheffing kan verlenen van het bepaalde bij of krachtens het eerste lid. Aan de ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Artikel 58e, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
C
Artikel 58p wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt «Personenvervoer» vervangen door «Bedrijfsmatig personenvervoer» en in het eerste, tweede en derde lid wordt «personenvervoer» telkens vervangen door «bedrijfsmatig personenvervoer».
2. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel a wordt «indien de reiziger een testuitslag kan tonen aan de aanbieder van personenvervoer en een toezichthouder, waaruit blijkt dat hij op het moment van testen niet was geïnfecteerd met het virus SARS-CoV-2» vervangen door «indien de reiziger een testuitslag waaruit blijkt dat hij op het moment van testen niet was geïnfecteerd met het virus SARS-CoV-2 of een verklaring als bedoeld in artikel 58ne, eventueel vergezeld van het voorgeschreven document als bedoeld in dat artikel, kan tonen aan de aanbieder van bedrijfsmatig personenvervoer en een toezichthouder».
b. In onderdeel b komt na «SARS-CoV-2,» het woord «en» te vervallen en wordt aan het slot ingevoegd «en om de testuitslag te bewaren tot een bij ministeriële regeling te bepalen tijdstip».
3. Het vijfde lid komt te luiden:
5. Een regeling als bedoeld in het derde lid, onderdeel a, is niet van toepassing op degene die wegens overmacht niet kan beschikken over een of meerdere van de in dat onderdeel bedoelde bescheiden.
4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. Ten aanzien van inreis in Bonaire, Sint Eustatius of Saba geschiedt de aanwijzing van gebieden, bedoeld in het derde lid, na overleg met de gezaghebber.
D
Na artikel 58p wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat op de reiziger die heeft verbleven in een door Onze Minister aangewezen gebied in het buitenland of reist tussen het Europese deel van Nederland, Bonaire, Sint Eustatius of Saba, anders dan met gebruikmaking van bedrijfsmatig personenvervoer als bedoeld in artikel 58p, een verplichting rust om bij inreis in Nederland te beschikken over een testuitslag waaruit blijkt dat hij op het moment van testen niet was geïnfecteerd met het virus SARS-CoV-2, om die testuitslag op verzoek te tonen aan een toezichthouder en om die testuitslag te bewaren tot een bij ministeriële regeling te bepalen tijdstip.
2. In een regeling als bedoeld in het eerste lid worden eisen gesteld met betrekking tot de test, die in elk geval betrekking hebben op:
a. de vaststelling van de identiteit van de geteste persoon;
b. het type test dat is uitgevoerd;
c. de wijze waarop de testuitslag wordt aangetoond;
d. de termijn waarbinnen de test moet zijn uitgevoerd ten opzichte van het moment van inreis in Nederland.
3. Ten aanzien van inreis in Bonaire, Sint Eustatius of Saba geschiedt de aanwijzing van gebieden, bedoeld in het eerste lid, na overleg met de gezaghebber.
E
In artikel 58u, vierde lid, wordt aan het slot ingevoegd «, of ter handhaving van het bepaalde bij of krachtens artikel 58nb, eerste lid».
F
Na artikel 58u wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De burgemeester is bevoegd een bestuurlijke boete op te leggen ter handhaving van het bepaalde bij of krachtens artikel 58nb, eerste lid.
2. De op grond van het eerste lid op te leggen bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste het bedrag dat is vastgesteld voor de eerste categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
G
In artikel 68bis, eerste lid, onderdeel b, wordt na «58l, tweede lid, eerste of tweede zin» ingevoegd «58ne» en na «58p, eerste of tweede lid,» ingevoegd «58pa, eerste lid,».
H
Na artikel 68ka wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Indien het bij koninklijke boodschap van [datum] ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met een sluitingsbevoegdheid ten aanzien van publieke en besloten plaatsen wegens een uitbraak [kamerstuknummer] tot wet is of wordt verheven en die wet eerder in werking is getreden of treedt dan artikel I, onderdeel B, van deze wet, wordt in artikel I, onderdeel B, van deze wet in de aanhef «artikel 58n» gewijzigd in «artikel 58na».
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
De Minister van Justitie en Veiligheid,
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,