Ontvangen 11 mei 2021
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
In artikel I, onderdeel C, wordt na artikel 58ra, tweede lid, een lid ingevoegd, luidende:
2a. Met betrekking tot een besluit tot vaststelling of wijziging van het beleid bij de toepassing van regels als bedoeld in het eerste lid, behoeft, voor zover deze regels betrekking hebben op:
a. het beroepsonderwijs, bedoeld in artikel 1.1.1, onder h, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, het bevoegd gezag voorafgaande instemming van:
1°. de studentenraad overeenkomstig hetgeen bij of krachtens die wet is bepaald ten aanzien van de instemmingsbevoegdheid, bedoeld in artikel 8a.2.2 van die wet; en
2°. de ondernemingsraad overeenkomstig hetgeen bij of krachtens de Wet op de ondernemingsraden is bepaald ten aanzien van het instemmingsrecht, bedoeld in artikel 27 van die wet;
b. het beroepsonderwijs, bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES, het bevoegd gezag voorafgaande instemming van de vertegenwoordiging, bedoeld in artikel 5.1 van die wet;
c. het hoger onderwijs, bedoeld in artikel 1.1, onder b, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, het instellingsbestuur voorafgaande instemming van de universiteitsraad of medezeggenschapsraad dan wel de gezamenlijke vergadering overeenkomstig hetgeen bij of krachtens die wet is bepaald ten aanzien van de instemmingsbevoegdheid van die raad of vergadering.
Het voorliggend wetsvoorstel bevat een grondslag om onderwijsinstellingen in het mbo en hoger onderwijs de mogelijkheid te kunnen bieden om testbewijzen en andere bewijzen te verplichten voor toegang tot specifieke onderdelen van het fysiek onderwijs. De regering zal deze grondslag alleen inzetten als sprake is van een onaanvaardbaar tekort aan fysiek onderwijs. Indieners komt dit juist voor. Het is voor studenten van groot belang dat er voldoende fysiek onderwijs komt. Testen voor toegang dient echter alleen het doel als daar ook daadwerkelijk draagvlak voor is bij studenten en docenten. Dit amendement regelt derhalve dat instemming door de van toepassing zijnde medezeggenschapsorganen een vast onderdeel van de besluitvorming wordt, als onderwijsinstellingen de mogelijkheid krijgen om bewijzen te verplichten voor toegang tot fysiek onderwijs. Het gaat daarbij om besluiten over het mogelijk invoeren, weer stoppen en de vormgeving.
In het beroepsonderwijs zal dit instemmingsrecht gelden voor de studentenraad en ondernemingsraad, en voor de vertegenwoordiging in Caribisch Nederland. Bij universiteiten betreft het de universiteitsraad of gezamenlijke vergadering, bij hogescholen de medezeggenschapsraad of gezamenlijke vergadering. In het amendement is geregeld dat ook de overige regels uit de betreffende wet die voor de uitoefening van de instemmingsbevoegdheid gelden van toepassing zijn, waaronder de regels over de geschillenbeslechting.
Paternotte Westerveld Palland