Gepubliceerd: 15 maart 2021
Indiener(s): Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA)
Onderwerpen: economie landbouw markttoezicht organisatie en beleid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35770-2.html
ID: 35770-2

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de uitsluiting van het kartelverbod van gedragingen in het kader van het Gemeenschappelijke Landbouwbeleid en het Gemeenschappelijke Visserijbeleid te expliciteren in de Mededingingswet en dat het wenselijk is ook voor nationale situaties in de Europeesrechtelijk geregelde privaatrechtelijke handhaving van het mededingingsrecht te voorzien en enige wijzigingen van technische aard aan te brengen in het concentratietoezicht;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Mededingingswet wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 11 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 2a. Uitzondering in verband met het gemeenschappelijke landbouw- en visserijbeleid

Artikel 11a

  • 1. Voor overeenkomsten, besluiten en gedragingen als bedoeld in artikel 6, eerste lid, die betrekking hebben op de voortbrenging van en de handel in landbouwproducten, bedoeld in artikel 42 van het Verdrag, geldt artikel 6, eerste lid, uitsluitend in de gevallen ten aanzien waarvan bij of krachtens een verordening van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie is bepaald dat artikel 101 van het Verdrag van toepassing is op die overeenkomsten, besluiten en gedragingen.

  • 2. Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit doet mededeling in de Staatscourant van de gevallen, bedoeld in het eerste lid.

B

Artikel 27, eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. het direct of indirect verkrijgen van zeggenschap over één of meer ondernemingen of delen daarvan door middel van de verwerving van participaties in het kapitaal of van vermogensbestanddelen, uit hoofde van een overeenkomst of op enige andere wijze, door:

    • 1°. één of meer natuurlijke personen of rechtspersonen die reeds zeggenschap over ten minste één andere onderneming hebben; of

    • 2°. één of meer andere ondernemingen.

C

Artikel 28, eerste lid, onderdeel b, wordt als volgt gewijzigd:

1. In subonderdeel 3° wordt voor «1:76, eerste lid,» ingevoegd «artikel».

2. In subonderdeel 4° wordt «3:162, vierde lid,» vervangen door «artikel 3:162d».

D

In artikel 30, tweede lid, wordt «die plaatsvinden binnen een door de Autoriteit Consument en Markt in aanmerking te nemen periode en die afhankelijk van elkaar zijn of op een economische wijze zodanig met elkaar zijn verbonden dat deze verwervingen als één verwerving zouden moeten worden beoordeeld» vervangen door «die binnen een periode van twee jaar plaatsvinden tussen dezelfde personen of ondernemingen».

E

Artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het vierde lid wordt een zin toegevoegd, luidende «Voldoen partijen niet of niet tijdig aan de voorwaarden, dan is alsnog een vergunning vereist».

2. Het zesde lid komt te luiden:

  • 6. Artikel 34, eerste lid, is niet van toepassing op het tot stand brengen van een concentratie na een mededeling dat voor die concentratie geen vergunning is vereist.

F

Artikel 39 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Artikel 34, eerste lid, is niet van toepassing in geval van een openbaar overnamebod of een reeks van transacties met effecten, gericht op het van meerdere verkopers verkrijgen van een deelname in het kapitaal van een onderneming, mits de concentratie onverwijld aan de Autoriteit Consument en Markt wordt gemeld, en de verkrijger de aan de deelname in het kapitaal verbonden stemrechten niet uitoefent.

2. In het tweede lid wordt voor «dient de concentratie» ingevoegd «is artikel 41, eerste lid, niet van toepassing, maar».

ARTIKEL II

Artikel 193k van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a komt te luiden:

  • a. inbreuk op het mededingingsrecht: een inbreuk op artikel 101 of 102 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie, het mededingingsrecht van een lidstaat van de Europese Unie dat parallel wordt toegepast aan artikel 101 of 102 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie overeenkomstig artikel 3, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PbEG 2003, L 1) of artikel 6 of 24 van de Mededingingswet;.

2. Aan onderdeel c wordt toegevoegd «dan wel de Autoriteit Consument en Markt, voor zover het de toepassing van artikel 6 of 24 van de Mededingingswet betreft».

ARTIKEL III

In de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek wordt na artikel 189a een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 189b

Voor zover het betreft een inbreuk als bedoeld in artikel 193k van Boek 6 op artikel 6 of 24 van de Mededingingswet zijn artikel 193r van Boek 6 en de artikelen 44a, derde lid, 161a en 844 tot en met 850 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering slechts van toepassing op die zaken die bij de rechter aanhangig zijn gemaakt na het tijdstip van inwerkingtreding van artikel II van de Wet van ... wijziging van de Mededingingswet in verband met het expliciteren van de uitsluiting van het kartelverbod van gedragingen in het kader van het gemeenschappelijke landbouw- en visserijbeleid, en wijziging van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek en de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek in verband met de nationale toepassing van de mogelijkheid tot privaatrechtelijke handhaving van het mededingingsrecht (Stb. ..., ...).

ARTIKEL IV

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,