Vastgesteld 11 mei 2021
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen afdoende zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Kuiken
De adjunct-griffier van de commissie, Goorden
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de wijziging van de Wet dieren in verband met actualisering van de diergezondheidsregels en enkele technische aanpassingen. Deze leden hebben hierbij nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden zijn positief over de actualisering van de regelgeving voor diergezondheid in de Wet dieren. Zij hebben nog enkele vragen en opmerkingen aan de regering.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden hebben daarover op dit moment geen vragen
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden hebben nog enkele vragen over aanpalende onderwerpen.
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij hebben nog enkele vragen.
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel en heeft daarover nog enkele vragen.
Tijdens het debat over de wijziging van de Wet dieren in verband met de uitvoering van de herziene Europese diergezondheidswetgeving deden de leden van de Partij voor de Dieren-fractie een voorstel om het verbod op het zelf doden van dieren uit te breiden naar alle categorieën dieren die niet voor productie worden gehouden. Deze leden vinden het namelijk niet te verantwoorden dat dit verbod momenteel slechts geldt voor honden, katten en ganzen. De Minister stelde tijdens dit debat te willen kijken naar de handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid bij de diensten. Deze leden zijn ervan overtuigd dat het strafbaar stellen van het doden van alle soorten gezelschapsdieren de politie helpt in het aanpakken van dierenbeulen. Er hoeft dan immers niet meer te worden bewezen dat een dier heeft geleden tijdens het doden, wat in de praktijk een lastige, zeer tijdrovende en kostbare zaak is. Is de regering bereid hierover ook in gesprek te gaan met vertegenwoordigers van de dierenpolitie?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen of de regering heeft gezien dat bij de «floating farm» in Rotterdam onlangs voor de tweede keer in korte tijd een koe in het water is beland. Het dier moest door de brandweer uit het water worden getakeld met een hijskraan. Deelt de regering de mening dat zo’n drijvende boerderij een zeer onnatuurlijke en kennelijk ook gevaarlijke plek is om dieren te houden? Zo nee, kan zij dat toelichten? Welke mogelijkheden ziet de regering om een einde te maken aan dergelijke initiatieven, bijvoorbeeld door het aanscherpen van de huisvestingseisen?
Het lid van de BBB-fractie merkt op dat draaiboeken voor dierziekten niet actueel zijn bijgewerkt en niet makkelijk beschikbaar of vindbaar zijn (onder andere van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland). Deze zijn jaarlijks verplicht actueel te houden volgens de EU-diergezondheidswetgeving. Dit lid vraagt de regering om met spoed de meest actuele draaiboeken voor dierziekten online te plaatsen, met vermelding van datum van de laatste actualisatie.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de aanpassing van de wet een informatieplicht bewerkstelligt voor een houder van dieren bij een besmettelijke dierziekte. De regering kan een houder verplichten om kopers van de betreffende dieren over de ziekte te informeren, voor zover de verkoper beschikt over de contactgegevens van kopers. «De voorgestelde bevoegdheid behelst dus niet een verplichting voor de houder om kopers te registreren,» zo lezen deze leden. Wat houdt dan de «informatieplicht» in? Waar moet een houder straks wel en niet aan voldoen, wanneer voldoet hij aan de plicht, en wanneer is sprake van het verzaken hiervan? Zij zijn van mening dat als de wet een mogelijkheid tot informatieplicht zekert, de houder duidelijkheid moet krijgen over wat van hem verwacht wordt. Is de regering dat met hen eens?
De leden van de VVD-fractie lezen dat een dergelijke plicht aansluit bij de bestaande verplichting voor verkopers van gezelschapsdieren om kopers bij verkoop of aflevering over de gezondheidsstatus van het dier te informeren. Klopt de veronderstelling dat er dus nu ook sprake is van een plicht? Zo ja, hoe verhoudt de uitspraak van de regering dat er geen sprake zou zijn van een verplichting voor de houder om kopers te registeren zich hiertoe?
De regering schrijft dat indien snel actie is vereist om kopers van (gezelschaps)dieren te informeren en maatregelen te treffen, die kopers rechtstreeks door de regering worden benaderd op basis van informatie van de verkoper over de kopers. Wat doet de regering indien de verkoper niet over deze informatie beschikt? Immers, er is geen sprake van een verplichting. Is de regering het met de leden van de VVD-fractie eens dat hier een scheve redenering in doorklinkt?
De leden van de D66-fractie vragen of de regering in het geval van een uitbraak van een besmettelijke dierziekte genoeg ruimingscapaciteit heeft. Zo constateren deze leden dat dit niet het geval was bij de uitbraak van COVID-19 bij nertsen. Zo gaf het Outbreak Management Team Zoönose (OMT-Z) in juli 2020 het advies om preventief te ruimen, waarna hier in augustus op werd teruggekomen omdat er niet genoeg ruimingscapaciteit beschikbaar was. Hierna werd gekozen alleen besmette bedrijven te ruimen en in te zetten op versterkte screening. Deze leden hebben zorgen dat wanneer een andere besmettelijke dierziekte uitbreekt in de vee- of dierhouderij, niet op tijd ingegrepen kan worden. Kan de regering hierop reflecteren en aangeven hoeveel ruimingscapaciteit op dit moment beschikbaar is? In het geval dat bijvoorbeeld de vogelgriep zodanig muteert dat het over kan springen van mens op mens, op welke manier is de regering dan voorbereid? Is de regering het met deze leden eens dat we dan zeer kwetsbaar zijn met meer dan 100 miljoen dieren in de pluimveehouderij?
Voorts vragen de leden van de D66-fractie waarom de regering niet heeft gekozen om een registratieplicht voor houders van dieren op te nemen. Deze leden hebben twijfels of de informatieplicht in de praktijk tot zijn recht zal komen wanneer dit op vrijwillige basis gebeurt, zeker gezien het om een grote hoeveelheid houders gaat. Welke handhavingsinstrumenten wenst de regering toe te passen om de naleving te garanderen? Indien hiervoor geen handhavingsinstrumenten worden ingezet, hoe verwacht de regering dan zicht te kunnen houden op de naleving van de informatieplicht? En wanneer de regering toch kiest voor een registratieplicht, hoe kan zij dan de privacy van houders waarborgen?
De leden van de SGP-fractie lezen dat de informatieplicht zou gelden «voor zover de verkoper beschikt over de contactgegevens van kopers». Deze leden hebben hier enkele vragen over. Hoe verwacht de regering zicht te houden op de naleving van deze informatieplicht? Op welke wijze wil zij deze informatieplicht handhaven? Zijn in de praktijk problemen geconstateerd doordat houders van gezelschapsdieren kopers niet informeerden over een verdenking of besmetting?
Plaatsing van waarschuwingsborden en kentekenen blijft ook in de nieuwe situatie mogelijk. Klopt het dat bij zoönosen de standaardprocedure blijft dat er borden en tekenen worden geplaatst? De leden van de VVD-fractie begrijpen dat plaatsing van borden en kentekenen door digitale informatiekanalen niet meer zo urgent is als vroeger. Echter, hoe borgt de regering dat ook mensen die niet aangesloten zijn op de digitale kanalen/internet tijdig worden geïnformeerd om duidelijk te maken dat in een bepaald gebied een verbod geldt om dieren te vervoeren? Enerzijds lezen deze leden dat borden ter informatie dienen en geen zelfstandig rechtsgevolg hebben, anderzijds dat er op basis van artikel 5.6, vijfde lid wel degelijk een verplichting is om regels te stellen over het vervoeren van dieren, producten of voorwerpen van en naar locaties waar een kenteken is geplaatst en toegang van personen daartoe. Daarmee is er toch wel degelijk sprake van een zelfstandig rechtsgevolg? Zo nee, waarom niet?
Bij tegemoetkoming in schade sluit de regering een overeenkomst met een partij die deskundigen levert om de waarde van dieren, producten of voorwerpen te taxeren, zo lezen de leden van de VVD-fractie. Kan de regering uitleggen op welke manier de houders van dieren hierbij worden betrokken? Is er ook aandacht voor het mogelijk persoonlijke leed?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen in de memorie van toelichting dat artikel 9.9 komt te vervallen, aangezien het niet langer nodig zou zijn om nadere regels te stellen over de vergoeding die veehouders ontvangen op het moment dat dieren vanwege een dierziekte of dreiging daarvan worden geruimd, ofwel vergast of gedood. Deze leden vragen de regering voortaan te spreken van het massaal vergassen of doden van dieren in plaats van een verhullende term als «ruimen» te gebruiken. Op die manier is voor iedereen duidelijk wat er met de dieren gebeurt.
De leden van de SGP-fractie vragen zich af in hoeverre de bepalingen met betrekking tot de vergoeding in de ministeriële regeling als stok achter de deur hebben bijgedragen aan het beperken van de vergoedingskosten. Wat zou het loslaten van deze bepalingen kunnen betekenen voor het onderhandelingsproces, zo vragen deze leden.
Het lid van de BBB-fractie merkt op dat schade als gevolg van dierziektebestrijding die niet direct valt onder ruiming en kosten, hier niet in is voorzien. Denk dan aan schade als gevolg van verplicht vaccineren ter bestrijding van dierziekte. Dat zal ook in deze wet verankerd moeten worden. Onder andere bij de varkenspest en vogelgriep zijn door vaccinatie de gehouden dieren bijna onverkoopbaar in het reguliere (normale) handelskanaal. Deze afwaardering zal tegen vrije marktwaarde op de dag van vaccinatie en de uiteindelijke opbrengstprijs verrekend worden. Taxateurs kunnen dit in het Diergezondheidsfonds piekfijn berekenen. Deze inkomstenderving is niet voor de individuele dierhouder te dragen, terwijl de vaccinatie in het algemeen belang is uitgevoerd ter bestrijding van de dierziekte. Wil de regering dit op korte termijn goed regelen of oplossen? Het is al een langlopend agendapunt, waarin tot op heden nog niet in is voorzien.
Het lid van de BBB-fractie merkt op dat de vakbekwaamheid van deskundigen niet altijd gesteund wordt door praktijkkennis. Werkwijzen, bronnen, tabellen en uitgangspunten per diercategorie zijn door het landbouwbedrijfsleven niet in te zien noch te beoordelen op juistheid. In het kader van transparantie is dit hoognodig, omdat steeds meer specifieke marktconcepten ingevoerd worden met eigen verhoogde kosten. Dan is er met redelijkheid en billijkheid ook te controleren wat wel of niet is meegetaxeerd. Transparantie vooraf vergroot het draagvlak van effectieve dierziektebestrijding. Kan de regering hier volledige transparantie over geven?
De regering schrijft dat het onduidelijk is wat de mogelijke administratieve last zal zijn van de mogelijkheid tot het opleggen van een informatieplicht aan een houder. De leden van de VVD-fractie begrijpen dat een houder die slechts enkele kopers zal moeten informeren daar minder tijd aan kwijt is dan een houder die een grote hoeveelheid kopers moet informeren. Hoe voorkomt de regering onnodig zware administratieve rompslomp? En bovenal, hoe zorgt de regering ervoor dat het voor houders vooraf glashelder is wat van hen verwacht wordt met betrekking tot de informatiehuishouding van kopers?
De leden van de D66-fractie vragen of de regering nog steeds voornemens is het wetsvoorstel op hetzelfde moment in werking te laten treden als de Wijziging van de Wet dieren in verband met de uitvoering van de herziene Europese diergezondheidswetgeving. Indien dit het geval is, wat is de beoogde inwerkingtredingsdatum? Zo nee, waarom niet?
Artikel I, onderdeel G
De leden van de VVD-fractie onderschrijven het belang van de mogelijkheid voor de regering om bij wijze van lik-op-stuk bestuurlijke boetes op te kunnen leggen bij een overtreding van in de wet opgenomen bepalingen. Kan de regering aangeven hoe vaak een dergelijke bestuurlijke boete is opgelegd in de afgelopen vijf jaar en kan zij daarbij een globaal overzicht geven van de aard en omvang hiervan?