Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om in verband met de kwaliteit van de incassodienstverlening ten behoeve van schuldenaren, schuldeisers en incassodienstverleners regels te stellen met betrekking tot de private buitengerechtelijke incassodienstverlening en om de cumulatieregeling voor buitengerechtelijke incassokosten in Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek te wijzigen ter voorkoming van ongewenste stapeling van deze kosten;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
de bestuurder van een verrichter of aanbieder van buitengerechtelijke incassowerkzaamheden en degene die het beleid van een verrichter of aanbieder van buitengerechtelijke incassowerkzaamheden bepaalt of mede bepaalt;
activiteiten ter verkrijging van voldoening buiten rechte van een vordering tot betaling van een geldsom;
het Bureau, genoemd in artikel 1, onderdeel l, van de Wet op het notarisambt;
de deken, bedoeld in artikel 45a, eerste lid, van de Advocatenwet;
het gerechtsdeurwaardersregister, genoemd in artikel 1, onderdeel b, van de Gerechtsdeurwaarderswet;
het handelsregister, genoemd in artikel 1, onderdeel h, van de Handelsregisterwet 2007;
Onze Minister voor Rechtsbescherming;
het register, genoemd in artikel 3, eerste lid;
het tableau, genoemd in artikel 1 van de Advocatenwet;
een verklaring omtrent het gedrag, afgegeven volgens de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens of, voor zover van toepassing, een met deze verklaring overeenkomend document, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in de staat van herkomst.
Deze wet heeft uitsluitend betrekking op buitengerechtelijke incassowerkzaamheden:
a. die worden verricht of aangeboden in de uitoefening van een daarop gericht of mede gericht beroep of bedrijf of op een wijze alsof zij daarop beroepsmatig of bedrijfsmatig gericht of mede gericht was;
b. voor een derde of na overdracht van de vordering; en
c. met betrekking tot voldoening door een natuurlijke persoon die zijn woonplaats in Nederland heeft.
1. Er is een register waarin op hun aanvraag verrichters en aanbieders van buitengerechtelijke incassowerkzaamheden worden ingeschreven, die voldoen aan de daarvoor bij en krachtens deze wet gestelde voorwaarden.
2. Het register bevat, voor zover van toepassing, de volgende gegevens over verrichters en aanbieders van buitengerechtelijke incassowerkzaamheden:
a. de datum van de registratie en een daarbij toegekend registratiekenmerk;
b. de naam of namen waaronder buitengerechtelijke incassowerkzaamheden worden verricht of aangeboden;
c. de naam en voornaam of voornamen van de verrichter of aanbieder van buitengerechtelijke incassowerkzaamheden, het adres waar hij kantoor houdt, een telefoonnummer waarop hij bereikbaar is en overige contactgegevens;
d. de naam en voornaam of voornamen van de bestuurders;
e. een wijziging als bedoeld in artikel 8;
f. een bestuurlijke sanctie als bedoeld in de artikelen 15 en 16, met een aanduiding indien een besluit hiertoe nog niet onherroepelijk is;
g. een schorsing en een opheffing van een schorsing als bedoeld in artikel 9, met een aanduiding indien een besluit hiertoe nog niet onherroepelijk is;
h. een doorhaling van een registratie als bedoeld in de artikelen 10 en 17, met een aanduiding indien een besluit hiertoe nog niet onherroepelijk is;
i. het vervallen van een registratie, bedoeld in het vijfde lid.
3. Het register wordt gehouden door Onze Minister. Onze Minister is verwerkingsverantwoordelijke voor het register als bedoeld in artikel 4, onderdeel 7, van de Algemene verordening gegevensbescherming. Onze Minister kan een verwerker als bedoeld in artikel 4, onderdeel 8, van de Algemene verordening gegevensbescherming aanwijzen.
4. Onze Minister geeft, voor zover van toepassing, aan een ieder in ieder geval via een daartoe geschikte website kennis:
a. van een gegeven als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, b en c;
b. gedurende een schorsing, van de mededeling dat en de datum waarop in het register is opgenomen dat een registratie is geschorst, met een aanduiding indien een besluit hiertoe nog niet onherroepelijk is;
c. na een doorhaling krachtens een besluit dat nog niet onherroepelijk is, van de mededeling dat en de datum waarop in het register is opgenomen dat een registratie is doorgehaald, met de aanduiding dat een besluit hiertoe nog niet onherroepelijk is.
5. Een registratie vervalt, indien de kosten die krachtens artikel 20, eerste lid, aanhef en onderdeel a, ten laste worden gebracht, niet of niet tijdig zijn voldaan.
6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over het eerste tot en met vierde lid.
1. Het is verboden zonder registratie, of met een geschorste registratie, buitengerechtelijke incassowerkzaamheden te verrichten of aan te bieden.
2. Het eerste lid geldt niet voor:
a. een gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechtsdeurwaarder, kandidaat-gerechtsdeurwaarder en toegevoegd gerechtsdeurwaarder, die krachtens de Gerechtsdeurwaarderswet bevoegd is ambtshandelingen te verrichten;
b. een advocaat die krachtens de Advocatenwet is ingeschreven op het tableau en een advocaat als bedoeld in artikel 16b van de Advocatenwet.
1. Bij de aanvraag tot de inschrijving in het register verstrekt degene die buitengerechtelijke incassowerkzaamheden wenst te verrichten of aan te bieden:
a. een uiteenzetting hoe ervoor wordt gezorgd dat zal worden voldaan aan de bij of krachtens de artikelen 11, 12 en 13 gestelde regels;
b. gegevens over de gronden, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdelen a tot en met c, en artikel 7, eerste lid, onderdelen b tot en met f;
c. de naam of namen waaronder hij buitengerechtelijke incassowerkzaamheden wenst te verrichten of aan te bieden, indien en voor zover deze niet reeds volgen uit het handelsregister;
d. het adres waar hij kantoor houdt, een telefoonnummer waarop hij bereikbaar is en overige contactgegevens, indien en voor zover deze niet reeds volgen uit het handelsregister;
e. voor zover van toepassing, de naam en voornaam of voornamen van de bestuurders, indien en voor zover deze niet reeds volgen uit het handelsregister.
2. Met een uiteenzetting als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt gelijkgesteld een inschrijving in een register of een vergunning die is afgegeven in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend verdrag dat Nederland bindt, en die een beschermingsniveau biedt dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de bij en krachtens deze wet gestelde regels wordt nagestreefd.
3. Onze Minister neemt binnen dertien weken een beslissing op de aanvraag. Met toepassing van artikel 28, eerste lid, laatste zinsnede, van de Dienstenwet is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing op de aanvraag.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de wijze van indiening van de aanvraag.
1. Onze Minister laat de aanvraag tot inschrijving in het register buiten behandeling, indien en voor zolang:
a. een rechterlijke uitspraak waarbij de aanvrager, een bestuurder of een verrichter of aanbieder van buitengerechtelijke incassowerkzaamheden waarbij de aanvrager of een bestuurder van de aanvrager is betrokken, onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, hij surseance van betaling heeft verkregen, dan wel wegens schulden is gegijzeld, niet onherroepelijk is;
b. de registratie van de aanvrager of van een verrichter of aanbieder van buitengerechtelijke incassowerkzaamheden waarbij de aanvrager of een bestuurder van de aanvrager is betrokken, is geschorst;
c. een krachtens artikel 10, aanhef en onderdeel c, of artikel 17 genomen besluit tot doorhaling van de registratie van de aanvrager of van een verrichter of aanbieder van buitengerechtelijke incassowerkzaamheden waarbij de aanvrager of een bestuurder van de aanvrager is betrokken, niet onherroepelijk is;
d. de kosten die krachtens artikel 20, eerste lid, aanhef en onderdeel b, ten laste worden gebracht, niet zijn voldaan.
2. De termijn, genoemd in artikel 5, derde lid, wordt in ieder geval opgeschort tot de dag waarop een in het eerste lid bedoelde omstandigheid zich niet langer voordoet en de aanvrager heeft verzocht de aanvraag verder in behandeling te nemen.
1. Onze Minister weigert de inschrijving in het register, indien:
a. gelet op de voornemens van de aanvrager en de antecedenten van de aanvrager en, voor zover van toepassing, de bestuurders, naar redelijke verwachting niet zal worden voldaan aan een bij of krachtens artikel 11, 12 of 13 gestelde regel of overigens niet zal worden gehandeld in overeenstemming met hetgeen van een goede verrichter of aanbieder van buitengerechtelijke incassowerkzaamheden in het maatschappelijk verkeer mag worden verwacht;
b. de aanvrager of een bestuurder ingevolge een onherroepelijke rechterlijke uitspraak onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, hij surseance van betaling heeft verkregen, dan wel wegens schulden is gegijzeld;
c. de aanvrager, een bestuurder of een verrichter of aanbieder van buitengerechtelijke incassowerkzaamheden waarbij de aanvrager of een bestuurder van de aanvrager is betrokken, binnen de laatste vijf jaar, terug te rekenen vanaf de datum van de aanvraag tot inschrijving in het register, ingevolge een onherroepelijke rechterlijke uitspraak in staat van faillissement is verklaard of surseance van betaling heeft verkregen, tenzij naar oordeel van Onze Minister aannemelijk is gemaakt dat de aanvrager of bestuurder ter zake geen verwijt treft;
d. de onderneming van de aanvrager of van een bestuurder ingevolge een onherroepelijke rechterlijke uitspraak geheel of gedeeltelijk is stilgelegd op grond van artikel 7, onderdeel c, van de Wet op de economische delicten;
e. de aanvrager of een bestuurder ingevolge een onherroepelijke rechterlijke uitspraak is ontzet van het recht om buitengerechtelijke incassowerkzaamheden te verrichten of aan te bieden op grond van artikel 28, eerste lid, onderdeel 5°, van het Wetboek van Strafrecht of artikel 7, onderdeel a, van de Wet op de economische delicten;
f. de registratie van de aanvrager of van een verrichter of aanbieder van buitengerechtelijke incassowerkzaamheden waarbij de aanvrager of een bestuurder van de aanvrager is betrokken, binnen de laatste vijf jaar, terug te rekenen vanaf de datum van de aanvraag tot inschrijving in het register, onherroepelijk is doorgehaald op grond van artikel 10, onderdeel c, of artikel 17, tenzij naar oordeel van Onze Minister aannemelijk is gemaakt dat de aanvrager of bestuurder ter zake geen verwijt treft.
2. Het eerste lid, onderdeel a, is niet van toepassing, indien de aanvrager is ingeschreven in een register of aan de aanvrager een vergunning is afgegeven in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend verdrag dat Nederland bindt, en die een beschermingsniveau biedt dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de bij en krachtens deze wet gestelde regels wordt nagestreefd.
1. Onze Minister kan op aanvraag van de verrichter of aanvrager van buitengerechtelijke incassowerkzaamheden een registratie wijzigen:
a. ter toevoeging of verwijdering van een naam waaronder buitengerechtelijke incassowerkzaamheden worden verricht of aangeboden;
b. met betrekking tot contactgegevens als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel c;
c. ter toevoeging of verwijdering van een bestuurder.
2. Artikel 5 is van overeenkomstige toepassing. De artikelen 6, eerste lid, aanhef en onderdelen a tot en met c, en tweede lid, en 7 zijn daarnaast van overeenkomstige toepassing, indien de aanvraag een registratie te wijzigen, een toevoeging betreft als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of c.
1. Onze Minister schorst een registratie, indien en voor zolang:
a. aan een verrichter of aanbieder van buitengerechtelijke incassowerkzaamheden of een bestuurder de vrijheid is ontnomen krachtens:
1°. een rechterlijke uitspraak waarbij hij wegens een misdrijf is veroordeeld; of
2°. een bevel tot voorlopige hechtenis;
b. de onderneming van de verrichter of aanbieder van buitengerechtelijke incassowerkzaamheden geheel of gedeeltelijk is stilgelegd op grond van artikel 7, onderdeel c, van de Wet op de economische delicten;
c. een verrichter of aanbieder van buitengerechtelijke incassowerkzaamheden of een bestuurder is ontzet van het recht om buitengerechtelijke incassowerkzaamheden te verrichten of aan te bieden op grond van artikel 28, onderdeel 5°, van het Wetboek van Strafrecht of artikel 7, onderdeel a, van de Wet op de economische delicten;
d. een verrichter of aanbieder van buitengerechtelijke incassowerkzaamheden of een bestuurder bij rechterlijke uitspraak onder curatele staat, in staat van faillissement verkeert, ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is, hij in surseance van betaling verkeert, dan wel wegens schulden is gegijzeld.
2. De griffier van het gerecht dat een in het eerste lid bedoelde beslissing of een beslissing die de opheffing van de schorsing tot gevolg heeft, heeft uitgesproken, geeft hiervan onverwijld kennis aan Onze Minister
3. Onze Minister kan een registratie schorsen, indien en voor zo lang:
a. niet is voldaan aan een vordering als bedoeld in artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht;
b. hij zijn voornemen kenbaar heeft gemaakt een registratie door te halen krachtens artikel 10, onderdeel c, en dat voornemen niet is ingetrokken of heeft geleid tot een besluit;
c. hij zijn voornemen kenbaar heeft gemaakt een registratie door te halen krachtens artikel 17 en dat voornemen niet is ingetrokken of heeft geleid tot een besluit.
4. Onze Minister kan de schorsing van de registratie opheffen op aanvraag van de verrichter of aanbieder van buitengerechtelijke incassowerkzaamheden. Artikel 5, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
1. Onze Minister haalt een registratie door, indien:
a. de verrichter of aanbieder van buitengerechtelijke incassowerkzaamheden hierom verzoekt;
b. de verrichter of aanbieder van buitengerechtelijke incassowerkzaamheden is overleden;
c. de gegevens of bescheiden die zijn verstrekt voor de inschrijving in het register of de wijziging van een registratie naar zijn oordeel zodanig onjuist of onvolledig blijken, dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen, als bij de beoordeling daarvan de juiste gegevens of bescheiden volledig bekend waren geweest.
2. In het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, is artikel 5, derde en vierde lid, van overeenkomstige toepassing.
1. Buitengerechtelijke incassowerkzaamheden worden slechts verricht of aangeboden:
a. onder een naam en met vermelding van het registratiekenmerk die staan vermeld in het register;
b. onder een naam waarmee een persoon als bedoeld in artikel 4, tweede lid, staat ingeschreven in het gerechtsdeurwaardersregister, onderscheidenlijk op het tableau of, voor zover het een advocaat als bedoeld in artikel 16b van de Advocatenwet betreft, met een vermelding als bedoeld in artikel 16c van de Advocatenwet.
2. Buitengerechtelijke incassowerkzaamheden worden slechts verricht of aangeboden, indien:
a. de contactgegevens die krachtens artikel 3, tweede lid, aanhef en onderdeel c, zijn opgenomen in het register, in overeenstemming zijn met de feitelijke situatie;
b. de plaats van vestiging die is opgenomen in het gerechtsdeurwaardersregister, onderscheidenlijk de contactgegevens die zijn verwerkt op het tableau, in overeenstemming zijn met de feitelijke situatie.
3. Buitengerechtelijke incassowerkzaamheden worden niet verricht door de in het eerste lid bedoelde aanbieders of personen zonder dat dit aan schuldenaren wordt gemeld.
1. Een verrichter of aanbieder van buitengerechtelijke incassowerkzaamheden stelt niemand te werk die zal worden belast met contact met een schuldenaar of schuldeiser of met de leiding hierover, dan nadat deze persoon een verklaring omtrent het gedrag over heeft gelegd die op het moment van de overlegging niet ouder dan drie maanden is.
2. Een verrichter of aanbieder van buitengerechtelijke incassowerkzaamheden stelt geen bestuurder te werk wiens naam en voornaam of voornamen niet staan vermeld in het register.
1. Een verrichter of aanbieder van buitengerechtelijke incassowerkzaamheden draagt er zorg voor dat de personen die zijn belast met het verrichten of aanbieden van buitengerechtelijke incassowerkzaamheden, of aan deze werkzaamheden leiding geven, voldoende vakbekwaam zijn en hun vakbekwaamheid periodiek onderhouden.
2. Een verrichter of aanbieder van buitengerechtelijke incassowerkzaamheden draagt jegens de schuldenaar en schuldeiser zorg voor inzicht in de opbouw van de vordering tot betaling van een geldsom en specificeert daarbij zo goed mogelijk waar de vordering, of onderdelen daarvan, op gebaseerd is. Hij neemt hierbij alle voor buitengerechtelijke incassowerkzaamheden geldende wettelijke voorschriften in acht.
3. Een verrichter of aanbieder van buitengerechtelijke incassowerkzaamheden draagt zorg voor een correcte omgang met schuldenaren en schuldeisers en zorgt daarbij voor een afdoende informatievoorziening jegens hen.
4. Een verrichter of aanbieder van buitengerechtelijke incassowerkzaamheden draagt zorg voor een deugdelijke inrichting van deze werkzaamheden en de administratie daarvan.
5. Een verrichter of aanbieder van buitengerechtelijke incassowerkzaamheden heeft een klachtenregeling en is aangesloten bij een geschillenregeling.
6. Een verrichter of aanbieder van buitengerechtelijke incassowerkzaamheden legt schriftelijk vast op welke wijze hij voldoet aan de eisen genoemd in het eerste tot en met vijfde lid.
7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de eisen genoemd in het eerste tot en met vijfde lid.
1. Met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze wet gestelde regels zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren. Van dat besluit wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
2. In afwijking van het eerste lid:
a. zijn de personen, bedoeld in artikel 30a van de Gerechtsdeurwaarderswet, belast met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze wet gestelde regels, indien een persoon als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel a, van deze wet buitengerechtelijke incassowerkzaamheden verricht of aanbiedt;
b. is de deken belast met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze wet gestelde regels, indien een persoon als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel b, buitengerechtelijke incassowerkzaamheden verricht of aanbiedt.
3. Artikel 45a, tweede lid, van de Advocatenwet is van overeenkomstige toepassing op het toezicht op de naleving door de deken, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b.
1. Onze Minister is bevoegd tot oplegging van een last onder dwangsom ter handhaving van:
a. het bepaalde bij of krachtens artikel 4, 11, 12 of 13;
b. artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2. In afwijking van het eerste lid:
a. is het Bureau Financieel Toezicht bevoegd ten aanzien van een persoon als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel a, die buitengerechtelijke incassowerkzaamheden verricht of aanbiedt;
b. is de deken bevoegd ten aanzien van een persoon als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel b, die buitengerechtelijke incassowerkzaamheden verricht of aanbiedt.
1. Onze Minister kan aan de overtreder een bestuurlijke boete opleggen in geval van overtreding van:
a. het bepaalde bij of krachtens artikel 11, 12 of 13;
b. artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2. Artikel 15, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
3. De bestuurlijke boete bedraagt:
a. in geval van overtreding van artikel 11, ten hoogste het bedrag dat is vastgesteld voor de eerste categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht;
b. in geval van overtreding van artikel 12, ten hoogste het bedrag dat is vastgesteld voor de tweede categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht;
c. in geval van overtreding van het bepaalde krachtens artikel 13, ten hoogste het bedrag dat is vastgesteld voor de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht;
d. in geval van overtreding van artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, ten hoogste het bedrag dat is vastgesteld voor de tweede categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
4. De artikelen 23, zevende lid, eerste zin, en achtste lid, van het Wetboek van Strafrecht en 6, eerste lid, laatste zin, van de Wet op de economische delicten zijn van overeenkomstige toepassing.
5. De werking van het besluit tot oplegging van de boete wordt opgeschort totdat:
a. de bezwaartermijn is verstreken of, indien bezwaar is gemaakt, op het bezwaar is beslist, in geval van een boete van de derde of vierde categorie;
b. de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist, in geval van een boete van de vierde categorie.
6. Artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht is niet van toepassing op de overtreding, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.
Onze Minister haalt een registratie door, indien:
a. de verrichter of aanbieder van buitengerechtelijke incassowerkzaamheden naar het oordeel van Onze Minister in ernstige mate niet voldoet aan de bij of krachtens artikel 11, 12 of 13 gestelde regels;
b. zich bij het verrichten of aanbieden van buitengerechtelijke incassowerkzaamheden feiten hebben voorgedaan waardoor naar het oordeel van Onze Minister in ernstige mate niet is gehandeld in overeenstemming met hetgeen van een goede verrichter of aanbieder van buitengerechtelijke incassowerkzaamheden in het maatschappelijk verkeer mag worden verwacht.
1. Een schuldenaar is niet gehouden een vordering tot betaling van een geldsom te voldoen jegens een aanbieder of verrichter van buitengerechtelijke incassowerkzaamheden die niet is geregistreerd of wiens registratie is geschorst. Vanaf de dag dat een schriftelijk verzoek tot betaling van de vordering door de aanbieder of verrichter van buitengerechtelijke incassowerkzaamheden wordt gedaan, wordt voor de toepassing van de artikelen 119 en 119a van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek een vertraging in de voldoening van een geldsom niet aan de schuldenaar toegerekend.
2. Een vergoeding voor de kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte van een vordering tot betaling van een geldsom is niet verschuldigd voor de buitengerechtelijke incassowerkzaamheden van een aanbieder of verrichter hiervan die niet is geregistreerd of wiens registratie is geschorst.
1. Indien een toezichthouder als bedoeld in artikel 14 in de uitoefening van zijn bediening kennis krijgt van een gedraging die een overtreding is van het bepaalde bij of krachtens de Wet handhaving consumentenbescherming of de Wet op het financieel toezicht, brengt hij dit onverwijld onder de aandacht van de Autoriteit Consument en Markt, onderscheidenlijk een krachtens besluit van de Stichting Autoriteit Financiële Markten met toezicht belaste persoon.
2. Indien de Autoriteit Consument en Markt of een krachtens besluit van de Stichting Autoriteit Financiële Markten met toezicht belaste persoon in de uitoefening van zijn bediening kennis krijgt van een gedraging die een overtreding is van het bepaalde bij of krachtens deze wet, brengt hij dit onverwijld onder de aandacht van:
a. een ambtenaar als bedoeld in artikel 14, eerste lid;
b. een persoon als bedoeld in artikel 30a van de Gerechtsdeurwaarderswet, indien de overtreding is begaan door een persoon als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel a;
c. de deken, indien de overtreding is begaan door een persoon als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel b.
3. Onze Minister, het Bureau Financieel Toezicht, de deken, de Autoriteit Consument en Markt en de Stichting Autoriteit Financiële Markten maken afspraken die worden vastgelegd in een samenwerkingsprotocol en die in ieder geval betrekking hebben op effectief en doelmatig toezicht op de naleving door verrichters en aanbieders van buitengerechtelijke incassowerkzaamheden van de bij of krachtens de onderscheiden wetten gestelde regels en de effectieve en doelmatige handhaving daarvan.
4. Onze Minister doet mededeling van een samenwerkingsprotocol in de Staatscourant.
5. Er kunnen ten behoeve van een goede vervulling van hun bij of krachtens de wet gegeven taak wederzijds gegevens of inlichtingen worden verstrekt, die ten aanzien van een verrichter of aanbieder van buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verkregen:
a. bij de uitvoering van een bij of krachtens deze wet gegeven taak, door een toezichthouder als bedoeld in artikel 14 of door Onze Minister;
b. bij de uitvoering van een bij of krachtens de Wet handhaving consumentenbescherming gegeven taak, door de Autoriteit Consument en Markt, de Stichting Autoriteit Financiële Markten of een krachtens haar besluit met toezicht belaste persoon;
c. bij de uitvoering van een bij of krachtens de Wet op het financieel toezicht gegeven taak, door de Stichting Autoriteit Financiële Markten of een krachtens haar besluit met toezicht belaste persoon.
6. Verstrekking van gegevens of inlichtingen vindt uitsluitend plaats, indien:
a. de geheimhouding van de gegevens of inlichtingen in voldoende mate is gewaarborgd;
b. voldoende is gewaarborgd dat de gegevens of inlichtingen niet zullen worden gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze worden verstrekt; en
c. het geheimhoudingsregime dat op de desbetreffende gegevens of inlichtingen van toepassing is, in acht wordt genomen.
7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over het eerste tot en met zesde lid.
1. De kosten die samenhangen met de uitvoering van deze wet, worden door Onze Minister tegen een door hem vastgesteld tarief ten laste gebracht van:
a. de in het register ingeschreven verrichters en aanbieders van buitengerechtelijke incassowerkzaamheden, voor zover het de uitvoering betreft van de artikelen 3, 8 tot en met 10, 14, eerste lid, 15, eerste lid, 16, eerste lid, 17 en 19;
b. de verrichter of aanbieder van buitengerechtelijke incassowerkzaamheden die de aanvraag doet, voor zover het de uitvoering betreft van de artikelen 5 tot en met 7.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de hoogte van het tarief en de heffing.
Aan artikel 96 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek wordt een lid toegevoegd, luidende:
8. Zijn op grond van eenzelfde rechtsverhouding termijnbetalingen verschuldigd en wordt aangemaand als bedoeld in lid 6 voor een termijnbetaling waarvoor op grond van de in lid 5 bedoelde algemene maatregel van bestuur de laagste vergoeding geldt, dan wordt voor de berekening van de vergoeding vanaf de dag dat wordt aangemaand, rekening gehouden met een of meerdere aanmaningen voor termijnbetalingen die geheel of gedeeltelijk onbetaald zijn gebleven in een periode van zes maanden voorafgaand aan de dag van de aanmaning.
De in de eerste zin genoemde algemene maatregel van bestuur bevat nadere regels voor de vergoeding. Hierin wordt, in afwijking van lid 7, tevens de vergoeding bepaald in het geval één aanmaning meerdere termijnbetalingen betreft.
Van dit lid kan niet ten nadele van de in lid 5 bedoelde schuldenaar worden afgeweken.
De Advocatenwet wordt als volgt gewijzigd:
1. In artikel 8, eerste lid, onderdeel n, wordt na «artikel 45g, eerste lid,» ingevoegd «en de artikelen 15 en 16 van de Wet kwaliteit incassodienstverlening».
2. In de artikelen 28, vijfde lid, 45b, 45h en 45i, eerste lid, wordt «artikel 45a, eerste lid, en artikel 24, tweede lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme» vervangen door «artikel 45a, eerste lid, artikel 24, tweede lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme en artikel 14, tweede lid, onderdeel b, van de Wet kwaliteit incassodienstverlening».
3. In artikel 45c, eerste, tweede, vierde en zesde lid, wordt «de artikelen 45a, eerste lid, 46c, en artikel 24, tweede lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme» vervangen door «ingevolge de artikelen 45a, eerste lid, 46c, 24, tweede lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme en 14, tweede lid, van de Wet kwaliteit incassodienstverlening».
4. In artikel 45d, eerste lid, wordt «de artikelen 45a, eerste lid, 46c, of artikel 24, tweede lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme» vervangen door «ingevolge artikel 45a, eerste lid, 46c, 24, tweede lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme of 14, tweede lid, onderdeel b, van de Wet kwaliteit incassodienstverlening».
5. In artikel 46 wordt «het bepaalde bij of krachtens deze wet en de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme» vervangen door «het bepaalde bij of krachtens deze wet, de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme en de Wet kwaliteit incassodienstverlening».
De Gerechtsdeurwaarderswet wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan artikel 1a, derde lid, onderdeel m, wordt toegevoegd «, en de artikelen 15 en 16 van de Wet kwaliteit incassodienstverlening» en in artikel 1a, vijfde lid, wordt «artikel 30b» vervangen door «artikel 30b of de artikelen 15 en 16 van de Wet kwaliteit incassodienstverlening».
2. In artikel 34, eerste lid, wordt na «enige bij of krachtens deze wet» ingevoegd «en de Wet kwaliteit incassodienstverlening».
In artikel 3.3 van de Wet handhaving consumentenbescherming wordt onder vernummering van het tweede tot derde lid een lid ingevoegd, luidende:
2. De Stichting Autoriteit Financiële Markten kan gegevens of inlichtingen die zij in verband met enige werkzaamheid ten behoeve van de uitvoering van een taak als bedoeld in artikel 3.1 heeft verkregen, verstrekken voor zover een wettelijk voorschrift het gebruik van deze gegevens of inlichtingen regelt.
In artikel 1, onder 4°, van de Wet op de economische delicten wordt in de alfabetische volgorde ingevoegd:
de Wet kwaliteit incassodienstverlening, artikel 4;.
In de Wet op het financieel toezicht wordt na artikel 1:93c een artikel ingevoegd, luidende:
1. De Autoriteit Financiële Markten kan, in afwijking van artikel 1:89, eerste lid, vertrouwelijke gegevens of inlichtingen verkregen bij de vervulling van de haar ingevolge deze wet opgedragen taak, verstrekken aan de in artikel 18, tweede lid, van de Wet kwaliteit incassodienstverlening genoemde personen, voor zover deze gegevens of inlichtingen dienstig zijn voor de uitoefening de taken van deze personen op grond van de Wet kwaliteit incassodienstverlening.
2. Artikel 1:93, tweede tot en met vierde lid, met uitzondering van het tweede lid, onderdeel b, is van overeenkomstige toepassing.
3. De Autoriteit Financiële Markten waarborgt dat informatie-uitwisseling op grond van dit artikel plaatsvindt met inachtneming van het geheimhoudingsregime dat ingevolge Europese richtlijnen of verordeningen op de desbetreffende gegevens of inlichtingen van toepassing is.
Indien het bij koninklijke boodschap van 10 juli 2019 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en enkele andere wetten in verband met het nieuwe omgevingsrecht en nadeelcompensatierecht (Kamerstukken 35 256) tot wet is of wordt verheven en:
a. artikel 1, onderdeel C, van die wet eerder in werking treedt of is getreden dan artikel 15, eerste lid, onderdeel b, van deze wet, wordt artikel 15, eerste lid, van deze wet als volgt gewijzigd:
Artikel 15, eerste lid, komt te luiden:
1. Onze Minister is bevoegd tot oplegging van een last onder dwangsom ter handhaving van het bepaalde bij of krachtens artikel 4, 11, 12 of 13.
b. artikel 1, onderdeel C, van die wet gelijktijdig met of later in werking treedt dan artikel 15, eerste lid, onderdeel b, van deze wet, wordt na artikel 4.12 van die wet een artikel ingevoegd, luidend:
Artikel 15, eerste lid, van de Wet kwaliteit incassodienstverlening komt te luiden:
1. Onze Minister is bevoegd tot oplegging van een last onder dwangsom ter handhaving van het bepaalde bij of krachtens artikel 4, 11, 12 of 13.
1. De artikelen 4, 11, eerste lid, aanhef en onderdeel a, en tweede lid, aanhef en onderdeel a, en 12, tweede lid, zijn gedurende een jaar na inwerkingtreding van deze wet niet van toepassing op degene die voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet buitengerechtelijke incassowerkzaamheden verrichtte of aanbood en sindsdien onafgebroken heeft voortgezet. Indien binnen deze periode een aanvraag als bedoeld in artikel 5 is gedaan, geldt de vorige zin tot het tijdstip waarop op de aanvraag is beslist.
2. Indien gedurende de periode, genoemd in het eerste lid, eerste zin, een beslissing op een aanvraag als bedoeld in artikel 5 niet binnen de termijn, genoemd in artikel 5, derde lid, eerste zin, kan worden gegeven, deelt Onze Minister dit binnen deze termijn aan de aanvrager mede en noemt Onze Minister een termijn van ten hoogste dertien weken waarbinnen Onze Minister beslist.
Onze Minister voor Rechtsbescherming zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister voor Rechtsbescherming,