Gepubliceerd: 8 februari 2021
Indiener(s): Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66)
Onderwerpen: economie onderwijs en wetenschap organisatie en beleid overige economische sectoren
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35726-3.html
ID: 35726-3

Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING

I. Algemene toelichting

1. Inleiding

Dit voorstel van wet strekt tot de aanvullende implementatie van Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PbEU 2005, L 255) (hierna: «Richtlijn 2005/36/EG») en Richtlijn 2011/98/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende één enkele aanvraagprocedure voor een gecombineerde vergunning voor onderdanen van derde landen om te verblijven en te werken op het grondgebied van een lidstaat, alsmede inzake een gemeenschappelijk pakket rechten voor werknemers uit derde landen die legaal in een lidstaat verblijven (PbEU 2011, L 343) (hierna: «Richtlijn 2011/98/EU»). De Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties en de Wet op de Architectentitel zullen daartoe worden gewijzigd. Aanvullende implementatie is vereist aangezien de regering door de Europese Commissie in gebreke is gesteld vanwege een onvolledige dan wel incorrecte implementatie van de genoemde richtlijnen.

2. Implementatiewetgeving

De wijzigingen van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties en de Wet op de Architectentitel betreffen aanvullende implementatie. De implementatie van deze richtlijnen had oorspronkelijk op 20 oktober 2007 (Richtlijn 2005/36/EG) respectievelijk 25 december 2013 (Richtlijn 2011/98/EU) gerealiseerd moeten zijn.

Implementatie is deels tot op heden achterwege gebleven, omdat de regering in de veronderstelling was dat de in bepaalde bepalingen genoemde rechten en plichten «feitelijke handelingen» betroffen en deze in de regel niet worden geïmplementeerd. De Europese Commissie stelt zich echter op het standpunt dat deze bepaling opgenomen dient te worden in de nationale regelgeving. Deze wijzigingen betreffen daarom een codificatie van de praktijk.

Daar waar nodig zal naar aanleiding van deze wijzingen van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties ook lagere regelgeving worden gewijzigd.

3. Hoofdlijnen van het voorstel

Het voorstel betreft redactionele wijzigingen en codificatie van de praktijk. Aangezien het voorstel uitdrukkelijk geen inhoudelijke wijzigingen beoogt, maakte voorliggend voorstel tot en met de fase Raad van State onderdeel uit van het voorstel van wet tot wijziging van verschillende wetten op met name het terrein van onderwijs, cultuur en media in verband met voornamelijk wetstechnische en redactionele verbeteringen (Verzamelwet OCW 20##). Naar aanleiding van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State op dat wetsvoorstel, is besloten voorliggende bepalingen in een apart wetsvoorstel op te nemen.

4. Gevolgen van het voorstel

4.1. Gevolgen voor de regeldruk

Het wetsvoorstel waar voorliggend voorstel aanvankelijk onderdeel van uitmaakte is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk. Het voorstel is niet geselecteerd voor formele advisering, aangezien de gevolgen voor de regeldruk beperkt zijn.

4.2. Gevolgen voor de uitvoering

Het wetsvoorstel waar voorliggend voorstel aanvankelijk onderdeel van uitmaakte is voorgelegd aan de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). DUO voorziet geen gevolgen voor de uitvoering.

4.3. Gevolgen voor de privacy

De gevolgen voor de privacy zijn zeer beperkt. De wijziging van artikel 13a van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties is een codificatie van de huidige uitvoeringspraktijk.

4.4. Gevolgen voor Caribisch Nederland

Dit wetsvoorstel heeft geen gevolgen voor Caribisch Nederland.

4.5. Financiële gevolgen

Aangezien de wijzigingen redactionele wijzigingen betreffen of codificatie van de (uitvoerings)praktijk, heeft dit voorstel geen gevolgen voor de rijksbegroting.

II. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onderdeel A (Wijziging van artikel 1 Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties)

Onderdeel 1. Bij de implementatie van artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van Richtlijn 2005/36/EG is abusievelijk de zinsnede «of een van de wijzen van uitoefening» niet opgenomen in de begripsomschrijving van «gereglementeerd beroep» in artikel 1 van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties. In onderdeel 1 wordt deze zinsnede alsnog ingevoegd.

Onderdeel 2. Deze wijziging betreft de implementatie van artikel 12, eerste lid, onderdeel d, van Richtlijn 2011/98/EU. Deze bepaling is abusievelijk niet meegenomen ten tijde van de oorspronkelijke implementatie van de hiervoor genoemde Richtlijn. Artikel 12, eerste lid, onderdeel d, bepaalt dat onderdanen van derde landen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdelen b en c, van dezelfde Richtlijn, in de lidstaten waar zij verblijven op dezelfde manier behandeld worden als nationale onderdanen, op het vlak van erkenning van diploma’s, certificaten en andere beroepskwalificaties, overeenkomstig de geldende nationale procedures. Dit omvat onderdanen van derde landen die beschikken over een op grond van de Vreemdelingenwet 2000 afgegeven verblijfsvergunning, welke is voorzien van een aantekening van de Minister van Justitie en Veiligheid waaruit blijkt dat aan die vergunning geen beperkingen zijn verbonden voor het verrichten van arbeid (onderdeel b) en onderdanen van derde landen die in het bezit zijn van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000, verleend door de Minister van Justitie en Veiligheid onder de beperking arbeid in loondienst, lerend werken, seizoenarbeid, arbeid als zelfstandige, arbeid als kennismigrant, houder van de Europese blauwe kaart, overplaatsing binnen een onderneming, grensoverschrijdende dienstverlening, onderzoek in de zin van Richtlijn 2016/801,1 arbeid als niet-geprivilegieerde en het zoeken naar en verrichten van arbeid. Deze groep is nu alsnog toegevoegd aan de begripsbepaling van «migrerende beroepsbeoefenaar» van artikel 1 van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties.

Onderdeel 3. Vanwege de overgang van het nationaal coördinatorschap van Richtlijn 2005/36/EG van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap naar de Minister van Economische Zaken en Klimaat op 1 januari 2021, wordt de begripsbepaling van «Onze Minister» gewijzigd naar de Minister van Economische Zaken en Klimaat.

Onderdelen 4 en 5. Met deze wijziging wordt voor het aanduiden van ministers in de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties een hoofdletter in plaats van een kleine letter gebruikt. Daarmee wordt de schrijfwijze van de term in overeenstemming gebracht met de Aanwijzingen voor de regelgeving.

Artikel I, onderdelen B, E en F (Wijziging van diverse artikelen Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties)

Met deze wijziging wordt voor het aanduiden van ministers in de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties een hoofdletter in plaats van een kleine letter gebruikt. Daarmee wordt de schrijfwijze van de term in overeenstemming gebracht met de Aanwijzingen voor de regelgeving.

Artikel I, onderdeel C (Wijziging van artikel 13 Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties)

Deze wijziging betreft de implementatie van het eerste punt, onderdeel b, van bijlage VII van Richtlijn 2005/36/EG. Deze bepaling is abusievelijk niet meegenomen ten tijde van de oorspronkelijke implementatie van de hiervoor genoemde Richtlijn. Het betreft de situatie waarin de Minister die het aangaat de migrerende beroepsbeoefenaar kan verzoeken informatie omtrent zijn opleiding te verstrekken, voor zover dat noodzakelijk is voor de vaststelling van wezenlijke verschillen als bedoeld in artikel 11, tweede lid, van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties. Voorgestelde wijziging voegt aan deze bevoegdheid de plicht toe voor de Minister die het aangaat om indien de migrerende beroepsbeoefenaar de informatie niet kan verstrekken, zelf zich te richten tot de betrokken staat van oorsprong. Wanneer ook dan het bemachtigen van de noodzakelijke informatie niet mogelijk blijkt (bijvoorbeeld in het geval een instelling niet langer bestaat, of informatie verloren is gegaan) en onduidelijk blijft of sprake is van wezenlijke verschillen, kan de Minister die het aangaat besluiten compenserende maatregelen als bedoeld in artikel 11 van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties op te leggen. Op deze manier wordt voorkomen dat migrerende beroepsbeoefenaren die een opleiding hebben gevolgd die mogelijk wezenlijk verschilt met de Nederlandse opleiding, zonder aanpassingsstage of proeve van bekwaamheid in Nederland worden erkend. In dit wetsvoorstel wordt slechts de voornoemde plicht geregeld. De overige bevoegdheden zijn reeds geïmplementeerd.

Artikel I, onderdeel D (Artikel 13a (nieuw) Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties)

Het nieuw voorgestelde artikel 13a betreft de implementatie van artikel 50, tweede en derde lid, van Richtlijn 2005/36/EG. Implementatie van deze bepaling is tot op heden achterwege gebleven, omdat werd gemeend dat de in artikel 13a (nieuw) genoemde rechten en plichten «feitelijke handelingen» betreffen en deze in de regel niet worden geïmplementeerd. De Europese Commissie stelt zich echter op het standpunt dat deze bepaling omgezet moet worden in Nederlands recht. Met deze wetswijziging wordt gestand gedaan aan de toezegging van Nederland aan de Commissie dat hiertoe de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties wordt gewijzigd.

Artikel 13a, tweede en vierde lid, betreft de situatie waarin een migrerende beroepsbeoefenaar een opleidingstitel heeft ontvangen van de bevoegde autoriteit in zijn staat van oorsprong, maar waarvan hij de opleiding waarvoor hij die titel heeft ontvangen, geheel of gedeeltelijk heeft gevolgd aan een instelling op het grondgebied van een andere staat. De ontvangende staat kan in dat geval om de in de onderdelen a tot en met c genoemde informatie verzoeken bij de staat van oorsprong (zijnde de staat waar de beroepskwalificaties, in dit geval een opleidingstitel, zijn verworven die de houder van die kwalificaties het recht verlenen er een bepaald gereglementeerd beroep uit te mogen oefenen (zie artikel 1 van de genoemde Richtlijn)).

Op grond van artikel 50, lid 3 ter, van de Richtlijn, dient de voornoemde informatie-uitwisseling plaats te vinden via het «IMI», het elektronische informatiesysteem, bedoeld in artikel 1 van Verordening (EU) nr. 1024/2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt («de IMI-verordening»). Voorgesteld wordt deze verplichting op te nemen in het vijfde lid van artikel 13a.

Artikel I, onderdeel G (Wijziging van de artikelen 34 tot en met 34b Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties)

Met deze wijziging wordt de naam van de Minister van Justitie en Veiligheid gecorrigeerd naar aanleiding van de in 2017 doorgevoerde naamswijziging van het gelijknamige ministerie.

Artikel I, onderdeel H (Wijziging van artikel 34d Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties)

Aangezien in artikel 1 van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties is opgenomen dat «Onze Minister» de Minister van Economische Zaken en Klimaat betreft, is het niet nodig om in artikel 34d de specifieke minister nogmaals in zijn geheel te benoemen. Vanwege de overdracht van het nationaal coördinatorschap van Richtlijn 2005/36/EG naar de Minister van Economische Zaken en Klimaat (zie de toelichting bij artikel II, onderdeel A, onderdeel 3) wordt vanaf 1 januari 2021 met «Onze Minister» dan ook de Minister van Economische Zaken en Klimaat bedoeld.

Artikel II (Wijziging van artikel 12e van de Wet op de architectentitel)

De wijziging van artikel 12e van de Wet op de architectentitel betreft de reparatie van een incorrecte implementatie van Afdeling 8 van Richtlijn 2005/36/EG. Het huidige artikel 12e spreekt namelijk van «begeleiding» van een persoon die in het bezit is van een getuigschrift van een opleiding als bedoeld in (...), terwijl de Richtlijn spreekt van «toezicht». De bewoording van artikel 12e is daarom aangepast.

Artikel III. Inwerkingtreding

De wijzigingen van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties vinden plaats naar aanleiding van een ingebrekestelling van de Europese Commissie vanwege onvolledige en incorrecte implementatie. De implementatie van deze richtlijnen had oorspronkelijk op 20 oktober 2007 respectievelijk 25 december 2013 gerealiseerd moeten zijn. De wijzigingen zullen om deze reden zo spoedig mogelijk, en dus met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet zal worden geplaatst, in werking treden.

Transponeringstabel

Bepaling EU-regeling

Bepaling in implementatieregeling of bestaande regeling:

Omschrijving beleidsruimte

Toelichting op de keuze(n) bij de invulling van de beleidsruimte

       
 

Toelichting indien niet geïmplementeerd of naar zijn aard geen implementatie behoeft

   

Artikel 12, eerste lid, onderdeel d, van Richtlijn 2011/98/EU

Artikel 1, begripsomschrijving «migrerende beroepsbeoefenaar», subonderdeel 4

Geen

Bijlage VII, onderdeel b, eerste punt, van Richtlijn 2005/36/EG

Artikel 13, tweede lid, tweede volzin

Geen

Artikel 50, tweede en derde lid, van Richtlijn 2005/36/EG

Artikel 13a

Geen

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven