Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om op gebundelde wijze diverse vooral wetstechnische en redactionele wijzigingen aan te brengen in met name de wetten die onder de verantwoordelijkheid vallen van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
In artikel 36b, vijfde lid, van de Advocatenwet vervalt «, onderdeel f,».
In artikel 1, onderdeel d, van de Experimentenwet vooropleidingseisen, selectie en collegegeldheffing vervalt «, onderdeel j,»
De Leerplichtwet 1969 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1a1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, eerste volzin, wordt «burgemeester en wethouders volgen bij hun» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders volgt bij zijn».
2. In het tweede lid, tweede volzin, wordt «burgemeester en wethouders van oordeel zijn» vervangen door «het college van burgemeester en wethouders van oordeel is».
3. In het derde lid wordt «volgen burgemeester en wethouders» vervangen door «volgt het college van burgemeester en wethouders» en wordt «oordelen zij» vervangen door «oordeelt het».
4. In het vierde lid wordt «stellen burgemeester en wethouders» vervangen door «stelt het college van burgemeester en wethouders» en wordt «verzekeren zij» vervangen door «verzekert het».
B
Artikel 3a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «naar hun oordeel» vervangen door «naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders» en wordt «kunnen burgemeester en wethouders» vervangen door «kan het college van burgemeester en wethouders».
2. In het derde lid, aanhef, wordt «burgemeester en wethouders besluiten» vervangen door «het college van burgemeester en wethouders besluit» en wordt «horen burgemeester en wethouders» vervangen door «hoort het college van burgemeester en wethouders».
3. In het vierde lid wordt «burgemeester en wethouders besluiten» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders besluit».
4. In het vijfde lid wordt «burgemeester en wethouders» vervangen door «het college van burgemeester en wethouders».
C
Artikel 3b wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «kunnen burgemeester en wethouders» vervangen door «kan het college van burgemeester en wethouders».
2. In het vierde lid, aanhef, wordt «burgemeester en wethouders besluiten» vervangen door «het college van burgemeester en wethouders besluit» en wordt «horen burgemeester en wethouders» vervangen door «hoort het college van burgemeester en wethouders».
3. In het vijfde lid wordt «burgemeester en wethouders besluiten» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders besluit».
D
In artikel 6, eerste lid, wordt «burgemeester en wethouders» vervangen door «het college van burgemeester en wethouders».
E
In artikel 7, eerste volzin, wordt «burgemeester en wethouders» vervangen door «het college van burgemeester en wethouders» en wordt «hen» vervangen door «dat college van burgemeester en wethouders».
F
In artikel 15, eerste lid, wordt «kunnen burgemeester en wethouders» vervangen door «kan het college van burgemeester en wethouders».
G
Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt «burgemeester en wethouders» vervangen door «het college van burgemeester en wethouders».
2. In het eerste lid, tweede volzin, wordt «Zij wijzen» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders wijst».
3. In het vierde lid wordt «burgemeester en wethouders stellen» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders stelt».
H
In artikel 16a, vierde lid, wordt «burgemeester en wethouders» vervangen door «het college van burgemeester en wethouders».
I
Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste, tweede, derde en zesde lid wordt «burgemeester en wethouders» telkens vervangen door «het college van burgemeester en wethouders».
2. In het zesde lid wordt «hun bevoegdheden op grond van deze wet hebben» vervangen door «zijn bevoegdheden op grond van deze wet heeft».
J
Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt «burgemeester en wethouders» vervangen door «het college van burgemeester en wethouders».
2. «Burgemeester en wethouders controleren» wordt vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders controleert».
K
Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste en derde lid wordt «burgemeester en wethouders» telkens vervangen door «het college van burgemeester en wethouders».
2. In het derde lid wordt «hun bevoegdheden op grond van deze wet hebben» vervangen door «zijn bevoegdheden op grond van deze wet heeft».
L
In artikel 22, eerste lid, wordt «burgemeester en wethouders» vervangen door «het college van burgemeester en wethouders».
M
Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «burgemeester en wethouders brengen» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders brengt».
2. In het tweede lid wordt «burgemeester en wethouders doen» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders doet» en wordt «aan hen gemelde schoolverzuim in hun gemeente» vervangen door «aan het college van burgemeester en wethouders gemelde schoolverzuim in zijn gemeente».
De Leerplichtwet BES wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel b, subonderdeel 1, komt te luiden:
1°. een openbare of een uit openbare kas bekostigde bijzondere basisschool of school of een ingevolge artikel 117 van de Wet voortgezet onderwijs BES aangewezen inrichting voor voortgezet onderwijs;
2. Onderdeel f komt te luiden:
1°. een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onder b tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES of een diploma hoger algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in artikel 13 onderscheidenlijk artikel 14 van de Wet voortgezet onderwijs BES;
2°. een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen diploma van onderwijs aan een inrichting voor voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 117 van de Wet voortgezet onderwijs BES;
3°. een ander krachtens artikel 2, eerste lid, onderdeel c, voor de toepassing van deze wet aangewezen diploma;
B
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
2. Onder vervanging van «, en» aan het slot van onderdeel a door een komma en onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door «, en» wordt aan het eerste lid een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. diploma’s, van een opleiding aan een school als bedoeld in onderdelen a en b, worden aangewezen als startkwalificatie, bedoeld in artikel 1, onderdeel f, subonderdeel 2.
In artikel 25h, eerste lid, onderdeel c, van de Mededingingswet vervalt «, onder h,».
De Wet educatie en beroepsonderwijs wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 6a.1.4 wordt «langer dan een studiejaar» vervangen door «langer dan twee studiejaren».
B
In artikel 8.1.1, lid 1b, vervalt «, onderdeel m,».
De Wet educatie en beroepsonderwijs BES wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 7.4.7a, eerste lid, onderdeel d, wordt «instellingsverklaring» vervangen door «verklaring».
B
Na artikel 7.4.8 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Een student aan wie geen diploma of certificaat als bedoeld in artikel 7.4.8 kan worden uitgereikt, maar die wel ten minste één waardering voor een onderdeel of voor een deel daarvan van de opleiding heeft behaald, ontvangt op zijn verzoek een door de examencommissie af te geven verklaring.
2. In afwijking van het eerste lid ontvangt de student, ook zonder een daartoe strekkend verzoek, een verklaring van de desbetreffende examencommissie, indien de student:
a. niet meer aan een instelling is ingeschreven,
b. de leeftijd van drieëntwintig jaar nog niet heeft bereikt, en
c. niet in het bezit is van een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen b tot en met e, dan wel een diploma voorbereidend wetenschappelijk onderwijs of hoger algemeen voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 13 onderscheidenlijk artikel 14 van de Wet voortgezet onderwijs BES.
3. Op de verklaring zijn in ieder geval opgenomen de onderdelen of de delen daarvan waarvoor op de datum van beëindiging van de opleiding door de student een waardering is behaald en de overige bij ministeriële regeling te bepalen gegevens die per categorie van studenten kunnen verschillen.
4. Bij ministeriële regeling wordt voor de verklaring een model vastgesteld, dat voor verschillende categorieën van studenten kan verschillen en kunnen voor de verklaring technische veiligheidseisen worden vastgesteld.
C
Artikel 8.1.7a, tweede lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. de student naar het oordeel van het bevoegd gezag, met inachtneming van de bij ministeriële regeling vastgestelde persoonlijke omstandigheden, onvoldoende vordering heeft gemaakt in de opleiding;
De Wet op de expertisecentra wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1.1 vervalt in de begripsbepaling van «ho-student» «, onderdeel b,».
B
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste, vierde, zesde en tiende lid, wordt «burgemeester en wethouders» telkens vervangen door «het college van burgemeester en wethouders».
2. In het eerste lid, eerste volzin, wordt «verstrekken» vervangen door «verstrekt».
3. In het vierde lid, tweede volzin, wordt «inwinnen» vervangen door «inwint».
4. In het zesde lid wordt «verstrekken» vervangen door «verstrekt».
5. In het tiende lid wordt «hebben» vervangen door «heeft».
C
Aan artikel 5a wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Het bevoegd gezag zendt onverwijld de resultaten van de monitor, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, aan de inspectie.
D
In artikel 47a, eerste en tweede lid, wordt «burgemeester en wethouders» telkens vervangen door «het college van burgemeester en wethouders».
E
In artikel 66b, tweede lid, onderdeel j, wordt «burgemeester en wethouders» vervangen door «het college van burgemeester en wethouders».
F
In artikel 67, tweede lid, tweede volzin, wordt «burgemeester en wethouders zenden» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders zendt».
G
Artikel 69 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «burgemeester en wethouders» vervangen door «het college van burgemeester en wethouders».
2. In het vijfde lid wordt «burgemeester en wethouders» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders».
H
Artikel 89, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de eerste volzin wordt «De gemeenteraad draagt onderscheidenlijk burgemeester en wethouders» vervangen door «De gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders».
2. In de tweede volzin wordt «Hij behandelt onderscheidenlijk zij» vervangen door «De gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders».
I
Artikel 91 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt «burgemeester en wethouders» vervangen door «het college van burgemeester en wethouders».
2. In het eerste lid wordt «burgemeester en wethouders stellen» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders stelt».
J
Artikel 92 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «burgemeester en wethouders» vervangen door «het college van burgemeester en wethouders».
2. In het tweede lid wordt «burgemeester en wethouders kunnen» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders kan».
3. In het derde lid wordt «burgemeester en wethouders stellen» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders stelt».
K
Artikel 93 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt «burgemeester en wethouders stellen» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders stelt» en wordt «hen» vervangen door «het college van burgemeester en wethouders».
2. In het derde lid, aanhef, wordt «burgemeester en wethouders nemen» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders neemt».
3. In het vijfde lid wordt «burgemeester en wethouders» vervangen door «het college van burgemeester en wethouders».
4. In het zesde lid wordt «burgemeester en wethouders kunnen» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders kan».
5. In het zevende lid wordt «burgemeester en wethouders nemen» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders neemt».
6. In het achtste lid, eerste volzin, wordt «treden burgemeester en wethouders» vervangen door «treedt het college van burgemeester en wethouders».
7. In het achtste lid, tweede volzin, wordt «delen burgemeester en wethouders het bevoegd gezag mede dat zij niet kunnen instemmen» vervangen door «deelt het college van burgemeester en wethouders het bevoegd gezag mede dat het niet kan instemmen».
8. In het negende lid, eerste volzin, wordt «kunnen burgemeester en wethouders» vervangen door «kan het college van burgemeester en wethouders».
9. In het negende lid, vierde volzin, wordt «burgemeester en wethouders» vervangen door «het college van burgemeester en wethouders».
L
In artikel 94 wordt «burgemeester en wethouders stellen» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders stelt» en wordt «hen» vervangen door «het college van burgemeester en wethouders».
M
In artikel 95 wordt «burgemeester en wethouders stellen» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders stelt».
N
Artikel 96 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «burgemeester en wethouders» vervangen door «het college van burgemeester en wethouders».
2. In het tweede lid wordt «burgemeester en wethouders wijzen» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders wijst».
O
In artikel 97, eerste lid, wordt «burgemeester en wethouders beslissen» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders beslist».
P
In artikel 100, vierde lid, wordt «burgemeester en wethouders betalen volgens door hen» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders betaalt volgens door het college van burgemeester en wethouders».
Q
Artikel 101 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste en tweede lid wordt «burgemeester en wethouders» telkens vervangen door «het college van burgemeester en wethouders».
2. In het derde lid wordt «geven burgemeester en wethouders» vervangen door «geeft het college van burgemeester en wethouders».
R
In artikel 102 wordt «burgemeester en wethouders» telkens vervangen door «het college van burgemeester en wethouders».
S
In artikel 103 wordt «burgemeester en wethouders» vervangen door «het college van burgemeester en wethouders».
T
In artikel 104, tweede lid, wordt «burgemeester en wethouders» vervangen door «het college van burgemeester en wethouders».
U
Artikel 105 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt «burgemeester en wethouders zijn» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders is».
2. In het eerste lid, derde volzin, wordt «zijn burgemeester en wethouders» vervangen door «is het college van burgemeester en wethouders».
3. In het tweede lid wordt «plegen burgemeester en wethouders» vervangen door «pleegt het college van burgemeester en wethouders».
V
Artikel 106 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, derde volzin, en in het vijfde lid wordt «burgemeester en wethouders» telkens vervangen door «het college van burgemeester en wethouders».
2. In het tweede lid, onderdeel a, wordt «burgemeester en wethouders gebruik maken van hun» vervangen door «het college van burgemeester en wethouders gebruik maakt van zijn».
W
Artikel 108 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste en vijfde lid wordt «burgemeester en wethouders» telkens vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders».
2. In het tweede lid, tweede volzin, derde lid, zesde lid, tweede volzin, en zevende lid wordt «burgemeester en wethouders» telkens vervangen door «het college van burgemeester en wethouders».
X
In artikel 110 en in het opschrift daarvan wordt «burgemeester en wethouders» telkens vervangen door «het college van burgemeester en wethouders».
Y
In artikel 115, eerste en derde lid, wordt «burgemeester en wethouders stellen» telkens vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders stelt».
Z
In artikel 116, tweede lid, wordt «burgemeester en wethouders» vervangen door «het college van burgemeester en wethouders».
AA
Artikel 134 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid, eerste volzin, wordt «burgemeester en wethouders» vervangen door «het college van burgemeester en wethouders» en wordt «kunnen» vervangen door «kan».
2. In het zesde lid wordt «burgemeester en wethouders» vervangen door «het college van burgemeester en wethouders» en wordt «ofmeer» vervangen door «of meer».
3. In het zevende lid wordt «burgemeester en wethouders maken» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders maakt».
BB
Artikel 136 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, derde volzin, wordt «burgemeester en wethouders» vervangen door «het college van burgemeester en wethouders».
2. In het vierde lid wordt «burgemeester en wethouders kunnen» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders kan».
CC
Artikel 137 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt «burgemeester en wethouders stellen» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders stelt», wordt «zij» vervangen door «het» en wordt «zullen» vervangen door «zal.
2. In het tweede lid, eerste volzin, wordt «verlenen burgemeester en wethouders» vervangen door «verleent het college van burgemeester en wethouders».
3. In het tweede lid, tweede volzin, wordt «burgemeester en wethouders» vervangen door «het college van burgemeester en wethouders».
4. In het derde lid, eerste volzin, wordt «burgemeester en wethouders» telkens vervangen door «het college van burgemeester en wethouders» en wordt «verlenen» vervangen door «verleent».
DD
Artikel 138 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, aanhef, zesde lid, eerste en derde volzin, en zevende lid, eerste volzin, wordt «stellen burgemeester en wethouders» telkens vervangen door «stelt het college van burgemeester en wethouders».
2. In het zesde lid, tweede volzin, wordt «bepalen burgemeester en wethouders» vervangen door «bepaalt het college van burgemeester en wethouders».
3. In het zevende lid, tweede volzin, wordt «drukken burgemeester en wethouders» vervangen door «drukt het college van burgemeester en wethouders».
EE
Artikel 141 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de eerste en derde volzin wordt «burgemeester en wethouders» telkens vervangen door «het college van burgemeester en wethouders».
2. In de derde volzin wordt «hebben genomen» vervangen door «heeft genomen».
FF
In artikel 147, derde lid, eerste volzin, en zesde lid, wordt «burgemeester en wethouders» telkens vervangen door «het college van burgemeester en wethouders».
GG
Artikel 162b wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, eerste en tweede volzin, wordt «burgemeester en wethouders dragen» telkens vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders draagt».
2. In het eerste lid, eerste volzin, wordt «zij» vervangen door «het» en wordt «beschikken» vervangen door «beschikt».
3. In het eerste lid, derde volzin, wordt «burgemeester en wethouders volgen» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders volgt».
4. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In de aanhef, derde volzin, wordt «burgemeester en wethouders van de contactgemeente vervullen» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders van de contactgemeente vervult».
b. In onderdeel a wordt «maken zij» vervangen door «maakt het».
c. In onderdeel b wordt «dragen zij» vervangen door «draagt het».
d. In onderdeel c wordt «organiseren en coördineren zij» vervangen door «organiseert en coördineert het».
5. In het vierde lid, eerste volzin, wordt «dragen burgemeester en wethouders van de vorige contactgemeente» vervangen door «draagt het college van burgemeester en wethouders van de vorige contactgemeente» en wordt «burgemeester en wethouders van de opvolgende contactgemeente» vervangen door «het college van burgemeester en wethouders van de opvolgende contactgemeente».
6. In het zesde lid wordt «burgemeester en wethouders» vervangen door «het college van burgemeester en wethouders».
7. In het zevende lid, tweede volzin, wordt «burgemeester en wethouders van de contactgemeente stellen» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders van de contactgemeente stelt».
8. In het achtste lid, eerste volzin, wordt «nakomen» vervangen door «nakomt» en in de eerste en tweede volzin, wordt «burgemeester en wethouders» telkens vervangen door «het college van burgemeester en wethouders».
HH
Artikel 162c wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «burgemeester en wethouders van de contactgemeente zenden» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders van de contactgemeente zendt».
2. In het tweede lid wordt «burgemeester en wethouders zijn» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders is».
II
Artikel 162c1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, eerste volzin, en tweede lid, eerste volzin, wordt «burgemeester en wethouders» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders».
2. In het eerste lid, tweede volzin, wordt «burgemeester en wethouders» vervangen door «het college van burgemeester en wethouders».
3. In het derde lid wordt «burgemeester en wethouders van de contactgemeente coördineren» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders van de contactgemeente coördineert».
4. In het vijfde lid wordt «burgemeester en wethouders van de contactgemeente geven» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders van de contactgemeente geeft».
JJ
In artikel 164a, zesde lid, wordt «burgemeester en wethouders» vervangen door «het college van burgemeester en wethouders».
KK
Artikel 167 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «burgemeester en wethouders» vervangen door «het college van burgemeester en wethouders».
2. In het derde lid, eerste volzin, wordt «burgemeester en wethouders» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders».
In artikel 49, tweede lid, onderdeel b, van de Wet op het accountantsberoep vervalt «, onderdeel q,».
De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.1 komt te luiden:
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt, tenzij anders bepaald, verstaan onder:
het keurmerk dat tot uitdrukking brengt dat de kwaliteit van een opleiding door het accreditatieorgaan positief is beoordeeld;
accreditatie als bedoeld in artikel 5.11;
accreditatie als bedoeld in artikel 5.8;
het kader waarin het accreditatieorgaan zijn werkwijze met betrekking tot de taken, genoemd in artikel 5.2, eerste en tweede lid, vastlegt;
de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie, bedoeld in artikel 1 van het Accreditatieverdrag;
het op 3 september 2003 te Den Haag tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Vlaamse Gemeenschap van België inzake de accreditatie van opleidingen binnen het Nederlandse en Vlaamse hoger onderwijs (Trb. 2003, 167);
traject dat wordt verzorgd in een andere taal dan het Nederlands voor het gehele traject dan wel een deel van het traject dat overeenkomt met ten minste twee derde deel van het totaal aantal studiepunten van de opleiding;
een instelling die uitgaat van een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid;
– van een bijzondere instelling: het orgaan van de instelling dat als zodanig in de statuten is aangewezen;
– van een openbare instelling: het orgaan van de instelling dat op grond van deze wet ter zake bevoegd is;
een opleiding als bedoeld in artikel 7.7, tweede lid;
de erkenning die tot uitdrukking brengt dat de interne kwaliteitszorg en de inzet tot verbetering van de resultaten van een instelling voor hoger onderwijs, voor zover betrekking hebbend op de kwaliteit van haar opleidingen, positief is beoordeeld;
de faculteit waarin de opleidingen voor het beroep van arts zijn ingesteld;
de graad Bachelor of Master met of zonder toevoeging, de graad Associate degree of de graad Doctor, Doctor honoris causa of Doctor of Philosophy;
onderwijs dat is gericht op de overdracht van theoretische kennis en op de ontwikkeling van vaardigheden in nauwe aansluiting op de beroepspraktijk;
wetenschappelijk onderwijs en hoger beroepsonderwijs;
hoger onderwijs als bedoeld in artikel 7.3a;
de inspectie, bedoeld in de Wet op het onderwijstoezicht;
een bekostigde instelling, opgenomen in de bijlage van deze wet onder a tot en met i of een rechtspersoon voor hoger onderwijs, tenzij uit deze wet het tegendeel blijkt;
– van een bekostigde instelling: het college van bestuur, tenzij anders bepaald;
– van een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die geaccrediteerde opleidingen verzorgt: het orgaan dat als zodanig in de statuten is aangewezen;
opleiding die wordt verzorgd in het Nederlands voor de gehele opleiding dan wel een deel van de opleiding dat overeenkomt met ten minste twee derde deel van het totaal aantal studiepunten van de opleiding;
Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
een instelling die uitgaat van een publiekrechtelijke rechtspersoon;
openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba;
een associate degree-opleiding, een bacheloropleiding of een masteropleiding als bedoeld in artikel 7.3a waarvoor accreditatie is verleend, tenzij uit deze wet het tegendeel blijkt;
burgerservicenummer als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer, of het onderwijsnummer, bedoeld in artikel 7.31e, derde lid;
een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die initiële opleidingen verzorgt met uitzondering van de Staat of een instelling of een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die postinitiële masteropleidingen verzorgt met uitzondering van de Staat;
register onderwijsdeelnemers als bedoeld in artikel 4 van de Wet register onderwijsdeelnemers;
het tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daaropvolgende jaar;
een studiepunt in de zin van artikel 7.4, eerste lid;
een titel als bedoeld in artikel 7.20, eerste en tweede lid (ingenieur, afgekort tot ir., meester, afgekort tot mr., doctorandus, afgekort tot drs., ingenieur, afgekort tot ing., baccalaureus, afgekort tot bc.) of de titel, bedoeld in artikel 7.22, tweede en derde lid (doctor, afgekort tot dr.);
programma binnen een opleiding waarvan de studielast en de kwaliteiten op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden die een student bij de beëindiging van de opleiding moet hebben verworven, gelijk zijn aan die van de opleiding;
groep van opleidingen die onderwijsinhoudelijk met elkaar overeenkomen; en
onderwijs dat is gericht op de voorbereiding tot de zelfstandige beoefening van de wetenschap of de beroepsmatige toepassing van wetenschappelijke kennis en dat het inzicht in de samenhang van de wetenschappen bevordert.
B
Aan artikel 5.6, tweede lid, wordt de zinsnede toegevoegd »dan wel, indien de aanvraag betrekking heeft op de eerste opleiding die wordt verzorgd door een rechtspersoon die geaccrediteerde opleidingen wil verzorgen, op aanvraag van het op grond van de statuten daartoe bevoegde orgaan van die rechtspersoon».
C
In artikel 6.7, eerste lid, en artikel 6.7a, eerste lid, onderdeel a, en derde lid, wordt «gegadigden» vervangen door «aspirant-studenten».
D
Artikel 6.15 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vijfde lid wordt «artikel 7.53a, vierde en vijfde lid» vervangen door «artikel 7.53a, derde en vierde lid».
2. Het zesde lid vervalt.
E
In artikel 7.3, zesde lid, wordt «een opleiding, te beëindigen» vervangen door «een opleiding te beëindigen».
F
Artikel 7.3h komt te luiden:
Een student die is ingeschreven voor een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs kan, uit onderwijseenheden die door een instelling worden verzorgd, een programma samenstellen waaraan een examen is verbonden. Indien nodig wijst het instellingsbestuur een examencommissie aan die met het verlenen van toestemming als bedoeld in artikel 7.12b, eerste lid, onderdeel c, is belast.
G
In artikel 7.11, tweede lid, onderdeel e, wordt «en wanneer» vervangen door «of wanneer».
H
In artikel 7.53c, tweede lid, wordt een komma ingevoegd na «plaatsvinden» en wordt «aantal,» vervangen door «aantal in te schrijven studenten».
I
In artikel 7.59, tweede lid, wordt «reikt» telkens vervangen door «verstrekt» en vervalt telkens «uit».
J
In de artikelen 9.33, eerste lid, onderdeel h, en 10.20, eerste lid, onderdeel j, wordt «instellen van een capaciteitsfixus» vervangen door «vaststellen van een capaciteitsfixus».
K
In artikel 18.75, tweede, vijfde en zesde lid, vervalt telkens «, onder aa».
De Wet op het onderwijstoezicht wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, onderdeel p, vervalt «, onderdeel aa,».
B
In artikel 11, zevende lid, wordt na «de Wet educatie en beroepsonderwijs» ingevoegd «of de Wet educatie en beroepsonderwijs BES».
De Wet op het primair onderwijs wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 wordt in de begripsomschrijving van «bevoegd gezag van volgens deze wet bekostigde scholen» «burgemeester en wethouders» vervangen door «het college van burgemeester en wethouders».
B
In artikel 3a, derde lid, wordt «deelnemers» vervangen door «studenten».
C
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt «verstrekken» vervangen door «verstrekt» en wordt «burgemeester en wethouders» telkens vervangen door «het college van burgemeester en wethouders».
2. In het vierde lid, tweede volzin, wordt «burgemeester en wethouders» vervangen door «het college van burgemeester en wethouders» en wordt «inwinnen» vervangen door «inwint».
3. In het twaalfde lid wordt «burgemeester en wethouders» vervangen door «het college van burgemeester en wethouders» en wordt «hebben» vervangen door «heeft».
D
Aan artikel 4c wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Het bevoegd gezag zendt onverwijld de resultaten van de monitor, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, aan de inspectie.
E
In artikel 18a, negende lid, wordt «burgemeester en wethouders» telkens vervangen door «het college van burgemeester en wethouders».
F
In artikel 64b, tweede lid, onderdeel j, wordt «burgemeester en wethouders» vervangen door «het college van burgemeester en wethouders».
G
In artikel 65, tweede lid, wordt «burgemeester en wethouders zenden» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders zendt».
H
Artikel 68 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «burgemeester en wethouders» vervangen door «het college van burgemeester en wethouders».
2. In het vijfde lid wordt «burgemeester en wethouders» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders».
I
Artikel 75, twaalfde lid, wordt «burgemeester en wethouders» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders» en wordt «kunnen» vervangen door «kan».
J
Artikel 77 wordt al volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «onderzoeken burgemeester en wethouders» vervangen door «onderzoekt het college van burgemeester en wethouders».
2. In het tweede lid wordt »dienen burgemeester en wethouders» vervangen door «dient het college van burgemeester en wethouders».
3. In het derde lid wordt «burgemeester en wethouders» vervangen door «het college van burgemeester en wethouders».
K
Artikel 91, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de eerste volzin wordt «De gemeenteraad draagt onderscheidenlijk burgemeester en wethouders» vervangen door «De gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders».
2. In de tweede volzin wordt «Hij behandelt onderscheidenlijk zij» vervangen door «De gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders».
L
Artikel 93 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt «burgemeester en wethouders» vervangen door «het college van burgemeester en wethouders».
2. In het eerste lid, aanhef, wordt «burgemeester en wethouders stellen» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders stelt» en wordt «hen» vervangen door «het college van burgemeester en wethouders».
M
Artikel 94 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «burgemeester en wethouders» vervangen door «het college van burgemeester en wethouders».
2. In het tweede lid wordt «burgemeester en wethouders kunnen» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders kan».
3. In het derde lid wordt «burgemeester en wethouders stellen» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders stelt».
N
Artikel 95 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «burgemeester en wethouders stellen» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders stelt» en wordt «hen» vervangen door «het college van burgemeester en wethouders».
2. In het derde lid wordt «burgemeester en wethouders nemen» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders neemt».
3. In het vijfde lid wordt «burgemeester en wethouders» vervangen door «het college van burgemeester en wethouders».
4. In het zesde lid wordt «burgemeester en wethouders kunnen» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders kan».
5. In het zevende lid wordt «burgemeester en wethouders nemen» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders neemt».
6. In het achtste lid, eerste volzin, wordt «treden burgemeester en wethouders» vervangen door «treedt het college van burgemeester en wethouders» en wordt in de tweede volzin «delen burgemeester en wethouders het bevoegd gezag mede dat zij niet kunnen instemmen» vervangen door «deelt het college van burgemeester en wethouders het bevoegd gezag mede dat het niet kan instemmen».
7. In het negende lid, eerste volzin, wordt «kunnen burgemeester en wethouders» vervangen door «kan het college van burgemeester en wethouders» en wordt in de vierde volzin «burgemeester en wethouders» vervangen door «het college van burgemeester en wethouders».
O
In artikel 96, eerste volzin, wordt «burgemeester en wethouders stellen» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders stelt» en wordt «hen» vervangen door «het college van burgemeester en wethouders».
P
In artikel 97 wordt «burgemeester en wethouders stellen» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders stelt».
Q
Artikel 98 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «burgemeester en wethouders» vervangen door «het college van burgemeester en wethouders».
2. In het tweede lid wordt «burgemeester en wethouders wijzen» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders wijst».
R
In artikel 99, eerste lid, wordt «burgemeester en wethouders beslissen» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders beslist».
S
In artikel 102, vierde lid, wordt «burgemeester en wethouders betalen volgens door hen» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders betaalt volgens door het college van burgemeester en wethouders».
T
Artikel 103 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste en tweede lid wordt «burgemeester en wethouders» telkens vervangen door «het college van burgemeester en wethouders».
2. In het derde lid wordt «geven burgemeester en wethouders» vervangen door «geeft het college van burgemeester en wethouders».
U
In de artikelen 104 tot en met 106 wordt «burgemeester en wethouders» telkens vervangen door «het college van burgemeester en wethouders».
V
Artikel 107 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt «burgemeester en wethouders zijn» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders is» en in de derde volzin wordt «zijn burgemeester en wethouders» vervangen door «is het college van burgemeester en wethouders».
2. In het tweede lid wordt «plegen burgemeester en wethouders» vervangen door «pleegt het college van burgemeester en wethouders».
W
Artikel 108 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste en vijfde lid wordt «burgemeester en wethouders» telkens vervangen door «het college van burgemeester en wethouders».
2. In het tweede lid, onderdeel a, wordt «burgemeester en wethouders gebruik maken van hun» vervangen door «het college van burgemeester en wethouders gebruik maakt van zijn».
X
Artikel 110 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste en vijfde lid wordt «burgemeester en wethouders» telkens vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders».
2. In het tweede en derde lid, zesde lid, tweede volzin, en zevende lid wordt «burgemeester en wethouders» telkens vervangen door «het college van burgemeester en wethouders».
Y
In artikel 112 en in het opschrift daarvan wordt «burgemeester en wethouders» telkens vervangen door «het college van burgemeester en wethouders».
Z
In artikel 117, eerste en derde lid, wordt «burgemeester en wethouders stellen» telkens vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders stelt».
AA
In artikel 119, tweede lid, wordt «burgemeester en wethouders» vervangen door «het college van burgemeester en wethouders».
BB
Artikel 140 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid wordt «burgemeester en wethouders» vervangen door «het college van burgemeester en wethouders» en wordt «kunnen» vervangen door «kan».
2. In het zesde lid wordt «burgemeester en wethouders» vervangen door «het college van burgemeester en wethouders».
3. In het zevende lid wordt «burgemeester en wethouders maken» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders maakt».
CC
Artikel 142 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «burgemeester en wethouders» vervangen door «het college van burgemeester en wethouders».
2. In het vierde lid wordt «burgemeester en wethouders kunnen» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders kan».
DD
Artikel 143 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «burgemeester en wethouders stellen» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders stelt», wordt «zij» vervangen door «het» en wordt «zullen» vervangen door «zal».
2. In het tweede lid wordt «burgemeester en wethouders» telkens vervangen door «het college van burgemeester en wethouders» en wordt «verlenen» vervangen door «verleent».
3. In het derde lid wordt «burgemeester en wethouders» telkens vervangen door «het college van burgemeester en wethouders» en wordt «verlenen» vervangen door «verleent».
EE
Artikel 144 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, aanhef, zesde lid, eerste en derde volzin, en zevende lid, eerste volzin, wordt «stellen burgemeester en wethouders» telkens vervangen door «stelt het college van burgemeester en wethouders,».
2. In het zesde lid, tweede volzin, wordt «bepalen burgemeester en wethouders» vervangen door «bepaalt het college van burgemeester en wethouders».
3. In het zevende lid, tweede volzin, wordt «drukken burgemeester en wethouders» vervangen door «drukt het college van burgemeester en wethouders».
FF
In artikel 147 wordt «burgemeester en wethouders» telkens vervangen door «het college van burgemeester en wethouders» en wordt «hebben» vervangen door «heeft».
GG
Artikel 155 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt «burgemeester en wethouders kunnen» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders kan».
2. In het tweede lid, eerste volzin, wordt «burgemeester en wethouders brengen» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders brengt».
3. In het derde lid, eerste volzin, wordt «kunnen burgemeester en wethouders» vervangen door «kan het college van burgemeester en wethouders» en wordt in de tweede volzin «burgemeester en wethouders» vervangen door «het college van burgemeester en wethouders» en «overleggen» vervangen door «overlegt».
4. In het vierde lid wordt «burgemeester en wethouders» telkens vervangen door «het college van burgemeester en wethouders».
HH
In artikel 156, tweede lid, wordt «burgemeester en wethouders» vervangen door «het college van burgemeester en wethouders» en wordt «een besluit nemen» vervangen door «een besluit neemt».
II
In de eerste volzin van artikel 165 wordt «burgemeester en wethouders» vervangen door «het college van burgemeester en wethouders» en wordt «willen verrichten» vervangen door «wil verrichten».
JJ
In artikel 166 wordt «burgemeester en wethouders dragen» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders draagt».
KK
Artikel 167 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «burgemeester en wethouders voeren ten minste jaarlijks overleg en dragen zorg» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders voert ten minste jaarlijks overleg en draagt zorg».
2. In het tweede lid wordt «burgemeester en wethouders voeren overleg en maken» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders voert overleg en maakt».
LL
Artikel 167a, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de eerste en achtste volzin wordt «burgemeester en wethouders» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders».
2. In de vijfde volzin wordt «burgemeester en wethouders kunnen» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders kan».
3. In de zesde volzin wordt «schrijven burgemeester en wethouders» vervangen door «schrijft het college van burgemeester en wethouders» en wordt «waarbij zij initiatieven nemen» vervangen door «waarbij het initiatieven neemt».
4. In de zevende volzin wordt «vragen burgemeester en wethouders» vervangen door «vraagt het college van burgemeester en wethouders».
5. In de achtste volzin wordt «burgemeester en wethouders» vervangen door «het college van burgemeester en wethouders».
6. In de negende volzin wordt «burgemeester en wethouders maken» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders maakt».
MM
In artikel 168 wordt «kunnen burgemeester en wethouders» vervangen door «kan het college van burgemeester en wethouders».
NN
Artikel 168a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «burgemeester en wethouders verstrekken» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders verstrekt».
2. In het vierde lid wordt «burgemeester en wethouders» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders», wordt «dragen er zorg voor dat zij beschikken» vervangen door «draagt er zorg voor dat het beschikt» en wordt «verlenen» vervangen door «verleent».
OO
Artikel 181 wordt als volgt gewijzigd
1. In het tweede lid wordt «burgemeester en wethouders» vervangen door «het college van burgemeester en wethouders».
2. In het derde lid wordt «burgemeester en wethouders» vervangen door «Het college van burgemeester en wethouders».
De Wet op het voortgezet onderwijs wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 3b wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Het bevoegd gezag zendt onverwijld de resultaten van de monitor, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, aan de inspectie.
B
Artikel 27a1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, tweede volzin, wordt «studerende» vervangen door «leerling» en vervalt de laatste volzin.
2. In het tweede lid, tweede volzin, wordt «deelnemer» vervangen door «leerling».
3. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
9. Onder afwezigheid met een geldige reden als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan afwezigheid wegens:
a. ziekte van de leerling, welke ziekte uitsluitend kan worden aangetoond door middel van een gedagtekende verklaring van een arts,
b. zwangerschap of bevalling van de leerling, welke uitsluitend kan worden aangetoond door middel van een schriftelijke verklaring van een arts of verloskundige, gedurende een periode van 16 weken die, indien de leerling dat wenst, 6 weken voor de dag na de vermoedelijke datum van bevalling ingaat of gedurende een periode van 20 weken die, indien de leerling dat wenst, 10 weken voor de dag na de vermoedelijke datum van bevalling ingaat indien het een zwangerschap van meer dan één kind betreft, of
c. bijzondere familieomstandigheden.
10. Het bevoegd gezag kan bepalen dat de periode, bedoeld in het negende lid, onderdeel b, wordt verlengd als dit naar zijn oordeel passend is.
C
Artikel 72 komt te luiden:
1. Met inachtneming van de artikelen 53e tot en met 53i kan Onze Minister een school of scholengemeenschap die is ontstaan door samenvoeging van scholen of scholengemeenschappen voor bekostiging in aanmerking brengen, indien:
a. voor alle bij de samenvoeging betrokken scholen of scholengemeenschappen ten minste een bij ministeriële regeling vast te stellen percentage van de leerlingen van een vestiging van die school of scholengemeenschap afkomstig is uit dezelfde postcodegebieden als de leerlingen van een vestiging van een andere bij de samenvoeging betrokken school of scholengemeenschap; of
b. voor ten minste een van de bij de samenvoeging betrokken scholen of scholengemeenschappen sprake is van een bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 108, vijfde lid.
2. Indien niet wordt voldaan aan het eerste lid, kan Onze Minister met inachtneming van de artikelen 53e tot en met 53i een school of scholengemeenschap die is ontstaan door samenvoeging van scholen of scholengemeenschappen voor bekostiging in aanmerking brengen, indien de bij de samenvoeging betrokken vestigingen van de scholen of scholengemeenschappen zijn gelegen in dezelfde gemeente dan wel in aangrenzende gemeenten.
3. Na een samenvoeging kan op een vestiging in elk geval onderwijs worden verzorgd in dezelfde schoolsoorten, in dezelfde profielen als bedoeld in de artikelen 10b en 10d en in dezelfde leerjaren als op de desbetreffende vestiging voor de samenvoeging werd verzorgd.
4. Samenvoeging vindt plaats met ingang van 1 augustus.
D
Artikel 72a komt te luiden:
1. Met inachtneming van de artikelen 53e tot en met 53i en van de artikelen 2.1.8 tot en met 2.1.12 van de Wet educatie en beroepsonderwijs kan Onze Minister voor bekostiging in aanmerking brengen:
a. een school voor mavo, vbo of praktijkonderwijs die wordt samengevoegd met een verticale scholengemeenschap waarvan een regionaal opleidingencentrum deel uitmaakt, indien ten minste een bij ministeriële regeling vast te stellen percentage van de leerlingen van een vestiging van de bij de samenvoeging betrokken school voor mavo, vbo of praktijkonderwijs afkomstig is uit dezelfde postcodegebieden als de leerlingen van een vestiging van de verticale scholengemeenschap;
b. een school voor mavo of praktijkonderwijs die wordt samengevoegd met een verticale scholengemeenschap waarvan een agrarisch opleidingscentrum deel uitmaakt, indien ten minste een bij ministeriële regeling vast te stellen percentage van de leerlingen van een vestiging van de bij de samenvoeging betrokken school voor mavo of praktijkonderwijs afkomstig is uit dezelfde postcodegebieden als de leerlingen van een vestiging van de verticale scholengemeenschap; of
c. een school die wordt samengevoegd met een verticale scholengemeenschap, indien er bij de betrokken school sprake is van een bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 108, vijfde lid.
2. Indien niet wordt voldaan aan het eerste lid, kan Onze Minister met inachtneming van de artikelen 53e tot en met 53i en van de artikelen 2.1.8 tot en met 2.1.12 van de Wet educatie en beroepsonderwijs een school of scholengemeenschap die is ontstaan door samenvoeging van scholen of scholengemeenschappen voor bekostiging in aanmerking brengen, indien de bij de samenvoeging betrokken vestigingen van de scholen of scholengemeenschappen zijn gelegen in dezelfde gemeente dan wel in aangrenzende gemeenten.
3. Na een samenvoeging kan op een vestiging in elk geval onderwijs worden verzorgd in dezelfde schoolsoorten, in dezelfde profielen als bedoeld in de artikelen 10b en 10d en in dezelfde leerjaren als op de desbetreffende vestiging voor de samenvoeging werd verzorgd.
4. Samenvoeging vindt plaats met ingang van 1 augustus.
De Wet primair onderwijs BES wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 vervalt de begripsbepaling van «deelnemers».
B
In artikel 4, derde lid, wordt «deelnemers» vervangen door «studenten».
C
Aan artikel 6a wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Het bevoegd gezag zendt onverwijld de resultaten van de monitor, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, aan de inspectie.
D
In artikel 26, derde lid, wordt «leerlingen en deelnemers» vervangen door «leerlingen, deelnemers, vavo-studenten en studenten».
E
In artikel 27, tweede lid, onderdelen d en e, wordt «leerlingen en deelnemers» vervangen door «leerlingen, deelnemers, vavo-studenten en studenten».
In artikel 1 van de Wet register onderwijsdeelnemers wordt in de begripsomschrijving van «onderwijsdeelnemer», in onderdeel c, onder 1°, «deelnemer, student» vervangen door «vavo-student, deelnemer, mbo-student, ho-student».
De Wet studiefinanciering 2000 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de begripsomschrijving van «associate degree-opleiding» vervalt «, onderdeel q,» en «, onderdeel r,».
2. In de begripsomschrijving van «bacheloropleiding» vervalt «, onderdeel q,» en «, onderdeel r,».
3. In de begripsomschrijving van «debiteur» wordt «artikel 6.2» vervangen door «artikel 6.1a».
4. In de begripsomschrijving van «masteropleiding» vervalt «, onderdeel q,» en «, onderdeel r,».
5. In de begripsomschrijving van «studiejaar» worden de onderdelen 1° en 2° geletterd a en b.
6. De begripsbepaling van «thuiswonende deelnemer» wordt vervangen door «thuiswonende mbo-student: mbo-student die niet een uitwonende mbo-student is,».
7. De begripsbepaling van «uitwonende deelnemer» wordt vervangen door «uitwonende mbo-student: mbo-student die voldoet aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 1.5,».
B
In artikel 2.12, onderdeel c en d, vervalt telkens «, onderdeel q,».
C
In artikel 2.14, onderdeel b, wordt «student» vervangen door «ho-student».
D
In de artikelen 4.13 en 5.15 wordt «in staat wordt om met arbeid niet meer dan 20% te verdienen van het maatmaninkomen in de zin van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten» vervangen door «duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie meer heeft in de zin van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten of op enig moment niet langer in staat is om met arbeid meer dan 20% te verdienen van het maatmaninkomen in de zin van die wet» en vervalt «, of duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie meer heeft in de zin van die wet».
E
In artikel 5.7, tweede en vierde lid, vervalt telkens «, onderdeel q,».
F
Na artikel 6.1a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Ontvangst van een lening of omzetting in een lening, of omzetting als bedoeld in artikel 6.17, verplicht degene die studiefinanciering heeft ontvangen tot terugbetaling van de lening vermeerderd met de volgens dit hoofdstuk berekende rente.
G
Artikel 6.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt «Verplichting debiteur terugbetaling studieschuld» vervangen door «Kwijtschelding aanvullende beurs bij onvoldoende inkomen»
2. Het eerste lid vervalt, onder vernummering van het tweede tot en met zesde lid tot eerste tot en met vijfde lid.
3. Het eerste lid (nieuw) komt te luiden:
1. De ingevolge hoofdstukken 4 en 5 toegekende en niet in gift om te zetten aanvullende beurs kan op aanvraag van de debiteur worden kwijtgescholden.
4. In het tweede lid (nieuw), onderdeel a, derde lid (nieuw) en vierde lid (nieuw) wordt «tweede lid» vervangen door «eerste lid».
5. In het vijfde lid (nieuw) wordt «derde lid» vervangen door «tweede lid».
H
In artikel 7.1, eerste lid, onderdeel g, en tweede lid, onderdeel c, wordt «6.2, tweede lid» vervangen door «6.2, eerste lid».
I
Artikel 8.1, eerste lid, komt te luiden:
1. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de wijze van uitbetaling van de studiefinanciering en verrekening van het toegekende bedrag aan studiefinanciering met de aan Onze Minister verschuldigde onderwijsbijdrage.
J
In artikel 11.5, eerste lid, wordt «de wet» vervangen door «de wet en de daarop berustende bepalingen».
K
In artikel 12.1b, eerste en tweede lid, vervalt telkens «, onderdeel q,».
De Wet studiefinanciering BES wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. Onderdeel c van de begripsomschrijving van «afsluitend examen» komt te luiden:
c. het met onderdeel a of b vergelijkbare examen van een vergelijkbare opleiding beroepsonderwijs of hoger onderwijs,
b. In de begripsomschrijving van «associate degree-opleiding» vervalt «, onderdeel q,» en «, onderdeel r,».
c. In de begripsomschrijving van «bacheloropleiding» vervalt «, onderdeel q,» en «, onderdeel r,».
d. Onderdeel b van de begripsomschrijving van «beroepsonderwijs» komt te luiden:
b. vergelijkbaar beroepsonderwijs,
e. Onderdeel b van de begripsomschrijving van «beroepsopleiding» komt te luiden:
b. vergelijkbaar beroepsonderwijs,
f. Onderdeel b van de begripsomschrijving van «hoger onderwijs» komt te luiden:
b. vergelijkbaar hoger onderwijs,
g. In de begripsomschrijving van «masteropleiding» vervalt «, onderdeel q,» en «, onderdeel r,».
h. De begripsomschrijving van «studiejaar» wordt als volgt gewijzigd:
1°. De onderdelen 1°, 2° en 3° worden geletterd a, b en c.
2°. Onderdeel c (nieuw) komt te luiden:
c. voor vergelijkbaar beroepsonderwijs of hoger onderwijs: tijdvak zoals gehanteerd door de instellingen die de betreffende opleidingen verzorgen,
i. In de alfabetische rangschikking worden twee begripsbepalingen ingevoegd, luidende:
vergelijkbaar beroepsonderwijs in de zin van artikel 2.9, eerste lid, onderdeel c,
vergelijkbaar hoger onderwijs in de zin van artikel 2.9, eerste lid, onderdeel c,
j. De begripsomschrijving van «voltijdse opleiding» wordt als volgt gewijzigd:
1°. De onderdelen 1° en 2° worden geletterd a en b.
2°. Onderdeel b (nieuw) komt te luiden:
b. vergelijkbaar hoger onderwijs,
2. In het tweede lid wordt «een daarmee vergelijkbare opleiding waarvoor criteria zijn vastgesteld bij ministeriële regeling» vervangen door «vergelijkbaar hoger onderwijs».
B
Artikel 2.9, eerste lid, komt te luiden:
1. Voor studiefinanciering BES kan in aanmerking komen degene die is ingeschreven
a. als mbo-student aan een instelling die een beroepsopleiding verzorgt,
b. als ho-student aan een instelling die een associate degree-opleiding, bacheloropleiding of masteropleiding verzorgt, of
c. als mbo- of ho-student voor beroepsonderwijs of hoger onderwijs anders dan het onderwijs in de zin van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES of de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek waarvoor criteria zijn vastgesteld bij ministeriële regeling.
C
In artikel 2.10, derde lid, wordt «een opleiding volgt als vastgesteld bij ministeriële regeling» vervangen door «vergelijkbaar beroepsonderwijs of hoger onderwijs volgt».
D
Artikel 3.5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «aan een opleiding buiten een openbaar lichaam» vervangen door «aan een opleiding buiten Nederland» en wordt «van de opleiding in het beroepsonderwijs of het hoger onderwijs buiten een openbaar lichaam» vervangen door «van diens opleiding buiten Nederland».
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip wordt in het eerste lid voor «buiten Nederland» gelezen «buiten het Europese deel van Nederland».
E
In artikel 3.6 wordt «een opleiding waarvoor Onze Minister criteria heeft vastgesteld als bedoeld in artikel 1.1,» vervangen door «vergelijkbaar beroepsonderwijs of hoger onderwijs».
F
In artikel 7.4, derde lid, wordt «een opleiding wil gaan volgen of volgt aan een opleiding zoals vastgesteld bij ministeriële regeling» vervangen door «vergelijkbaar beroepsonderwijs of hoger onderwijs volgt of wil gaan volgen».
G
In artikel 8.3 wordt «de wet» vervangen door «de wet en de daarop berustende bepalingen».
De Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2.11, eerste lid, vervalt «, onderdeel aa,» en «, onderdeel q,».
B
In artikel 2.16 wordt «student» vervangen door «ho-student».
C
In artikel 11.4, eerste lid, wordt na «de wet» ingevoegd « en de daarop berustende bepalingen».
D
In artikel 12.3a, eerste lid, vervalt «onderdeel q,».
De Wet voortgezet onderwijs 2020 wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 3.40 wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Het bevoegd gezag zendt onverwijld de resultaten van de monitor, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, aan de inspectie.
B
Artikel 4.10 komt te luiden:
1. Met inachtneming van hoofdstuk 3, paragraaf 7, kan Onze Minister een school of scholengemeenschap die is ontstaan door samenvoeging van scholen of scholengemeenschappen voor bekostiging in aanmerking brengen, indien:
a. voor alle bij de samenvoeging betrokken scholen of scholengemeenschappen ten minste een bij ministeriële regeling vast te stellen percentage van de leerlingen van een vestiging van die school of scholengemeenschap afkomstig is uit dezelfde postcodegebieden als de leerlingen van een vestiging van een andere bij de samenvoeging betrokken school of scholengemeenschap; of
b. voor ten minste een van de bij de samenvoeging betrokken scholen of scholengemeenschappen sprake is van een bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 4.25, vierde lid.
2. Indien niet wordt voldaan aan het eerste lid, kan Onze Minister met inachtneming van hoofdstuk 3, paragraaf 7, een school of scholengemeenschap die is ontstaan door samenvoeging van scholen of scholengemeenschappen voor bekostiging in aanmerking brengen, indien de bij de samenvoeging betrokken vestigingen van de scholen of scholengemeenschappen zijn gelegen in dezelfde gemeente dan wel in aangrenzende gemeenten.
3. Na een samenvoeging kan op een vestiging in elk geval onderwijs worden verzorgd in dezelfde schoolsoorten, in dezelfde profielen als bedoeld in de artikelen 2.26, tweede lid, en 2.27, tweede lid, en in dezelfde leerjaren als op de desbetreffende vestiging voor de samenvoeging werd verzorgd.
4. Samenvoeging vindt plaats met ingang van 1 augustus.
C
Artikel 4.11 komt te luiden:
1. Met inachtneming van hoofdstuk 3, paragraaf 7, en van de artikelen 2.1.8 tot en met 2.1.12 van de Wet educatie en beroepsonderwijs kan Onze Minister voor bekostiging in aanmerking brengen:
a. een school voor mavo, vbo of praktijkonderwijs die wordt samengevoegd met een verticale scholengemeenschap waarvan een regionaal opleidingencentrum onderdeel uitmaakt, indien ten minste een bij ministeriële regeling vast te stellen percentage van de leerlingen van een vestiging van de bij de samenvoeging betrokken school voor mavo, vbo of praktijkonderwijs afkomstig is uit dezelfde postcodegebieden als de leerlingen van een vestiging van de verticale scholengemeenschap;
b. een school voor mavo of praktijkonderwijs die wordt samengevoegd met een verticale scholengemeenschap waarvan een agrarisch opleidingscentrum onderdeel uitmaakt, indien ten minste een bij ministeriële regeling vast te stellen percentage van de leerlingen van een vestiging van de bij de samenvoeging betrokken school voor mavo of praktijkonderwijs afkomstig is uit dezelfde postcodegebieden als de leerlingen van een vestiging van de verticale scholengemeenschap; of
c. een school die wordt samengevoegd met een verticale scholengemeenschap, indien er bij de betrokken school sprake is van een bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 4.25, vierde lid.
2. Indien niet wordt voldaan aan het eerste lid, kan Onze Minister met inachtneming van hoofdstuk 3, paragraaf 7, en van de artikelen 2.1.8 tot en met 2.1.12 van de Wet educatie en beroepsonderwijs een school of scholengemeenschap die is ontstaan door samenvoeging van scholen of scholengemeenschappen voor bekostiging in aanmerking brengen, indien de bij de samenvoeging betrokken vestigingen van de scholen of scholengemeenschappen zijn gelegen in dezelfde gemeente dan wel in aangrenzende gemeenten.
3. Na een samenvoeging kan op een vestiging in elk geval onderwijs worden verzorgd in dezelfde schoolsoorten, in dezelfde profielen als bedoeld in de artikelen 2.26, tweede lid, en 2.27, tweede lid, en in dezelfde leerjaren als op de desbetreffende vestiging voor de samenvoeging werd verzorgd.
4. Samenvoeging vindt plaats met ingang van 1 augustus.
1. Indien het bij koninklijke boodschap van 26 oktober 2020 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet voortgezet onderwijs 2020 en diverse andere wetten in verband met het opnemen van invoeringsrecht in en het overbrengen van overgangsrecht naar de Wet voortgezet onderwijs 2020 en wegens aanpassing van verwijzingen in andere wetten (Invoerings- en aanpassingswet WVO 2020) (Kamerstukken 35 611) tot wet is of wordt verheven en die wet eerder in werking is getreden of treedt dan deze wet, komt artikel IV, onderdeel A, van deze wet te luiden:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel b, subonderdeel 1, komt te luiden:
1°. een openbare of een uit openbare kas bekostigde bijzondere basisschool of school of een ingevolge artikel 2.68 van de Wet voortgezet onderwijs 2020 aangewezen instelling voor voortgezet onderwijs;.
2. Onderdeel f komt te luiden:
1°. een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onder b tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES of een diploma hoger algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in artikel 2.4 onderscheidenlijk artikel 2.5 van de Wet voortgezet onderwijs 2020;
2°. een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen diploma van onderwijs aan een instelling voor voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 2.68 van de Wet voortgezet onderwijs 2020;
3°. een ander krachtens artikel 2, eerste lid, onderdeel c, voor de toepassing van deze wet aangewezen diploma;.
2. Indien het bij koninklijke boodschap van 26 oktober 2020 ingediende voorstel van wet tot Wijziging van de Wet voortgezet onderwijs 2020 en diverse andere wetten in verband met het opnemen van invoeringsrecht in en het overbrengen van overgangsrecht naar de Wet voortgezet onderwijs 2020 en wegens aanpassing van verwijzingen in andere wetten (Invoerings- en aanpassingswet WVO 2020) (Kamerstukken 35 611) tot wet is of wordt verheven en die wet later in werking treedt dan deze wet, komt artikel XLIX, onderdeel A, van die wet te luiden:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel b, onder 1°, wordt «artikel 117 van de Wet voortgezet onderwijs BES» vervangen door «artikel 2.68 van de Wet voortgezet onderwijs 2020» en wordt «inrichting voor voortgezet onderwijs» vervangen door «instelling voor voortgezet onderwijs».
2. Onderdeel b, onder 2°, komt te luiden:
2°. een ingevolge artikel 2.66 van de Wet voortgezet onderwijs 2020 aangewezen bijzondere school voor voortgezet onderwijs, in een openbaar lichaam;.
3. In onderdeel f, onder 1°, wordt «artikel 13 onderscheidenlijk artikel 14 van de Wet voortgezet onderwijs BES» vervangen door «artikel 2.4 onderscheidenlijk artikel 2.5 van de Wet voortgezet onderwijs 2020».
4. In onderdeel f, onder 2, wordt «een inrichting voor voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 117 van de Wet voortgezet onderwijs BES» vervangen door «een instelling voor voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 2.68 van de Wet voortgezet onderwijs 2020».
Indien het bij koninklijke boodschap van 15 oktober 2020 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met een vereenvoudiging van de bestuurlijke inrichting van het stelsel voor beroepsonderwijs door omvorming van het aoc tot verticale scholengemeenschap en een andere invulling van bevoegd gezag (Wet bestuurlijke harmonisatie beroepsonderwijs) (Kamerstukken 35 606) tot wet wordt verheven en artikel III, onderdeel M, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan deze wet, vervallen de artikelen XIII, onderdeel D, en XIX, onderdeel C, van deze wet.
Indien het bij koninklijke boodschap van 18 september 2020 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, de Wet studiefinanciering 2000 en de Wet op het onderwijstoezicht in verband met een verbeterde regeling voor diverse onderwerpen op het terrein van het hoger onderwijs en de studiefinanciering (Variawet hoger onderwijs) (Kamerstukken 35 582) tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdeel G, van die wet eerder in werking treedt of is getreden dan artikel X, onderdeel F, van deze wet, komt artikel X, onderdeel F, van deze wet te luiden:
F
Artikel 7.3j komt te luiden:
Een student die is ingeschreven voor een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs kan, uit onderwijseenheden die door een instelling worden verzorgd, een programma samenstellen waaraan een examen is verbonden. Indien nodig wijst het instellingsbestuur een examencommissie aan die met het verlenen van toestemming als bedoeld in artikel 7.12b, eerste lid, onderdeel c, is belast.
1. Deze wet treedt, met uitzondering van artikel XIV, onderdeel C, in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
2. Artikel XIV, onderdeel C, treedt in werking met ingang van 1 augustus 2022.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,