Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is ter uitvoering van artikel 1, tweede lid, van de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag een regeling te treffen omtrent het voortduren van de werking van artikel 8, eerste en derde lid, van die wet;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De werking van artikel 8, eerste en derde lid, van de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag, in werking gesteld bij het Besluit van 22 januari 2021, houdende inwerkingtreding en inwerkingstelling van artikel 8, eerste en derde lid, van de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag (Stb. 2021, 24), duurt voort.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister-President, de Minister van Algemene Zaken,
De Minister van Justitie en Veiligheid,